[Schoon & Haaks]
Jan Paul Hinrichs
Deze rubriek bespreekt publicaties van privédrukkers en marginale uitgevers. Recensie-exemplaren kunnen worden gestuurd naar de samensteller, Terweeweg 3-A, 2341 CL Oegstgeest (janpaul@hinrichs.nl).
De Gouden Reaal: huisuitgeverij van L.Th. Lehmann
Onder de Amsterdamse imprint De Gouden Reaal verschenen sinds 1995 ruim veertig titels, sommige in meerdere edities. Het gaat hierbij vrijwel uitsluitend om teksten van L.Th. Lehmann of werk dat door hem is vertaald. De boekjes komen in beperkte oplage uit maar zijn niet bibliofiel: ze worden naar behoefte bijgeprint. Uitgeefster Alida Beekhuis vertelt in een interview met Anton de Goede voor vpro Boeken het volgende over haar onderneming: ‘Een aantrekkelijke tekst, een PC met daarop een grafisch programma, een redelijke printer en een boekbindcursus. Dat is alles wat nodig is om een miniuitgeverijtje te beginnen. […]. Omdat één boekje maken al gauw drie kwartier kost, was de oplage altijd uiterst klein. Van één boekje […] heb ik er zo’n vijftig gemaakt, maar verder bleef de oplage beneden de 15 en eigenlijk produceerden wij altijd alleen op aanvraag. […] Ik maak steeds zo’n vijf exemplaren tegelijk; zit er nog een tikfout in, dan is die ogenblikkelijk te herstellen. Dat is het voordeel van deze manier van “drukken”’ (5 december 2006). Het resultaat is een uitgeefpraktijk rond een Nederlandse auteur waarvan ik zo gauw geen tweede voorbeeld heb. De Gouden Reaal print niet eerder gebundelde of onuitgegeven werk van Lehmann. Een van de omvangrijkste uitgaven is De muziek van Louis Lehmann: 41 radiopraatjes bij de vpro: een keuze uit de ongeveer 450 radiopraatjes van de diskjockey Lehmann die vanaf 1995 ruim tien jaar een radiorubriek bij de vpro had. Alle genres kwamen aan bod: klassiek, jazz, pop en folk. Zuid-Amerika was een constant thema, maar ten gehore kwamen ook Franse componisten, Turkse tango’s, Griekse draaiorgels en Schotse doedelzakken. De keuze draaide vooral om onbekende muziek: ‘Ik draai nu eenmaal altijd graag verwaarloosde componisten, ongeacht de nationaliteit’. De wereld is groter dan je denkt: die boodschap geeft de immer nieuwsgierige Lehmann de luisteraar mee. Hij zakt daarbij graag diep terug in de tijd en laat zijn leeftijd nadrukkelijk meespreken. In 2004 kan hij nog voor de radio zeggen: ‘Voor de oorlog hoorde je haar nog wel eens op de radio, Delia Murphy.’ Dezelfde ruime thematiek als in de radiopraatjes vinden we terug in Lehmanns eigen Composities voor piano, een bladmuziekuitgave
[pagina 151]op A-4 formaat. De uitgever vermeldt dat de muziekstukken zijn ontstaan in de periode tussen 1938 en 2006. Het gaat vooral om dansmuziek: een Zweedse wals, een Argentijnse mazurka, veel tango’s, Braziliaanse liedjes, Griekse balletmuziek, maar ook de ‘Unilever suite’, met de mededeling ‘Uit de tijd dat ik bij Lintas werkte op de reclameafdeling’. In 2011 verscheen bij De Gouden Reaal Scheepsjournaal 28 april tot 8 mei 1948. Het is de tijd dat Louis Lehmann vanuit Antwerpen met zijn vader, de kapitein, meevoer op de ss. Algorab naar Livorno. Hij studeerde rechten in Leiden en repeteerde zakenrecht aan boord. Al gauw had hij genoeg van de tafelgesprekken met de officieren: ‘Verlang naar het eind van de eenzaamheid en van het gezelschap der bevaren kantoorbedienden. Het is vreemd hoe dicht iets aangenaams naast iets vervelends is. […] Nu is de zeereis iets onwerkelijks met een vage toon van tijd verknoeien’. Een recente uitgave is de bundel Jordaankroniek die vooral gedichten van Lehmann over stadsvogels bevat. Op een dieper niveau gaat het hier om observaties van een verborgen, onmetelijke wereld die, net als in de muziek, met nieuwsgierigheid valt bloot te leggen. Een datering ontbreekt. In een van de gedichten blikt Lehmann vol zelfironie terug op een ‘ludiek protest’ met aanklachten, geschreven op briefjes die hij in flessen in de grachten gooide, tegen ‘Samkalden of een Lammers, en / ander gespuis’. Lehmann was toen hij dat deed, zoals hij schrijft, ‘stokoud, / nog net niet pensionabel’.
L.Th. Lehmann in uitgaven van De Gouden Reaal, Amsterdam: De muziek van Louis Lehmann: 41 radiopraatjes bij de vpro. 2006. 48 p., € 10. Composities voor piano. 2de druk 2009. 84 p., € 11. Scheepsjournaal 28 april tot 8 mei 1948. 2011. 10 p., € 8. Jordaankroniek. 2014. 24 p., € 6. (aabeekhuis@hetnet.nl; zie voor een overzicht van leverbare titels http://www.louislehmann.nl/pdf/LL%20BIBLIOGAFIE-04-14.pdf).
Studio 3005: kwartet voor Poetry International
Op 10 juni 2014 verscheen op de website van Drukwerk in de Marge een bericht van drukker Marc Vleugels van Studio 3005: ‘Vanaf morgen sta ik 5 dagen (t/m zaterdag) te onthaasten op de Poetry International in de Rotterdamse Schouwburg. Iedere namiddag en avond druk ik live, in boekdruk, met houten letters, citaten van de festivaldichters. Ook zijn de vier nieuwe boekjes uit Reeks 107 met gedichten van 4 van de festivaldichters aan mijn stand verkrijgbaar (naast alle andere deeltjes).’ Vleugels maakt zijn reputatie waar van productieve private presser die deze rubriek hem eerder toedichtte. Wederom valt de speelse, kleurige vormgeving op. Mogelijk zorgt zijn pers ook voor een primeur in drukkersland. Blanco boeken waren er al langer, zo ook het bundeltje
[pagina 152]van de Berlijnse dichter en vertaler Norbert Hummelt (1962): vier ongenummerde blanco pagina’s. Maar de tekst van twee prozagedichten is op de binnenflappen van een los omslag gedrukt en het colofon op de achterkant ervan. Is dit ooit eerder bedacht? Toepasselijk is de titel Alles stil klein in de linker bovenhoek gedrukt en is het omslag aan de voorkant verder leeg. De blokvormige gedichten zijn ook stil, verhalen op alledaagse toon en vol half afgemaakte formuleringen van een behaaglijke, broze wereld: over het ademen van een kind, het gezoem van bijen en herinneringen aan kersentaarten. ‘We vechten voor onze herinneringen’, stelt Philip Nikolayev (1966) in ‘De kunst van het vergeten’, het openingsgedicht van De waarheid zoals die zich eens voordeed. Nikolayev, geboren in Moskou, woont sinds 1990 in de Verenigde Staten en schrijft in het Engels. Net als Hummelt koestert Nikolayev herinneringen. Het gedicht ‘Een hang naar zwerven’ verhaalt van ‘die grootste paradox van allemaal – / een gelukkige Sovjet-kindertijd’. Deze speelt zich af in Moldavië, in een kamer en keuken zonder toilet en stromend water maar ‘Er school grote schoonheid in die vuiligheid’. De hele Sovjet-Unie openbaart zich als een oma verschijnt: ‘Ze was hoofd van de marxisme-leninisme-faculteit / aan de Staatsuniversiteit voor Energetica in Ivanovo / […] en een schat van een mens; ze hield van me en verwende me vreselijk / en haar bosbessentaart was natuurlijk de beste / van de wereld.’ Tegenover deze losjes opererende, mijmerende dichters komt de Zweedse dichteres Ann Jäderlund (1955) in de vijf gedichten van Waarom zijn we niet in het paradijs? somber over: ‘Ik ging dood gisteren en sinds mijn geboorte’. Hier geen mythische taarten en vertaaltoon maar minimalisme: ‘Zeggen is weinig. Eenvormigheid / die er een veelvoud van maakt.’ In minieme oplage verscheen nog Geheim op klaarlichte dag, uitbundige liefdespoëzie van de Frans-Algerijnse dichter Habib Tengour (1947), waarin het decor wisselt van het bergdorp van zijn jeugd naar de Parijse metro. Een veelvoud aan stemmen, in Rotterdam ten gehore gebracht, komt zo in een kleurig kwartet bijeen. Studio 3005 biedt ook inhoudelijk iets verademends: namen die men bij andere persen niet tegenkomt.
Norbert Hummelt, Alles stil. Vert. Erik de Smedt. 2014. 4 p. 36 ex. € 21,50. Philip Nikolayev, De waarheid zoals die zich eens voordeed. Vert. Jabik Veenbaas. 2014. 8 p. 36 ex. €
[pagina 153]23,50. Habib Tengour, Geheim op klaarlichte dag. Vert. Kiki Coumans. 2014. 12 p. 26 ex. € 23,50. Ann Jäderlund, Waarom zijn we niet in het paradijs? Vert. Lisette Leustermans. 2014. 8 p. 36 ex. € 23,50. (Studio 3005, Van ’t Hoffstraat 27, 2665 JL Bleiswijk 3005@bart.nl).
Utrechtse bohème: Jacques Boersma en Theo F. den Heijer
De schrijver en kunstenaar – misschien vooral levenskunstenaar – Jacques Boersma (1932-1979), die onder het internationale pseudoniem Alain Teister opereerde, blijft bekend om zijn geschilderde crucifixen en zijn enigszins woeste, melancholieke aan een Italiaanse filmacteur herinnerende verschijning. Na de postume publicatie van Verzamelde gedichten (1988) werd het stil rond zijn literaire oeuvre waartoe ook theaterteksten, recensies en honderden actuele versjes op pagina 2 van Vrij Nederland behoren. Boersma werd geboren en stierf in Amsterdam maar draaide twintig jaar mee in de Utrechtse bohème waar hij William Kuik, Jan Emmens en Theo Sontrop ontmoette. Ook was hij bevriend met de onderwijzer en bijlesleraar Theo F. den Heijer (1928) die met Pavane voor de schouwburg (1959), ‘de Utrechtse De avonden’, zijn enige romanpublicatie beleefde. Het boek kwam uit bij drukkerij Heijnis te Zaandijk, waarbij ook W.F. Hermans’ Erosie en het debuut van Wolkers verschenen. In de roman komt Boersma voor als de zelfverzekerde, bebaarde Beaujolais drinkende artiest Louis Dwuim. Andere romans van Den Heijer bleven onuitgegeven. Midden jaren vijftig was Boersma’s zolderkamer op Oude Gracht 78 een centrum voor artistiekelingen. In De Utrechtse Boekhouder (2013, nr. 6), een tijdschrift dat het locale literaire erfgoed met diepgang documenteert, blikt Den Heijer terug: ‘’s Nachts wandelden we vaak. De stad kreeg door deze wandelingen een heel nieuw aanzicht; het leek wel of wij elkaar de wereld lieten zien zoals hij werkelijk was.’ Hij benijdde Boersma om zijn succes bij vrouwen: ‘Ze wilden hem als om strijd uit het moeras helpen.’ Aan Den Heijer droeg Boersma een schriftje met teksten en tekeningen op dat hij bijhield tijdens een reis door Frankrijk in 1955: Uisla, ruisend als bladeren. Het schriftje is nu facsimile herdrukt. Uitgeverij Salon Saffier van Marijke van Dorst nam het met een nawoord van Niels Bokhove op in een bijreeks van De Utrechtse Boekhouder. Boersma’s dagboek is een document van dronkenmanspraat, liefde en vriendschap. Frankrijk is nauwelijks aanwezig, of het zou moeten zijn door de herkomst van drank: ‘monsieur Gérard had het zelf gemaakt en hij verkoopt er mij van zoveel ik wil tegen 43 francs de liter. Het is RUM en het percentage is 48.’ Er is ook sprake van een dorp, onbekend waar: ‘Ik heb vannacht een halve liter rum gedronken. Uisla, ik heb het je verteld, ik was niet dron-
[pagina 154]ken, niet eens wat men noemt “dronken” ik was gek, kapot niets, ik heb gekotst als een stervende jaguar, en omdat de bergen echo’s geven heeft het hele dorp het gehoord’. Uisla is de naam of bijnaam van een al dan niet fictief meisje. Boersma teert vooral op eigen ongenoegen: ‘Maar natuurlijk spreekt dit nergens anders van dan de vereenzaming der mensen. […] Dat ik dit reine papier vol pis met de ellende van alleenzijn is een kwestie van voorbijgaande waanzin en dat ben ik mij WÈL bewust.’ Het beschrijven van stadia van dronkenschap is Boersma wel toevertrouwd: ‘En toen heb ik zachtjes geglimlacht tegen mijn spiegel en het was alsof ik mezelf in een machtige rol zag verfilmd en ik zei: haha, nu werkelijk doorgaan.’ Boersma zond het cahier uit Frankrijk naar Den Heijer maar verbrak de vriendschap kort na terugkomst. Er kwam een verzoening ‘maar het werd nooit meer wat het ooit was’. Dit curieuze dronkenmanschriftje toont een kunstenaarschap in embryonale staat. Boersma geeft ook toe dat zijn woorden ‘nog geen litteratuur zijn’. Debuteren als dichter deed Boersma, als Teister, pas in 1964 bij Querido met De huisgod spreekt. Uiteindelijk werd alcoholverslaving hem fataal. Hij stierf, net aan een nieuw leven met een jonge Italiaanse begonnen, toen hij 47 was. Den Heijer bezocht zijn oude vriend in de rouwkamer: ‘Een geteisterd leven, een zoektocht naar onvindbaar geluk. Maar zijn onbeschrijflijk beginsel was hij trouw gebleven.’
Jacq. Boersma, Uisla, ruisend als bladeren. Een zelfportret. Utrecht: Salon Saffier, 2014 (Utrechtse Boekhoudpers; 8). 36 p. 40 ex. € 16 (Nachtegaalstraat 55 B, 3581 AD Utrecht info@salonsaffier.nl).
Nogmaals Boudewijn van Houten en Emile van der Borch van Verwolde
In de eerste aflevering van deze rubriek (jrg. 2014, nr. 2) was aandacht voor columns van Boudewijn van Houten en brieven van de dichter en bibliofiel Emile baron van der Borch van Verwolde. Onvermoed bleken deze auteurs iets met elkaar te maken te hebben. Van Houten schreef me dat voor de vrouwelijke hoofdpersoon Louise in zijn autobiografische roman Een andere wereld (Aspekt, 2010) een zuster van Emile model heeft gestaan. Emile komt ook zelf voor, als de handeling zich verplaatst naar de boerderij bij het familiekasteel waar zijn moeder woont: ‘Op haar boerderij had ze één kamer gewijd aan haar zoon, Floris, die in de oorlog door de Duitsers was gefusilleerd. […] En zijn bibliotheek, met talrijke door hem zelf bekostigde uitgaven en met zijn eigen dichtbundels vormde nu een heiligdom in de boerderij’ (p. 42). De roman memoreert ook het dramatische bezoek van Louise aan haar broer in de dodencel: ‘Hoe ze hem nog één keer had mogen bezoeken in de strafgevangenis van Scheveningen en hij zijn schoenen nog zo netjes gepoetst bleek te hebben. Ook dat ze sigaretten was vergeten waarom hij gevraagd had, een nalatigheid die ze nooit meer kon goedmaken’ (p. 67). Terloops vermeldt de roman dat de moeder Floris naar het gekkenhuis stuurt. In zijn mail preciseert Van Houten ‘dat “Floris” op last van zijn strenge moeder in het gekkenhuis van Rekken was opgesloten. […] Zo’n barones kon dat toen nog eventjes voor elkaar krijgen. Het verhaal moet waar zijn, want de zuster vertelde het me – en zij zal toch wel de juiste toedracht gekend hebben.’