Rob Delvigne
De Motor van Hermans
In Het bibliografische universum van Willem Frederik Hermans voegen Frans A. Janssen en Sonja van Stek aan de beschrijving van de Klondykeboekjes toe, dat ze verschenen zijn bij De Motor in een oplage van 10.000 exemplaren. Als plaats van uitgave geven ze op: ‘[Amsterdam?]’. Dat vraagteken is merkwaardig omdat Hermans zich hierover heel stellig heeft uitgelaten. Frans Janssen en ik bezochten Hermans in Haren in 1971, ter voorbereiding van onze Bibliografie van de verspreide publicaties van Willem Frederik Hermans (1972). Hoewel geen verspreide publicatie kwam het gesprek ook op de thrillers die Hermans onder het
pseudoniem Fjodor Klondyke had gepubliceerd. Ik was achter het bestaan van deze boekjes gekomen via Jan Kuijper, die als eerste over Klondyke zou publiceren in Populaire literatuur (1974). Ook al was Hermans onaangenaam verrast over het bekend worden van zijn jeugdzonde, hij wilde toch wel enige informatie geven. Hij had deze boekjes aan het eind van de oorlog geschreven tegen een vergoeding van f300, – per stuk. Ze werden na de oorlog gedrukt en verspreid via sigarenboeren en stationskiosken; het astronomische oplagecijfer van 10.000 dat Hermans noemde, heb ik altijd met een korreltje zout genomen. Hermans zal geen weet hebben gehad van de precieze oplaag en hij had er ook geen direct belang bij: hij was met een eenmalig bedrag afgekocht.
Tijdens ons bezoek noemde Hermans de naam van de drukker: De Motor, en diens adres: Tweede Weteringdwarsstraat in Amsterdam. Kort daarop ben ik door deze achterafstraat gefietst, maar van de drukkerij was geen spoor te bekennen. In het Gemeentearchief van Amsterdam raadpleegde ik oude telefoonboeken en overzichten van bedrijfsarchieven: geen vermelding van De Motor te vinden.
Sindsdien is er links en rechts over Klondyke gepubliceerd, maar niemand wist iets te achterhalen over de uitgever. Hans van Straten kwam in zijn Hermans-biografie (1999) zelfs met een uitgever uit Bandoeng opdraven, die werk van Du Perron in hetzelfde formaat als de Klondyke-titels had uitgegeven en daarom de drukker van de Thriller-serie moest zijn.
Over de periode waarin Hermans de Klondyke-boekjes schreef, publiceerde Piet Calis in Het ondergronds verwachten (1989). Klondyke komt er niet in ter sprake, wel Hans van Straten, wiens doopceel op p. 521 wordt gelicht. Op dezelfde pagina zijn de personalia opgenomen van Peter Verhoeff, die na de oorlog tot 1947 deel uitmaakte van de redactie van Podium; vervolgens werd hij redactie-assistent van Vrij Nederland. ‘Hierna zette hij met zijn vriend Waling Dijkstra een “Fabriek voor avonturenromans” op: de produktie van deze fabriek, die ongeveer tien romans bedroeg, verscheen bij de Nederlandse Keurboekerij.’
Er was voor mij niet veel reden om aandacht te besteden aan Peter Verhoeff, totdat in 2003 de biografie van Jan Arends verscheen, van de hand van Nico Keuning: Angst voor de winter. Daar kwam op p. 86 Verhoeff weer te voorschijn, voorzien van een opmerkelijk adres: ‘De kennismaking van Verhoeff
met Arends dateert van 1948, toen Arends in de Tweede Weteringdwarsstraat 8 huis woonde. Verhoeff was werkzaam in de aan dezelfde straat gevestigde Fabriek voor Avonturenromans, een bureau dat zich erop toelegde elke maand een cowboyroman af te leveren voor de Nederlandse Keurboekerij n.v. te Amsterdam. Verhoeff was een van de twee Leeuwarder jongens die dit tekstbureau hadden opgezet. Waling Dijkstra was zijn compagnon.’
De Tweede Weteringdwarsstraat en pulp: De Motor kon niet ver weg zijn! Bovendien werkte Hermans, net als Verhoeff, voor Podium en Vrij Nederland. En had Peter Verhoeff niet over zichzelf in Proefschrift van juni 1956 geschreven, dat hij ‘i.s.m. enkele vrienden gevarieerd leesbibliothekenmateriaal’ bij elkaar had gepend? Zou Hermans niet Zo’n vriend kunnen zijn geweest?
Nee dus. Verhoeff schreef pulp enkel samen met Dijkstra; met Hermans had hij nooit samengewerkt, schreef hij mij. Bovendien produceerde hij enkel voor de Nederlandsche Keurboekerij, die de oplaag van 3000 exemplaren geheel bij de leesbibliotheken afzette. We moeten dus leren leven met het feit dat De Motor en de Fabriek voor Avonturenromans twee gescheiden werelden waren en dat kort na de oorlog de Tweede Weteringdwarsstraat het kloppend hart van de Nederlandse pulpindustrie was.