René Gude
Reisbeschrijvingen van een thuisblijver
René Gude (1957) studeerde filosofie. Hij was tot 2001 hoofdredacteur en uitgever van Filosofie Magazine en tot vorig jaar directeur van de Internationale School voor Wijsbegeerte. Gude is Denker des Vaderlands van mei 2013 tot april 2015. In 2013 verscheen Stand-up filosoof, de antwoorden van René Gude, door Wilma de Rek.
Er zijn verschillende redenen aangevoerd voor het merkwaardige feit dat Immanuel Kant (1724-1804) nooit verder dan vierentwintig kilometer buiten zijn geboorteplaats Königsberg is geweest. ‘Hij hield niet van reizen,’ zegt een gemakzuchtige biograaf. ‘Hij was aanvankelijk te arm en daarna niet gezond genoeg om te reizen,’ zegt een meer diepgravende collega. De meest speculatieve biograaf beweert in alle ernst dat Kant, juist door thuis te blijven, in aanraking is gekomen met andere volken en vreemde gebruiken: ‘De Pruisische Hansestad Königsberg – het huidige Kaliningrad – ligt in een gebied waar de landsgrenzen zo snel wijzigden dat een achttiende-eeuwer die veel culturen wilde leren kennen juist buitengewoon honkvast moest zijn. Als Kant een zuivere, onbezoedelde edel-Pruis had willen blijven, zou hij hotsebotsend in een koetsje achter zijn vaderland aan hebben moeten reizen. Hij bleef echter hardnekkig op zijn plaats en heeft op die manier vele jaren in het buitenland gewoond. In Pruisen dus, maar ook in Polen en het Rusland van Catharina de Grote. Via de Russen kwam hij in aanraking met de sfeer van Parijse salons en bals en niets heeft hem ervan weerhouden zich daar vol in te storten. Er zijn ook verrukkelijke roddels over dronkenschappen en onkuise betrekkingen met jonge dames. Kant was bepaald niet onbereisd.’
Misschien zijn alle bovengenoemde verklaringen waar, maar er is nog een hypothese het onderzoeken waard: ‘Kant hield niet van reizen omdat hij de blikvernauwing, waar geen enkele reiziger aan ontkomt, niet op prijs stelde.’ Dat is contraintuïtief omdat reizen doorgaans juist met ruimdenkendheid geassocieerd wordt, maar vermoedelijk is dat de echo van de achttiende- en negentiende-eeuwse Grand Tour waar jonge mannen uit de nieuwe elite toe werden opgewekt. De tijdelijke ontsnapping aan het keurslijf van de eigen cultuur heette blik verruimend te zijn, maar ging doorgaans naar Italië, Griekenland, Turkije en Egypte om de resten van de glorierijke culturen te zien die de jongens al zeer goed uit boeken kenden. De negentiende-eeuwse verpauperde culturen in wat voorheen ‘de antieke wereld’
[pagina 4]was, waren hooguit curieus en exotisch, eerder een reden om diep overtuigd te raken van de superioriteit van de eigen cultuur. Verder was de Grand Tour expressis verbis bedoeld om ver van hun ouders uit te freaken en om seksuele ervaring op te doen voor het huwelijk. Ook dat is eerder een ventielzede voor de onverwoestbare kleinmoedige moraal thuis, dan een werkelijke bevrijding van kluisters.
Het is niet mijn bedoeling om iets lelijks te zeggen over reizen. Ik doe het zelf graag en ik heb bij Kant nooit een passage gevonden waarin hij reizenden veroordeelt. Sterker nog, Kant hield van reizigers en zorgde dat er, van de vele handelaars die Königsberg aandeden, dagelijks een aantal bij hem de lunch gebruikte. Bovendien las hij alle reisverslagen waar hij de hand op kon leggen, doceerde jarenlang Land- en Volkenkunde aan de Universiteit en kon zo beeldend over Londen praten dat zijn Britse gasten weigerden te geloven dat hij er nooit was geweest. Geen kwaad woord over reizen dus, maar het is niet zonder meer juist om aan te nemen, dat reizigers zichzelf automatisch op vooruitgang trakteren en spelenderwijs een open mind verwerven, terwijl thuisblijvers en stilstaanders onontkoombaar aan achteruitgang en benepenheid ten prooi vallen. Als dit wel het geval was konden wij het werk van Kant onmiddellijk terzijde leggen als resultaat van geborneerde achttiende-eeuwse Pruisische kleinburgerlijkheid. Zoals gezegd: hij heeft zijn petieterige Hanzestadje zelfs niet voor een midweekje verlaten. Maar het zou ook betekenen dat wij, om ruimdenkende mensen te treffen, alleen maar naar de aankomsthal van Schiphol hoeven te gaan om bij de exit van Transavia te observeren wat tijdelijke volksverheffing in een Boeing 737 voor impact heeft op de Hollandse openheid van geest. Als dat ons overtuigt, kunnen wij ook voor onszelf een last minute all inclusive boeken als shortcut to magnanimity, de kortste weg naar ruimhartigheid. Maar we hebben het rivm en scp niet nodig om te vermoeden dat de toena-
[pagina 5]me van het aantal vliegbewegingen Nederland meer geluidsoverlast en fijnstof heeft opgeleverd dan grootmoedigheid.
Nogmaals, ik zou reizen nooit afraden, maar word je er ruimdenkend van? Neen. Ruimdenkend, al te ruimdenkend, word je pas goed als je stilzit zonder afleiding en je gedachten met je op de loop gaan. Als je stil blijft zitten hoef je je ogen niet eens te sluiten om de dingen die pal voor je neus staan niet meer te zien. De dingen zijn, om met Wittgenstein te spreken, door hun alledaagsheid verborgen: je ziet ze niet omdat je ze voortdurend voor ogen hebt. Je geest kan vrijelijk dwalen en naar keuze nostalgisch verwijlen bij dingen die er niet meer zijn, of hoopvol bij zaken die er nog niet zijn, of speels bij gebeurtenissen die zich nooit zullen voordoen. Je gedachten bij het Hier & Nu houden als je op zondagochtend in je fraai ingerichte woonkamer zit? Om dat te kunnen hebben wij gezeten burgers een onmenselijk zware Zentraining nodig. De meesten van ons laten zich toch liever afleiden door de bewegingsillusies die de tv voorschotelt. In plaats van in volkomen gemoedsrust onszelf genoeg te zijn, denken we met de Buitenhofpresentator en de minister van Verkeer mee over nog niet aangelegde snelwegen, ook als we niet eens een rijbewijs hebben.
Kampioen thuiszitter
Wie stilzit verlaat mentaal onvermijdelijk zijn of haar directe omgeving, de feitelijke realiteit, waarvan het eigen lijf altijd wel deel blijft uitmaken. Dat kan heerlijke virtuele werelden opleveren, waar het goede altijd overwint, maar ook diepzwarte hersenspinsels van waaruit ontsnapping naar het licht niet meer mogelijk is. Als je lang in je vertrouwde vergeving bent gebleven en argeloos de gedachten hebt laten afdwalen, raak je opzettelijk of onopzettelijk de voeling met de realiteit kwijt. Je waarneming verslapt terwijl je herinnering en je verbeelding vrij spel hebben. Die produceren hyperactief de interessante beelden die je ‘saaie’ omgeving niet aandient. Je verzint toekomsten, je wekt verledens tot leven, je leven is elders. Het leven in de woonkamer, waarin je fysiek aanwezig en mentaal afwezig bent, is wat er met je gebeurt terwijl jij andere plannen aan het maken bent.
Gesetteld zijn is begin en hoogtepunt van alle cultuur. Alle aandacht die vroeger nodig was om in een veranderlijke omgeving overeind te blijven, is tienduizend jaar geleden vrijgekomen om niét meer te zien waar je bent en niét meer horen wat er gaande is, maar om stilzittend te denken aan waar je niét bent en aan wat je niét ziet en hoort. Daar komen schilderijen en symfonieconcerten uit voort: artificiële visuele en auditieve indrukken voor sedentaire types die hun omgeving niet meer zo verrassend vinden. Laat het feit dat wij naar Florence en Milaan reizen om kunst te zien en opera’s te horen ons niet tot de gedachte verleiden dat kunst door reisgezelschappen wordt gemaakt. Componisten zitten op een kruk achter de piano in een verwarmde ruimte en schilders dwalen nooit te ver van hun ateliers. Alleen stilzitters, liefst in onnatuurlijke hoeveelheden op elkaar gepakt in steden, zijn in
[pagina 6]de gelegenheid hun natuurlijke repertoire, de instincten, te overschrijven met cultureel repertoire. Zij maken niet alleen haute culture als een soort franje bij het ‘gewone’ leven, maar de cultuur tout court. Pas als je je aandacht niet meer bij je directe omgeving hoeft te houden, ondervind je aan den lijve wat ruimdenkendheid is. De grenzen van je wereld vallen niet meer samen met de grens van je gezichtskring of je gehoor. De grenzen van de taal worden de grenzen van de wereld. Uren kun je bezig zijn met het opstellen van een historische canon, die jou in het hier en nu moet behoeden voor fouten die al eerder gemaakt zijn. Weken kun je zoetbrengen met het verzinnen van plannen die pas in de verre toekomst gerealiseerd kunnen worden, in veel gevallen nog tevergeefs ook. Je denken wordt veel ruimer dan het Hier & Nu. Het leven is niet langer fysiek hard en mentaal simpel, maar fysiek zacht en mentaal ingewikkeld. Al die mentale nuances van wat is en ideeën over wat mogelijk nooit zal zijn, zijn niet het gevolg van reizen, maar van stilzitten.
Nu zijn er absoluut ook onvoorziene kosten van hoge cultuur in een sedentaire samenleving. Onze natuurlijke aanleg is achtergebleven bij ons cultuurlijk gebruik ervan. Dat lijf van ons, dat wij in de huiskamer achterlaten als onze gedachten in de vrijloop gaan, ziet er nog net zo uit als toen we nog nomaden waren. Homo sapiens loopt al tweehonderdduizend jaar rond en zit pas achtduizend jaar op z’n kont. Wir sind von Kopf bis Fuss auf Bewegung eingestellt. Het moet voor onze voorouders een totale revolutie zijn geweest om niet meer in grote cirkels door het bos te kruisen en bramen te verzamelen, maar in plaats daarvan een half jaar op een klapstoel
[pagina 7]naast een akker te zitten wachten tot het graan opkomt. Het is ook nogal wat anders om niet meer dagenlang achter een hert aan te jagen, maar met een riek de mest achter het ingesloten rundvee weg te scheppen. Niet meer 365 dagen per jaar rondrennen, de bosgrond afspeuren naar gekleurde besjes en steeds de volle aandacht bij omgevingsgeluiden om uit te maken of er sprake is van een kans of een bedreiging. Nee, 365 dagen in een niet veranderende omgeving rondhangen, wetend dat als je iets wilt beleven je het zelf zult moeten regelen. Dat levert vrijheid en autonomie; je bent niet afhankelijk van je omgeving, je omgeving is afhankelijk van jou. Maar het levert ook neurose en keuzestress: je kan doen wat je wilt, maar dat moet dan ook. Om met mijn moeder, ervaringsdeskundige in van noodzaak bevrijde welstand, te spreken: ‘Als jezelf niet kietelt dan lach je nooit.’ Toch lachte zij niet altijd.
Mijn conclusie is dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten als Immanuel Kant: het grootste deel van het jaar in een koets pendelend van doorzonwoning naar werkplek. De som van al die heen en weer bewegingen is nul, de verandering van omgeving nihil. Als onze nomadische natuur opspeelt lopen we lekker even het bos in met de hond. En wat wij wel doen en Kant niet: we reizen twee weken per jaar, soms zelf vier. Toch is dat altijd maar een tijdelijke regressie naar prehistorische gemoedstoestanden van mensen die zich al tienduizend jaar nauwelijks van huis & haard verwijderen. Wat wij reizen noemen is absoluut niet bedoeld om ruimer te gaan denken, maar juist om weer eens ouderwets in een niet vertrouwde wereld volkomen in beslag genomen te worden door overzichtelijke levensvragen als: ‘Waar eten we vanavond?’ en ‘Doen we het nu even met elkaar of wachten we tot na het dutje?’
Maar dit soort reisjes – die niets te maken hebben met het fysiek zware en mentaal lichte leven van onze voorouders – zijn maar een onderdeel van het uitgebreide pakket maatregelen die we door de eeuwen heen verzonnen hebben om onvoorziene kosten van de sedentaire beschaving binnen de perken te houden. Voor het beperken van wilde gedachten is meditatie ook zeer geschikt en daar kun je zoals bekend bij blijven zitten. Chemische middelen voldoen ook uitstekend, het lijkt wel of er in de genots- en medicinale middelen een steeds grotere verscheidenheid komt. ‘Geniet nooit met mate’, zegt Loesje. Sport is speciaal ontwikkeld om je op een heel klein speelveld met verstikkende regels niet te hoeven vervelen. Kunst is bedoeld om kleur en variatie te brengen in vaste decors en religie is een beproefd middel om de profane saaiheid van eindeloos herhaald huishoudelijk werk – met name voedseltoebereiding, reinigingswerkzaamheden en sleurgevoelige seksuele handelingen – te heiligen. Al deze middelen zijn geëigend, zolang het niet te bont gemaakt wordt.
Maar nu zou ik toch ook een lans willen breken voor wat Kant met Kritiek van de zuivere rede bedoelde. Dat is ook een methode om de verzinsels van stilzitters in te perken. ‘Kritiek’ betekent ‘begrenzing, inperking’ en ‘zuivere rede’ betekent ‘gedachten en gesprekken die zich aan de empirie niets gelegen laten liggen’. In dat ty-
[pagina 8]pe ‘zuivere’ gedachten raken we allemaal onwillekeurig verstrikt als onze omgeving onze aandacht niet opeist. Gedachten zijn vrij voor dagdroom en tobberij. Kant – de kampioen thuisblijver – heeft niet alleen mentaal gedwaald, hij heeft zich compleet vergaloppeerd. Kant was een extreme wilddenker die een niet minder extreem systeem heeft opgebouwd om z’n hersenspinsels weer enigermate in de buurt van de realiteit te krijgen. Het aantrekkelijke daaraan is de instemming met de gedachtewereld, de Bejahung der Gedankenwelt. De wilde gedachte, je zuivere rede, is voor Kant niet een plaag die je met chemische middelen te lijf gaat. Je verbergt je er ook niet voor in een leeg gemediteerd Nirwana. Je moet de moed hebben de teugels te vieren en je gedachten volledig met je op de loop te laten gaan. De verwarde en nerveuze bende die daardoor in je hoofd ontstaat is verontrustend, maar tegelijk het veelbelovende materiaal voor artistieke en wetenschappelijke ideeën. Een idee is de voorstelling van iets aardigs dat zich in de ervaring nog niet voordoet.
Het loslaten van je gedachten is een hachelijke zaak. Alleen als je de rede ook weer weet te beteugelen, komen kunst en wetenschap tot stand. De bevrijde rede is als een meeuw die het waagt, hoog boven de klei van aardse gewoonten, van steeds groter hoogte naar ongekende mogelijkheden te speuren. Maar de gedachtenkunstenaar moet de weerstand van de lucht blijven voelen en niet op het idee komen dat het in het luchtledige nog veel beter zou gaan. Door thuis te blijven heeft Kant de condities voor vrijdenken optimaal gemaakt. De Kritiek van de zuivere rede is een vliegcursus, die de brevethouder in staat stelt de grootste mate van ruimdenkendheid te bereiken, zonder de verbinding met de ervaring helemaal te verliezen.
Over het gehele werk
auteurs
over L.Th. Lehmann
Over dit hoofdstuk/artikel
auteurs
over Immanuel Kant
beeld van Immanuel Kant