Petra Couvée+
Leemten in het lot
Hoe Dokter Zjivago gedrukt werd in Nederland
Het is juli 1958 als de Haagse drukkerij Mouton & Co een anonieme drukorder voor een Russische roman ontvangt. Er wordt een afspraak gemaakt voor de afhandeling. Mouton & Co besluit twee afgevaardigden te sturen: iemand van de drukkerij en iemand van de wetenschappelijke uitgeverij die boven de drukkerij gehuisvest is. De twee worden opgehaald en naar een onbekende plaats gereden. Daar wacht hen een net geklede heer die zichzelf niet nader bekend wil maken. Hij is in het bezit van negatieven van de roman, zogenaamde fotostaten; die hoeven alleen maar op de pers te worden gelegd, zegt hij, het drukken op zichzelf zal geen probleem zijn. Dan ziet de afgevaardigde van de uitgeverij die wat Russisch kent, tot zijn verbazing dat het om de veelbesproken roman van de Russische schrijver Boris Pasternak gaat. Een goudmijn! Maar daarvan wil de onbekende heer niets weten: duizend stuks luidt de order en voor 1 september bij de heer in kwestie af te leveren. Nog geen twee maanden later, op 24 augustus 1958, verschijnt de eerste Russische uitgave van Dokter Zjivago, de beroemde roman van de Nobelprijswinnaar Boris Pasternak (1890-1960), in Nederland bij de Haagse drukkerij Mouton & Co.
Over de verschijning van de roman is de afgelopen veertig jaar veel geschreven. De Italiaanse, Franse, Amerikaanse en Russische kanten van de geschiedenis zijn inmiddels uitgebreid belicht. Maar over de juiste toedracht van de Haagse uitgave tastte men jaren in het duister. Waarom en hoe het manuscript, of liever, de manuscripten van Dokter Zjivago in Nederland verzeild raakten en wie de drukorder gaf, was tot nu toe onduidelijk.
Uitnodiging voor executie
De roman – die tegenwoordig in het Westen vrijwel verstoft is en zijn bekendheid nog slechts dankt aan de honingzoete verfilming door David Lean uit 1965 – sloeg destijds in als een bom. Eén jaar na de verschijning van Dokter Zjivago werden er wereldwijd 658 artikelen aan Pasternak en zijn roman gewijd: Pasternak was een held en zijn roman was groot.
Dokter Zjivago beschrijft de lotgevallen van de dichter/arts Joeri Zjivago tegen
de achtergrond van de roerige eerste decennia van de twintigste eeuw. De liefdesgeschiedenis, de filosofische beschouwingen, het apolitieke karakter en de christelijke motieven – met name in de aan de roman toegevoegde gedichten van Joeri Zjivago – maakten de roman in de Sovjet-Unie omstreden en lastig te publiceren.
Toen Pasternak in mei 1956 het ongekuiste manuscript van zijn roman in een opwelling aan een agent van de communistische Italiaanse uitgeverij Feltrinelli ter vertaling had afgestaan, was hij zich bewust van het gevaar dat hij liep. Zijn boek zou nu in open water belanden en een reis over de wereld beginnen. In het Westen reageerde men enthousiast. De roman werd op voorhand vergeleken met Joyce’s Ulysses, Goethe’s Faust en, jawel, de Bijbel. Voor de grote groep emigranten was het boek een levensteken van een doodgewaande zoon, het voorbeeld van een dissident werk avant la lettre. De inlichtingendiensten zagen in dit ‘meesterwerk van de destalinisatie’ een belangrijk wapen in de psychologische oorlog die zich in de jaren vijftig verscherpte naarmate de Sovjet-Unie na de dood van Stalin liberaler en sympathieker werd. Voor de uitgevers betekende Dokter Zjivago geld, veel geld. En deze touwtrekkerij om de roman tussen uitgeverijen, emigrantenorganisaties en veiligheidsdiensten maakte het publiek alleen maar nieuwsgieriger en gretiger.
In de winter van 1955 had Pasternak zijn roman aan verschillende Russische uitgevers ter beoordeling aangeboden. Aan het toonaangevende literaire tijdschrift Novyj Mir (De nieuwe wereld), aan Goslitizdat, de staatsuitgeverij, en aan Znamja (De banier), dat in 1954 al de minst christelijke gedichten van Joeri Zjivago had afgedrukt, voorzien van een inleiding waarin de roman werd aangekondigd. Maar voorjaar 1956 had Pasternak positieve noch negatieve reacties ontvangen; in september 1956 wees Novyj Mir de roman af op grond van ‘ideologische tekortkomingen’.
Toch was het niet geheel naïef van Pasternak om in 1956 te denken dat een zo controversiële roman als Dokter Zjivago in Rusland gepubliceerd kon worden. De geheime rede van Chroesjtsjov van 25 februari 1956 op het twintigste partijcongres, waarin hij met Stalins politiek afrekende, had voor een voorzichtig optimisme gezorgd. Doedintsevs roman Niet bij brood alleen, niet minder controversieel dan Dokter Zjivago, verscheen datzelfde jaar in afleveringen in Novyj Mir. Er bestonden die zomer zelfs plannen in Moskou voor de oprichting van een onafhankelijke uitgeverij. Alle reden tot hoop dus. Het neerslaan van de Hongaarse opstand in de herfst bracht echter een abrupt einde aan die stemming van vrijheid, initiatief en plannenmakerij.
Als in mei 1956 op Radio Moskou gewag wordt gemaakt van een roman ‘in dagboekvorm, die driekwart eeuw omvat en met de Tweede Wereldoorlog eindigt’, besluit Feltrinelli’s agent diezelfde dag nog Pasternak in het schrijversdorp Peredelkino op te zoeken. Aan het eind van hun gesprek stelt hij Pasternak voor een Italiaanse vertaling van de roman bij Feltrinelli uit te geven. Als de roman in de ussr wordt geaccepteerd, hoeft de Italiaanse vertaling ervan bij een communistische uitgever toch geen bezwaar te zijn? Maar Pasternak is er niet erg gerust op. Bij de overhandiging van het manuscript spreekt hij zijn angstige voorgevoel uit:
‘Hierbij nodig ik U uit voor mijn executie.’ In juni 1956 komt het manuscript bij Feltrinelli terecht. Op 13 juni wordt een contract tussen Feltrinelli en Pasternak ondertekend waarin de uitgever alle rechten op Dokter Zjivago in het Westen verkrijgt, behoudens die van een in de Sovjet-Unie uit te brengen Russische uitgave.1
Op het moment dat Pasternak zijn manuscript afstaat, is hij dus nog steeds van plan de roman in Rusland te laten verschijnen. Begin 1957 schrijft staatsuitgeverij Gozlitizdat aan Feltrinelli het plan te hebben in september de roman in verkorte versie uit te brengen en vraagt hem te wachten met de Italiaanse editie. Een sluwe zet van de sovjet-autoriteiten, blijkt later.2 Pasternak is namelijk net (voor de vijfde maal) voorgedragen voor de Nobelprijs. Het Nobelprijscomité stelt als eis de genomineerde romans ook in de originele taal te kunnen beoordelen.3 Door de Russische uitgave te traineren hopen de autoriteiten dat Pasternak de Nobelprijs zal mislopen.
Onder druk van de schrijversbond van de Sovjet-Unie zendt Pasternak vervolgens aan alle uitgevers die vertalingen voorbereiden (en dus ook Feltrinelli) een telegram met het verzoek de publicatie tegen te houden. Maar Feltrinelli doorziet de dwang erachter en zet zijn plannen gewoon door. In de zomer van 1957 wordt besloten Dokter Zjivago definitief niet in de Sovjet-Unie uit te brengen: de bond meent dat de roman op vitale punten afwijkt van de officiële ideologie en bovendien ongelegen komt. Hij veroordeelt een uitgave in het buitenland als verraad en meent dat Pasternak op winstbejag uit is. De voorzitter van de bond reist naar Italië om Feltrinelli over te halen de Italiaanse vertaling niet uit te brengen. Feltrinelli houdt echter voet bij stuk en zo verschijnt de roman op 15 november 1957 in een oplage van zesduizend exemplaren, die in één dag uitverkocht raakt.
Maar Pasternak blijkt niet alleen met Feltrinelli in onderhandeling. De Franse slaviste Jacqueline de Proyart vertelt hoe zij in januari 1957 met Pasternak heeft kennisgemaakt tijdens een bezoek aan Rusland.4 Daar hoort ze voor de eerste maal van Dokter Zjivago. Op een dag ziet ze in de keuken van het Skrjabin-museum een dik typoscript met een blauwe kaft liggen. Aangezien de kopie voor iemand anders bestemd is, kan ze ter plekke maar een paar passages lezen. Lang genoeg om in te zien dat het hier om een meesterwerk gaat. Als ze op nieuwjaarsdag uitgenodigd wordt in gezelschap van anderen Pasternak op zijn datsja te bezoeken, grijpt ze die kans met beide handen aan. Het klikt en al snel stelt Pasternak zo’n groot vertrouwen in De Proyart dat hij haar bij vertrek naar Parijs in februari belast met twee taken: het maken van een Franse vertaling en te zorgen voor een Russische uitgave van de roman in het Westen. Hij geeft haar een kopie van een verbeterde versie van de roman mee.
Terug in Parijs neemt De Proyart direct contact op met Gallimard. Van het manuscript worden drie microfilms gemaakt. Ook voor de Russische uitgave zoekt ze een uitgever. De slavist Roman Jakobson pleegt tijdens zijn verblijf in de Franse hoofdstad ’s ochtends ontvangst te houden in het beroemde café Flore aan de boulevard St. Germain, waar De Proyart ook komt. Ze kent hem nog van Harvard, waar ze ooit bij hem colleges over Pasternak heeft gevolgd. Waarschijnlijk is het Jakobson geweest die haar zijn wetenschappelijke uitgever Mouton & Co heeft aanbevolen.
Het schapenproject
Tot 1953 fungeerde Mouton & Co voornamelijk als drukkerij, de incidentele uitgave van Van Eedens De kleine Johannes daargelaten. Een stabiel, bloeiend bedrijf, dat dreef op enkele grote orders als het drukken van girokaarten voor de ptt. Begin jaren vijftig ontstaan er plannen de drukkerij uit te breiden met een wetenschappelijke uitgeverij. Peter de Ridder, oud-employé van drukkerij Brill, wordt aangetrokken om een Slavische serie op te zetten. C.H. van Schooneveld, hoogleraar Russische taalkunde te Leiden, wordt aangesteld als redacteur. Tot de overname door Elsevier en De Gruyter in de jaren zeventig zullen ze enkele honderden titels uitbrengen, onder meer van beroemde linguïsten als Van Wijk, Jakobson en Chomsky.
De Proyart schrijft Mouton & Co aan. Een vergadering wordt belegd op 12 december 1957 in Parijs. Daar zijn behalve De Proyart en haar echtgenoot, die als advocaat van Pasternak optreedt, namens Mouton & Co De Ridder en Van Schooneveld aanwezig. De problemen over de rechten van de roman doen het aanvankelijk enthousiasme van de Nederlanders bekoelen. Bovendien voelt Van Schooneveld er weinig voor zijn sovjet-auteurs onnodig in gevaar te brengen vanwege een roman: ‘Het paste niet in een van mijn series. Daar hoorde gewoon geen roman in. Bovendien had ik toen het idee – enfin, ik denk niet dat er een slavist is van mijn generatie die niet met walging neerkeek op dat sovjet-regime, alleen al om de persoonlijke tragedies – dat ik mijn steentje kon bijdragen door sovjet-linguïsten een kans te
geven om in het buitenland bekend te raken. Dat gaf ze een zekere positie in eigen land. Dat heb ik heel welbewust gedaan. En toen had ik dus de keus, enerzijds had je dus die meneer Pasternak die op het einde van zijn leven zo gezegd nog naar Canossa wilde gaan en in de tweede plaats had ik een aantal sovjet-auteurs waarmee ik een permanente band wilde opbouwen. Dokter Zjivago kwam toch wel uit, dat is een beroemd man, een sensationele roman. Maar het zou Mouton schade doen. Ik heb het niet gesaboteerd, maar ik heb daar niet positief over geadviseerd.’5
Toch vertrekken de Nederlanders de volgende dag uit Parijs met de microfilm van Dokter Zjivago. Onderweg in België verliest De Ridder, die nog maar pas heeft leren autorijden, de macht over het stuur en rijdt tegen een boom. Al liftend bereiken ze Nederland, waar de microfilm in de kluis op de uitgeverij wordt gelegd.
In zijn briefwisseling met De Proyart informeert Pasternak intussen – in het Frans om de censuur te misleiden – naar de vorderingen van ‘de schapen’ (les moutons) en naar het ‘schapenproject’ (projet moutonniers). Hij maant haar, mocht Feltrinelli akkoord zijn, haast te maken met de Russische uitgave.
Via de Amerikaanse uitgever en slavist Carl Proffer kennen we de Amerikaanse kant van de Dokter Zjivago-story.6 Hij beschrijft hoe eind 1957, begin 1958 de Amerikaanse uitgever en trotskist Felix Morrow door een vrouw in opdracht van de cia wordt benaderd voor een ‘verbazingwekkend aantrekkelijke opdracht’. De vrouw in kwestie is Elsa Poretski, de weduwe van de voormalig Komintern geheim agent Ignace Reiss (pseudoniem van Poretski), die in de jaren vijftig uit wraak voor de moord op haar man als adviseur voor de Amerikaanse inlichtingendienst is gaan werken. De ‘verbazingwekkend aantrekkelijke opdracht’ behelst het zetten van Dokter Zjivago in een voor Amerika ongebruikelijke Russische letter. De proeven zullen naar Europa worden gebracht om daar op on-Amerikaans papier gedrukt te worden, zodat alle sporen naar Amerika zijn uitgewist. De gedrukte exemplaren zullen vervolgens op de Wereldtentoonstelling in Brussel (1958) via het paviljoen van de Heilige Stoel – het Vaticaan gold als de enige ‘drukkerij’ in Italië die over een Russisch lettertype beschikte – uitgedeeld worden onder toeristen uit de Sovjet-Unie, die daar ook vertegenwoordigd was.
Morrow stemt in met het plan. Hij meent zich te herinneren het manuscript via de Britse geheime dienst in handen te hebben gekregen. Agenten van die dienst zouden tijdens de vliegreis van Feltrinelli van Moskou naar Milaan een noodstop hebben gearrangeerd op het eiland Malta. Daar zou bij de bagagecontrole het manuscript zijn gefotografeerd. Dokter Zjivago wordt gezet bij Rausen, een mensjevistische zetter in New York, die een ongebruikelijk lettertype hanteerde. De drukker wordt, zoals afgesproken, buiten Amerika gezocht en wel in het land waar Elsa Poretski na de dood van haar man enige tijd verbleef: Nederland. Daar had ze nog contacten via haar oude vriend, de in de Tweede Wereldoorlog omgekomen trotskist Henk Sneevliet. Via een van deze contacten wordt een ‘veilige’ drukkerij gevonden: Mouton & Co.
Kuifje-gehalte
Het geldt als publiek geheim dat de cia geheel of gedeeltelijk publicaties, kranten en boeken subsidieerde. De manuscripten werden het land uitgesmokkeld via zeelieden, diplomaten en studenten. Inter-Language Literary Associates, waar in de jaren zestig het verzamelde werk van de dichters Mandelstam en Achmatova uitkwam, was zo’n uitgever die grotendeels draaide op geld van de cia. Ook de op basis van De Proyarts microfilm herziene uitgave van Dokter Zjivago die in 1961 bij de Michigan University Press verscheen, werd volgens Proffer grotendeels door de cia bekostigd.7 Ook in Nederland was de cia zeer actief. In zijn studie over de Binnenlandse Veiligheidsdienst schrijft Engelen dat de cia in de jaren vijftig een belangrijk station in Den Haag had. In 1958, het jaar van de Zjivayo-uitgave, werden er 51 van de 691 bvd-agenten door de cia betaald.8
En zo is Mouton & Co, die keurige drukker en uitgever aan de Haagse Herderstraat 5, plotseling in een netwerk verzeild van spionage en intrige met een hoog Kuifje-gehalte. In de zomer van ’58 leiden er twee sporen naar Mouton & Co. Vanuit Parijs wordt onderhandeld met uitgeverij Mouton & Co voor een uitgave op basis van het verbeterde manuscript op microfilm. Maar de onderhandelingen zitten vast omdat Feltrinelli inmiddels aan het breken is met de communistische partij en niks van zich laat horen. En zonder zijn toestemming kan niets worden ondernomen, aangezien hij alle rechten op de roman in het Westen heeft. Bij drukkerij Mouton & Co ligt er een order van een onbekende instantie voor het drukken van de roman op basis van fotostaten van de eerste, onverbeterde versie. Van deze order is Feltrinelli niet op de hoogte.
De Ridder vertelt het verhaal door aan een bevriend journalist. Die praat zijn mond voorbij, en weldra stromen er uit de meest obscure hoeken bestellingen binnen. Flinke bestellingen, tweehonderd stuks, honderd, vijftig. Na vijf weken alles tezamen tweeduizend exemplaren. En dan zit Mouton & Co met een dilemma: de order luidde niet meer dan duizend romans. Uiteindelijk stemt de opdrachtgever in met precies het aantal aan extra bestellingen – vijfentwintighonderd stuks – bovenop de reeds bestelde duizend voor buiten de handel. De prijs wordt berekend, de afrekening komt later wel.9
Als Feltrinelli lucht krijgt van de Nederlandse ‘pirateneditie’, ontsteekt hij in woede en eist dat de persen worden stopgezet. Door tussenkomst van een advocaat wordt spoedig overeenstemming bereikt. Mouton mag de drukorder uitvoeren, Feltrinelli krijgt zijn naam op de titelpagina en een – overigens verrassend lage – schadevergoeding. Daarmee is de zaak afgedaan. Op 24 augustus verschijnt daarop de eerste Russische Dokter Zjivago. In blauwe kaft, formaat 16 × 24, ingenaaid, zonder vermelding van copyright maar met ‘Feltrinelli Milan 1958’ op de titelpagina. Mouton houdt een persconferentie, waarop de directeur F.J. Eekhout en Peter de Ridder een einde trachten te maken aan de ontstane verwarring.10 In Parijs reageert De Proyart verbaasd. In haar inleiding op Pasternaks brieven, verschenen in 1994, meent zij nog steeds dat De Ridder ‘zich ongetwijfeld met de beste bedoelingen
heeft laten overhalen door een van de emigrantenorganisaties’.11
De distributie via de Brusselse Wereldtentoonstelling verloopt zoals bij Proffer beschreven. Verschillende bronnen bevestigen zijn verhaal. De vrouw van Roman Jakobson, die De Ridder op het Slavistencongres in Moskou van 1958 ontmoet, zegt onderweg naar Moskou de Wereldtentoonstelling in Brussel te hebben bezocht, waar een Russisch-sprekende pater rondliep die Russische toeristen naar het paviljoen van de Heilige Stoel voerde, dat pal tegenover het sovjet-paviljoen lag, om ze achter een scherm een gratis exemplaar van de Haagse Dokter Zjivago toe te stoppen.12 Zo werden de duizend exemplaren gedistribueerd. Sommigen beweren zelfs dat de pater niemand minder was dan graaf Vladimir Tolstoj, een Russische emigré en achterneef van de beroemde schrijver. Volgens een woordvoeder van het Vaticaan was Tolstoj hem als ‘tolk’ door een vriend aanbevolen.
In het vuistdikke verslag van de deelname van de Heilige Stoel aan de Wereld- tentoonstelling van 1958 door dr. Jan Joos worden de zogenaamde apostolaatsbedrijvigheden van buiten het kerkgebouw beschreven.13 Als blijkt dat de sovjetbezoekers, die in ladingen van achthonderd vijfmaal met de pakketboot Grousia uit Leningrad worden aangevoerd, het paviljoen van de Heilige Stoel mogen bezoeken, wordt onverwijld een werkgroep in het leven geroepen. ‘Pro Russia Christiana’ verzorgt rondleidingen door het paviljoen in het Russisch voor de sovjetbezoekers. Er wordt een boekenstand ingericht waar kosteloos boeken, brochures, tijdschriften en heiligenprenten in het Russisch te verkrijgen zijn. Kosteloos, omdat men vernomen heeft dat de sovjet-regering slechts 400 Belgische franc (f 22,-) aan haar burgers ter beschikking heeft gesteld. In een aparte paragraaf beschrijft Jan Joos welke publicaties aan de sovjet-toeristen worden uitgedeeld. Behalve Russische bijbels, psalmboeken, heiligenlevens en in het Russisch vertaalde religieuze verhandelingen als Overwegingen bij een Spoetnik en Hebben Godloochenaars gelijk?, somt hij ook enkele Russische klassieken op: ‘Wij zijn er ook in geslaagd een aantal Russische klassieke werken gratis voor hen te verkrijgen of literaire werken met religieuze en morele inslag die op hen een gunstige invloed zouden kunnen uitoefenen; hierbij bevonden zich werken van orthodoxe schrijvers als Berdiaev, Iljine, en aan de andere kant: de Gebroeders Karamazoff van Dostojevski, de Drie gesprekken van Solovjov, die de jongste tijd in Sovjet Rusland niet werden uitgegeven. We ontvingen ook enkele exemplaren van hedendaagse werken als De mens leeft niet van brood alleen van
Doedintsev en tijdens de laatste weken de roman Dokter Zjivago waarvan sommige christelijke gedachten voor hen nieuwe perspectieven konden openen.’14
Als aan Pasternak op 23 oktober 1958 de Nobelprijs wordt toegekend, schrijft het in Frankfurt gevestigde Russische émigré-weekblad Posev: ‘Overigens zouden wij, Russen, de organisatoren van het paviljoen van het Vaticaan dankbaar moeten zijn dat het grote eigentijdse werk van de Russische literatuur, de roman van B. Pasternak, waarvan de uitgave in ons land verboden is, door hun toedoen daar doorgedrongen is. Meer dan vijfhonderd exemplaren van dat boek werden door eenvoudige Russen daarnaartoe meegenomen.’15
Het is de vraag of Pasternak ooit de Mouton-uitgave gezien heeft. Volgens Jacqueline de Proyart niet.16 Volgens Proffer is er uiteindelijk helemaal geen Mouton-uitgave verschenen: ‘Pasternaks biografen beweren in hun boeken over Pasternak dat er nog een ongeautoriseerde Russische editie van de roman werd gedrukt bij Mouton & Co, waarschijnlijk gebaseerd op dezelfde Morrow-proeven, maar het is aannemelijker dat er helemaal niet zo’n uitgave is geweest, en dat er alleen maar een titelpagina toegevoegd is om te misleiden. Ik heb echter nooit een van deze uitgaven gezien.’17
Pasternak zelf schrijft op 12 december 1958 aan een vriendin: ‘Wat vindt U makkelijker lezen? In het Engels of in het Duits? Als U hersteld bent, geef ik U D(okter) Zj(ivago) in een van de vertalingen. In het origineel heb ik hem niet, en zal ik hem ook niet krijgen.’ Maar volgens De Ridder had de journalist en schrijver Vjatsjeslav Ivanov er op het Slavistencongres in november 1958 in elk geval wel een in zijn bezit. Aangezien Ivanov in Peredelkino op een steenworp afstand van Pasternak woonde, is het zeer onwaarschijnlijk dat Pasternak de uitgave nooit gezien heeft.18
Pas dertig jaar na de Haagse uitgave verschijnt de eerste officiële Russische uitgave in Rusland zelf: in 1988 kan het tijdschrift Novyj Mir zich – dankzij de nieuwe openheid – van zijn vroegere smadelijke afwijzing bevrijden door de integrale tekst ongecensureerd in vier achtereenvolgende afleveringen af te drukken.
Een drukorder met wat consequenties
De persoon van Pasternak leent zich tot op de dag van vandaag voor een heleboel misverstanden en speculaties. Twee vrouwen (brunette en blond), twee datsja’s, kinderen en stiefkinderen, twee huishoudens, joods en toch christelijk, met de revolutie ‘meereizend’ en afhakend. Kortom, een charmante twijfelaar, een Hamlet. Met Pasternak kan je alle kanten op. Een onuitputtelijke bron voor biografen. Alsof hij alle speculaties voor wilde zijn, waarschuwt hij in een gedicht uit 1956 zijn toekomstige biograaf ‘geen archieven bij te houden, of acht te slaan op manuscripten’. Beter is het, vindt hij, ‘leemten in het lot te laten, je voetstappen te verbergen in onwetendheid’. Weinigen blijken echter deze raad ter harte te hebben genomen. In de loop der jaren verschenen er verscheidene biografieën waarin ijverig gespeurd, gespit en geïnterpreteerd is. Nog steeds wordt er – inmiddels door de kleinkinderen – gevochten om zijn literaire
nalatenschap. Alleen onze eigen Binnenlandse Veiligheidsdienst lijkt Pasternaks raad naar de letter te hebben opgevolgd: ‘Over deze zaak hebben wij helaas geen documentatie.’19 En Mouton & Co liet het archief van de firma in de papierversnipperaar verdwijnen.20
Wie uiteindelijk de opdracht tot de drukorder heeft gegeven, laat zich slechts raden. Waren het de emigrantenorganisaties, de veiligheidsdiensten die de Russen een hak wilden zetten? Vanuit zijn stoel in zijn woning in Lisse denkt de inmiddels 75-jarige Peter de Ridder met gemengde gevoelens aan de zaak terug. ‘We zijn er goed uit gesprongen. Maar wij waren er niet voor gebouwd. Het was een soort internationaal politiek steekspel, en wij waren een wetenschappelijke uitgeverij, wij gaven Chomsky uit, Jakobson en Van Wijk, dat was ons genre, daar waren we goed in, dit was ons allemaal een beetje hoog, te ingewikkeld, te politiek. Het is goed dat we die rol gespeeld hebben, maar ik was er verder niet gelukkig mee. Toch ben ik er achteraf wel een beetje trots op. Maar het gaf destijds een heleboel sores. Mijn toenmalige baas Fred Eekhout zei, jongen waar ben je aan begonnen? Je had dat nooit moeten doen. Dat maakt je zo een beetje timide. Dan zegje van: had ik het maar niet gedaan. Ik voelde me geen pionier op het gebied van de Russische literatuur. Het was gewoon een drukorder,’ concludeert hij. Maar op de suggestie dat Pasternak zijn Nobelprijs zonder de Mouton-uitgave wellicht had misgelopen, geeft hij bescheiden toe: ‘Nu ja, een drukorder … met wat consequenties.’
- +
- Petra Couvée bezorgde een teksteditie van het verzamelde werk van de Russische emigré-dichteres Anna Prismanova. Zij vertaalde onder meer werk van M. Tsvetajeva, N. Teffi, G. Ivanov, N. Gogol, V. Nabokov en B. Achmadoelina.
- 1
- Sergiogio D’Angelo, ‘Der Fall Pasternak – Zehn Jahre danach’, Osteuropa, 1968.
- 2
- Olga Ivinskaja, Gevangene van de tijd, Amsterdam 1978.
- 3
- Jacqueline de Proyart, Lettres à mes amies Françaises, Parijs 1994, p. 26.
- 4
- Zie noot 2
- 5
- Gesprek met prof C.H. van Schooneveld, 17 oktober 1997, Vozerier-Amancy.
- 6
- Carl Proffer, ‘A Foornote to the Zhivago Affair’, in: The Widows of Russia. Ann Arbor, 1987.
- 7
- Zie noot 6, p. 134.
- 8
- D. Engelen, Geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheids dienst, Den Haag 1995.
- 9
- Gesprek met Peter de Ridder, 13 augustus 1997, Lisse.
- 10
- Zie noot 9.
- 11
- Zie noot 2, p. 44.
- 12
- Zie noot 9.
- 13
- Dr. Jan Joos, De deelneming van de Heilige Stoel aan de algemene wereldtentoonstelling van Brussel 1958, Brussel 1961.
- 14
- Zie noot 13, p. 638-639.
- 15
- Posev, 26 oktober 1958, nr. 43, p. 8.
- 16
- Zie noot 2, p. 45.
- 17
- Zie noot 6, p. 137.
- 18
- Zie noot 9.
- 19
- Telefonisch contact met de bvd, 15 oktober 1997.
- 20
- Zie noot 5.