Over dit hoofdstuk/artikel

H.J.A. Hofland


*
Toen ‘De wijze katers’ enkele jaren later opnieuw in druk verscheen (in Kettmanns bundel Het erf aan zee), reageerde E. du Perron, die net als Ter Braak ook was aangesproken, met een – niet al te best – tegengedicht. Zijn ‘Poezen en honden’, opgenomen in het tijdschrift Kritiek en Opbouw van 16 mei 1939, eindigt met de strofe:
‘Kruip, spring en kwispel trouw dus voor de bazen,
En dreig ons vlijtig, naar hun wens.
Hij, die de schorste keel krijgt van het razen,
Heet – bij de honden – Uebermensch.’

Over dit hoofdstuk/artikel

Leo Ross

over Karl May


+
Leo Ross (1934) publiceerde Een tourist kwam naar ons dorp, Grieks reisverhaal (roman, 1999), Vandaag was het in elk geval geworden (gedichten, 2000) en Inbraak Uitval (essays, 2001).

Over dit hoofdstuk/artikel

Ronald Bos

over Paul Celan

over Gisela Dischner


+
Ronald Bos (1948) is publicist en filmmaker. Hij schreef eerder in De Parelduiker over Hans Lodeizen.

Over dit hoofdstuk/artikel

Denise Citroen

over N.A. Donkersloot

over Thea Citroen


6 september 1940

13 februari 1942

8 juli 1942


+
Denise Citroen (1952) is verbonden aan de Survivors of the Shoah Foundation. Zij werkt aan een biografie van N.A. Donkersloot.
1
Thea Citroen voegt hier versregels uit twee verschillende gedichten van Anthonie Donker samen, te weten: ‘Kinderspel’ uit Grenzen (Arnhem 1928), p. 17, en ‘Wenn nur ein Traum das Leben ist’ uit Grenzen (Arnhem 1929), p. 44.
2
Anthonie Donker, Ter Zake. Beschouwingen over litteratuur en leven (Arnhem 1932).
3
Anthonie Donker, Fausten en Faunen. Beschouwingen over boeken en menschen (Amsterdam 1930).
4
Siegfried Citroen (1897-1951), juwelier te Den Haag, jongste broer van Thea’s vader Abraham Citroen.
5
Mogelijk een verwijzing naar: ‘Ach zij zijn kleinbehuisd en niet bij machte / Zich te bevrijden naar het open dal.’ Uit Donkers gedicht ‘De zielen’, in: De Stem, mei 1940, p. 485.
6
Thea schrijft deze regels, al dan niet opzettelijk, in de tegenwoordige tijd; in het origineel staat: ‘Geen pad dat ik aan mijn gedachten wees / Of het zocht plots weer naar U af te zwenken.’ Anthonie Donker, Onvoltooide symphonie (Arnhem 1938), p. 14.
7
Donker publiceerde in Elsevier’s Maandschrift van september 1940 de volgende gedichten: ‘Het duinpad’, ‘Het laatste recept van den dokter’, ‘De eenige’, ‘Een vlam’ en ‘Verblijfpas’. In het augustus-septembernummer van Criterium verscheen van Donker het gedicht ‘In memoriam H. Marsman’.
8
‘Zijn college-uren zijn Vrijdag van 10-12 en Woensdag van 1-4,’ schrijft Thea Citroen in haar dagboek op 25 september 1940.
9
Anthonie Donker, ‘Onsterfelijkheid’, in: Criterium, oktober 1940, p. 654.
10
‘Geluk-daar heb ik driftig naar gedongen, / Maar bracht den losprijs niet op van dat pand. / Toen heb ik feller er op aangedrongen. / Verschrikt vluchtten de droomen uit mijn hand.’ Anthonie Donker, ‘Voorloopig Bestek’, in: De Stem, februari 1941, p. 128.
11
Gerard den Brabander, ‘Klein lied voor de liefsten’, in: Gebroken lier (Den Haag 1937), p. 29. Thea haalt in haar dagboek alleen de laatste versregel aan.
12
De eerste bladzijde is door haarzelf later gedateerd als geschreven in 1937.
13
niod, Dossier Kunstenaarsverzet, doc. 11 395.
14
Versregel uit ‘De droom’, in: Grenzen (Arnhem 1929), p.37.
15
Dr. B.B. Stokvis (1906-1963). Hij was eerder werkzaam in Het Apeldoornsche Bosch.
16
J.C. van Schagen, Narrenwijsheid (Arnhem 1925).
17
Veel levensmiddelen waren al langere tijd op de bon, de groentewinkels waren zojuist verboden voor joden verklaard.
18
Citaat uit Narrenwijsheid, p. 7.
19
Verklaring van het Nederlandse Rode Kruis, afdeling J., dossier No. 142569, dd 7 oct. 1949.
20
Brief van De Militaire Commissaris In De Provincie Noord-Holland, dd 2 augustus 1945.
21
Aanvraagnummer D 06441 B2.
22
Clara Eggink, Het Schiereiland (Den Haag 1942).
23
Aanvraagnummer D 06441 H 1 (Aantekeningen uiteenlopend).

Over dit hoofdstuk/artikel

Jan Paul Hinrichs

over Willem Elsschot


Over dit hoofdstuk/artikel

Giorgio Faggin

over Willem Elsschot


Over dit hoofdstuk/artikel

Giorgio Faggin

over Willem Elsschot


Over dit hoofdstuk/artikel

Leen van Dijck

over Willem Elsschot


+
Leen van Dijck (1953) is conservator van het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (amvc) te Antwerpen. Zij schreef eerder in De Parelduiker over het archief-Maurice Gilliams in het amvc.
1
Willem Elsschot, Brieven. Verzameld en toegelicht door Vic van de Reijt met medewerking van Lidewijde Paris. Em. Querido’s Uitgeverij bv, Amsterdam 1993; voortaan Brieven. En Vic van de Reijt, ‘“Hoe vindt gij mijn koerspeerd”. Nalezing op de Brieven van Willem Elsschot’. In: De Parelduiker, jrg. 2 (1997), 1 (maart), p. 24-37.
2
Brieven, nr. 111.
3
Idem, nr. 113.
4
Idem, resp. nrs. 116, 120, 123 en 126.
5
Idem, nr. 124.
6
De familie De Ridder had daar een buitenverblijf.
7
Brieven, nr. 774.
8
Idem, nr. 851 en 914, 915, 916.
9
Verzen van vroeger, Joh. Enschedé en Zonen, Haarlem, 1934.
10
De Morgenpost, rubriek Kunst en Geestesleven, 28 juni 1934.
11
Zie ook Brieven, nr. 161.
12
Idem, nr. 163.

Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Daane

over Willem Elsschot


1
‘Tederheid, die verborgen ligt achter cynisme. Staatsprijs voor Willem Elsschot’, in Elseviers Weekblad, 31 december 1948.
2
Johan Anthierens, Willem Elsschot. Het Ridderspoor. Amsterdam/Leuven 1992, p. 86-87. Het zou dan gaan om de prijs over het tijdvak 1946-1949, voor de derde druk van Verzen (1946). Deze ging uiteindelijk naar Maurice Roelants.
3
G.H. ‘s-Gravesande, ‘Ary Delen over Willem Elsschot en zichzelf. Een dubbel interview. II’, in Den Gulden Winckel 385 (januari 1934), p. 13.
4
De tijdschrifteditie van dat werk (in Groot Nederland) dong mee naar de Staatsprijs.
5
Arthur Cornette, ‘Staatsprijskamp in de Nederlandsche Letterkunde voor het 13de tijdperk (vijfjaarlijksch overgangstijdperk 1910-1914) en voor het 14de tijdperk (1915-1917). Verslag van den Keurraad’, in Moniteur Belge (Staatsblad), 16 september 1921, p. 7744-7764.
6
Verder De nood der Bariseeles (Maurits Sabbe), Tille (Lode Baekelmans), De bestendige aanwezigheid (Karel van de Woestijne), Pallieter (Felix Timmermans) en Het ezelken (Cyriel Buysse).
7
Hij versloeg Pallieter niet met Het ezelken, maar met een trits samengenomen boeken: Zomerleven, Stemmingen, Van een verloren zomer en Oorlogsvizioenen.
8
Bij de Provincie zelf is daar niets over bekend. Er bestaat een lijst van laureaten van de Provinciale Wedstrijd voor Letterkunde (Provincie Vlaams-Brabant, dienst archief en bibliotheek). Die dateert het ontstaan ervan echter in 1919. Ook Frans Heymans’ recente overzichtswerk Het goud van de Vlaamse letteren. 170 jaar prijzen voor de Nederlandse literatuur in België (1830-2000) (Gent 2001) bevat geen verdere gegevens hierover.
9
Ary Delen aan Van Dishoeck, 13 oktober 1913 (coll. nlmd). Met dank aan Peter de Bruijn voor de beschikbaarstelling van het fragment.
10
‘Aanmoediging der letterkunde in Brabant’, in De Vlaamsche Gazer van Brussel, 12 december 1913. (Met dank aan Peter de Bruijn.) Frans Smits suggereerde ten onrechte dat Elsschot als enige een aanmoedigingspremie kreeg (Willem Elsschot. Zijn leven, zijn werk en zijn betekenis als prozaschrijver en dichter. Tweede druk. Utrecht 1976, p. 33).
11
Provinciearchief Antwerpen (paa), archivalia Provinciale commissie voor openbare boekerijen en Vlaamsche letterkunde, map Toegekende prijzen.
12
Alfons De Ridder aan Provinciebestuur van Antwerpen, 21 juni 1934. paa, cf. noot 11. Niet eerder gepubliceerd.
13
Joris Baers [red.], Lectuur-Repertorium. Antwerpen 1934, p. 454. Kaas kreeg het indexcijfer iv (‘nier-voorbehouden lectuur, veronderstelt voldoende levensinzicht’); Lijmen, Een ontgoocheling en Verzen van vroeger een iii (‘voorbehouden’ lectuur – wegens bepaalde passages of grondgedachten niet voor alle volwassenen geschikt, maar wel ontspanningshalve voor gevormde volwassenen).
14
Beide uitspraken opgetekend door Vic van de Reijt, ‘“Als je door de muze gebeten wordt, vloeit het zo wel uit de pen”’, in De Standaard der Letteren (Elsschot-special), 10 mei 2001, p. 4.
15
D.d. 18 maart 1935. paa, archivalia Interprovinciale Commissie voor Letterkunde.
16
De jury bestond uit Jan Peeters, Anton van de Velde, L. Mertens (provincieraadslid), J. van Meel (ambrenaar) en de onbekenden L. van Winckel en M. van Hoeck.
17
paa, archivalia Interprovinciale Commissie voor Letterkunde.
18
amvc, archivalia Interprovinciale Commissie voor Openbare Boekerijen en Vlaamsche Letterkunde, C33865522/D, nr. 135630/11j. Niet gesigneerd of gedateerd.
19
Het handschrift is in elk geval niet dat van Streuvels.
20
paa, archivalia Interprovinciale Commissie voor Letterkunde.
21
paa, archivalia Interprovinciale Commissie voor Letterkunde. Na de bevestiging van het jurybesluit op 6 mei had een der betrokkenen echter al uit de school geklapt. Op 10 mei werd Elsschot daardoor reeds gefeliciteerd door Willem Gijssels. Die sprak daarbij verkeerdelijk van ‘den provincialen prijs voor letterkunde’ en over Paul Verbruggens De winter laat niet los als laatste concurrent (Willem Elsschot, Brieven. Ed. Vic van de Reijt en Lidewijde Paris. Amsterdam 1993, p. 303).
22
Zie ook zijn brief aan Herman Jonker van 21 oktober (Brieven [1993], p. 322).
23
Alfons De Ridder aan de Gouverneur der Provincie, 28 september 1938. paa, archivalia Interprovinciale Commissie voor Letterkunde. Niet eerder gepubliceerd.
24
Voor Pensioen, zo meende hij. (Willem Elsschot [1976], p. 106). Andere publicaties hebben dat gegeven van hem overgenomen.
25
Uit het verslag van de bijeenkomst op 22 juni. paa, archivalia Provinciale commissie voor openbare bibliotheken en Vlaamsche letterkunde, map Letterkundige premiën.
26
De onderscheiding ging ook naar Floris Prims, volgens Ger Schmook in ‘Vijftig jaar Provinciale Commissie voor Openbare Bibliotheken en Vlaamse Letterkunde van Antwerpen 1911-1960’, in Noordgouw 8 (1961), p. 97-192.
27
paa, archivalia Provinciale commissie voor openbare bibliotheken en Vlaamsche letterkunde, map Letterkundige premiën. In de jury zetelden verder Jan Peeters, Ger Schmook, August van Cauwelaert en de secretarissen Ernest van der Hallen en Fernand Bilcke.
28
paa, archivalia Provinciale commissie voor openbare bibliotheken en Vlaamsche letterkunde, map Letterkundige premiën.
29
De andere juryleden waren Paul De Smaele, Frans Smits en Clement Bittremieux. André De Ridder, ‘Indrukken en overwegingen van een jurylid’, in De Vlaamse Gids 33 (1949) 2 (februari), p. 69-75.
30
Willem Elsschot, Dankwoord bij de uitreiking van de Constantijn Huygensprijs in ’s Gravenhage op 18 december 1951. Wildert 1990. Eveneens na te lezen in het Elsschotnummer van De Standaard der Letteren, 10 mei 2001.
31
Brieven (1993), p. 813.
32
Die twee bekroningen golden merkwaardigerwijs nog voor 1950. De Vijverbergprijs 1951 was voor Theun de Vries, de Jan Campertprijs 1951 voor Bert Voeten. Janet Luis, Een onbekrompen schenken. Vijftig jaar Campertprijzen. Nijmegen 1997, p. 31-32 en 75-76.
33
‘Receptie op Belgische ambassade’, in Het Vaderland, 19 december 1951.

Over dit hoofdstuk/artikel

Paul Ilegems

over Willem Elsschot


+
Paul Ilegems (1946), docent kunstgeschiedenis aan de Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen, richtte in 1982 samen met Jef Meert en Jo Van Cauwenberghe het eerste Willem Elsschot Genootschap op. Het drietal concentreerde zich op het in kaart brengen van de reclameactiviteiten van Elsschot. Het genootschap staakte zijn naspeuringen in 1991, en deed dit in de geest van Elsschot met een advertentie in het dagblad De Morgen: ‘Over te nemen: WILLEM ELSSCHOT GENOOTSCHAP, wegens uitscheiding. Prijs overeen te komen.’ Juul Claes uit Mechelen mocht zich voor tienduizend frank de nieuwe eigenaar noemen, welk bedrag werd besteed aan drank en spijzen. Van het tweede Willem Elsschot Genootschap werd sindsdien niets meer vernomen. In het voorjaar van 1999 werd onder leiding van de bankier Cyriel Van Tilborgh voor de derde keer een Willem Elsschot Genootschap opgericht, dat in kotte tijd uitgroeide tot een van de grootste en actiefste literaire genootschappen van de Lage Landen.