Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Entrop

over I.K. Bonset


+
Marco Entrop (1956) is redacteur van De Parelduiker en auteur van diverse artikelen over Theo van Doesburg en dada.
+
Mieke Koenen (1965) is als classica verbonden aan de Vrije Universiteit en de Universiteit Leiden. Zij is gepromoveerd op Lucretius en publiceerde over Romeinse poëzie en het voortleven van de klassieken in de Nederlandse poëzie. Onlangs verscheen van haar de monografie Stralend in gestrenge samenhang. Ida Gerhardt en de klassieke oudheid.
1
Ad ten Bosch en Ben Hosman waren Gerhardts uitgevers bij de toenmalige uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep. Zij waren ook bevriend met Gerhardt. F.L. Bastet (auteur, emeritus hoogleraar in de klassieke archeologie, voormalig conservator van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden) was een van de juryleden die Gerhardt in 1979 de Prijs voor Meesterschap hebben toegekend. Maria de Groot, neerlandica, theologe en dichteres, publiceert over Gerhardt en was bevriend met haar. Voor titelbeschrijvingen van hun brievenpublicaties, zie achterin.
2
De citaten zijn afkomstig uit Gerhardts brief aan Céleste van 26 september 1973.
3
Voor een meer uitgebreide beschrijving van Gerhardts leraarschap (in Kampen en Bilthoven), zie Koenen (2002), p. 32-66.
4
Van Ulsen bezit negentien brieven en zeven briefkaarten van Gerhardts hand. In Gerhardts nalatenschap bevindt zich slechts één brief van Van Ulsen aan Gerhardt (van april 1991). Van de brieven van Van Ulsen aan Gerhardt zijn geen afschriften overgeleverd.
5
De spanningen tussen moeder en dochter hebben tot indrukwekkende poëzie geleid, onder meer de afdeling ‘In memoriam matris’ uit Het levend monogram. Zowel uit Gerhardts eigen geschriften als uit de boeken die Van der Zeyde over haar schreef, komt naar voren dat Gerhardt zich door haar moeder nooit begrepen en geaccepteerd heeft gevoeld.
6
Volgens J.C. Kamerbeek (hoogleraar Grieks aan de Universiteit van Amsterdam van 1951 tot 1976) heeft Gerhardt gesolliciteerd naar een academische betrekking. Voor meer gegevens, zie Koenen (2002), p. 15 en p. 252, noot 44.
7
Deze lezing, die vermoedelijk bestemd was voor een schoolklas (in ieder geval voor een jeugdig gehoor), is bewaard in Gerhardts nalatenschap. Gezien een verwijzing op pagina 3 naar Van der Zeydes De hand van it dichter kan de voordracht op zijn vroegst in 1974 zijn geschreven (zie Koenen (2002), p. 236, n. 157). In een later artikel hoop ik nader in te gaan op Gerhardts niet-gepubliceerde voordrachten over Nijhoff.
8
Later is Gerhardt teruggekomen van deze uitspraak. In 1980 heeft Van Ulsen meegewerkt aan een televisie-programma over haar werk (zie Gerhardts brief van 14 oktober 1980). In 1988 portretteerde Cherry Duyns haar, samen met Armando, Reinbert de Leeuw, Hans van Maanen en Carel Visser, in De wording, een (bekroonde) vpro-televisiedocumentaire over het ontstaan van kunstwerken.
9
Dit stuk bracht Van Ulsen voor de tweede maal, met dezelfde regisseur (Kees van Iersel), maar in een nieuwe enscenering, op de planken. De eerste versie speelde hij in 1965. In de jaren tachtig zou nog een derde versie volgen en in 1999, bij de viering van zijn vijftigjarig jubileum, vond een vierde opvoering plaats, in dezelfde enscenering als de eerste. Gerhardt heeft nooit een van deze voorstellingen bijgewoond. In haar brief van 18 april 1973 schrijft zij hierover: ‘Ik heb mij daarvan onthouden: omdat ik klinisch tè veel heb gezien; ik mijd sedert dit domein.’
10
De beschrijving ‘door wolken overkraagd’ is ontleend aan Gerhardts gedicht ‘In memoriam patris’ (vg, p. 415).
11
In 1994 heeft Van Ulsen zijn Voerman-collectie overgedragen aan de Hannema-de Stuers Fundatie, Kasteel Het Nijenhuis, Heino-Wijhe.
12
In het privé-archief van Henk van Ulsen en in Gerhardts nalatenschap in het Stadsarchief Zutphen zijn afschriften van deze lezing bewaard. Voor Socrates in het dichtwerk van Gerhardt, zie Koenen (2002), p. 201-216.
13
In een brief van 18 november 1974 aan Huub Oosterhuis geeft Gerhardt eveneens haar oordeel over De speler: ‘Het is een eigenzinnig geschreven boek, waaraan je meer hebt dan aan een “biografie” of “studie” van een meer geoefende hand. Wat ik zeer mis is een foto van zijn ouders. Zijn moeder zou Hitler, als die haar zoon had bedreigd, stellig verslagen hebben. Jammer dat hij haar de kans niet gaf […]. Mogelijk had zij hem aan een ketting door Kampen gesleept.’
14
Henk was als jonge jongen met de Welpen op kamp gegaan. Zoals staat te lezen in het boek van Doudart de la Grée, was hij toen bij een andere jongen in de slaapzak gekropen. De akela was hierover niet te spreken en had belet gevraagd bij zijn moeder, die er geen ophef over maakte.
15
Marie van der Zeyde heeft gewerkt bij het Instituut voor Psychotechniek in Utrecht.
16
De twee citaten zijn vertalingen van versregels uit het laatste boek van Homerus’ Ilias (xxiv, 454-456 en xxiv, 532). Voor Homerus in Gerhardts dichtwerk, zie Koenen (2002), p. 168-186.
17
De echtgenoot van Gerhardts zuster Mia (dr. Joseph Engels) was op 19 december overleden. Zelf was de dichteres pas hersteld van een kaakoperatie en laryngitis (zie de brieven aan Céleste van 25 november en 31 december 1975).
18
In 1915 was George van den Bergh (1890-1966), die scheikunde en rechten had gestudeerd, onder meer lid van de sdap. Later trad hij toe tot de Amsterdamse gemeenteraad en de Tweede Kamer. Ook werd hij hoogleraar in het staatsrecht.
19
Hans Brüggen (1920-1980) was cantor en organist van het Benedictijner Klooster in Egmond-Binnen. De toonzetting van de Psalmenvertaling van Gerhardt en Van der Zeyde is grotendeels door hem verricht. Gerhardt schreef te zijner ere het gedicht ‘In memoriam Hans Brüggen, Benedictijn’ (vg, p. 616).
20
Zie het gedicht ‘De fazant’ (vg, p. 64).
21
Deze fragmenten zijn bewaard in een exemplaar van de Homerus-uitgave van Bruyn-Spoelder (behorend tot Gerhardts nalatenschap in het Stadsarchief Zutphen).
22
De door Gerhardt gemaakte dateringsfout (in haar brief staat: 12 Januari 1978) heb ik aangepast.
23
Nl. een voordracht uit die vertaling verzorgen.
24
Gerhardt citeert hier de beginregel van haar gedicht ‘Aan allen’, het eerste gedicht van Het levend monogram.
25
Dat deze brief moet stammen uit 1987 – Van der Zeyde heeft het jaartal vergeten op te schrijven – valt af te leiden uit de verwijzing naar de Voerman-tentoonstelling in Zutphen (Museum Henriëtte Polak).
+
Mieke Koenen (1965) is als classica verbonden aan de Vrije Universiteit en de Universiteit Leiden. Zij is gepromoveerd op Lucretius en publiceerde over Romeinse poëzie en het voortleven van de klassieken in de Nederlandse poëzie. Onlangs verscheen van haar de monografie Stralend in gestrenge samenhang. Ida Gerhardt en de klassieke oudheid.
1
Ad ten Bosch en Ben Hosman waren Gerhardts uitgevers bij de toenmalige uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep. Zij waren ook bevriend met Gerhardt. F.L. Bastet (auteur, emeritus hoogleraar in de klassieke archeologie, voormalig conservator van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden) was een van de juryleden die Gerhardt in 1979 de Prijs voor Meesterschap hebben toegekend. Maria de Groot, neerlandica, theologe en dichteres, publiceert over Gerhardt en was bevriend met haar. Voor titelbeschrijvingen van hun brievenpublicaties, zie achterin.
2
De citaten zijn afkomstig uit Gerhardts brief aan Céleste van 26 september 1973.
3
Voor een meer uitgebreide beschrijving van Gerhardts leraarschap (in Kampen en Bilthoven), zie Koenen (2002), p. 32-66.
4
Van Ulsen bezit negentien brieven en zeven briefkaarten van Gerhardts hand. In Gerhardts nalatenschap bevindt zich slechts één brief van Van Ulsen aan Gerhardt (van april 1991). Van de brieven van Van Ulsen aan Gerhardt zijn geen afschriften overgeleverd.
5
De spanningen tussen moeder en dochter hebben tot indrukwekkende poëzie geleid, onder meer de afdeling ‘In memoriam matris’ uit Het levend monogram. Zowel uit Gerhardts eigen geschriften als uit de boeken die Van der Zeyde over haar schreef, komt naar voren dat Gerhardt zich door haar moeder nooit begrepen en geaccepteerd heeft gevoeld.
6
Volgens J.C. Kamerbeek (hoogleraar Grieks aan de Universiteit van Amsterdam van 1951 tot 1976) heeft Gerhardt gesolliciteerd naar een academische betrekking. Voor meer gegevens, zie Koenen (2002), p. 15 en p. 252, noot 44.
7
Deze lezing, die vermoedelijk bestemd was voor een schoolklas (in ieder geval voor een jeugdig gehoor), is bewaard in Gerhardts nalatenschap. Gezien een verwijzing op pagina 3 naar Van der Zeydes De hand van it dichter kan de voordracht op zijn vroegst in 1974 zijn geschreven (zie Koenen (2002), p. 236, n. 157). In een later artikel hoop ik nader in te gaan op Gerhardts niet-gepubliceerde voordrachten over Nijhoff.
8
Later is Gerhardt teruggekomen van deze uitspraak. In 1980 heeft Van Ulsen meegewerkt aan een televisie-programma over haar werk (zie Gerhardts brief van 14 oktober 1980). In 1988 portretteerde Cherry Duyns haar, samen met Armando, Reinbert de Leeuw, Hans van Maanen en Carel Visser, in De wording, een (bekroonde) vpro-televisiedocumentaire over het ontstaan van kunstwerken.
9
Dit stuk bracht Van Ulsen voor de tweede maal, met dezelfde regisseur (Kees van Iersel), maar in een nieuwe enscenering, op de planken. De eerste versie speelde hij in 1965. In de jaren tachtig zou nog een derde versie volgen en in 1999, bij de viering van zijn vijftigjarig jubileum, vond een vierde opvoering plaats, in dezelfde enscenering als de eerste. Gerhardt heeft nooit een van deze voorstellingen bijgewoond. In haar brief van 18 april 1973 schrijft zij hierover: ‘Ik heb mij daarvan onthouden: omdat ik klinisch tè veel heb gezien; ik mijd sedert dit domein.’
10
De beschrijving ‘door wolken overkraagd’ is ontleend aan Gerhardts gedicht ‘In memoriam patris’ (vg, p. 415).
11
In 1994 heeft Van Ulsen zijn Voerman-collectie overgedragen aan de Hannema-de Stuers Fundatie, Kasteel Het Nijenhuis, Heino-Wijhe.
12
In het privé-archief van Henk van Ulsen en in Gerhardts nalatenschap in het Stadsarchief Zutphen zijn afschriften van deze lezing bewaard. Voor Socrates in het dichtwerk van Gerhardt, zie Koenen (2002), p. 201-216.
13
In een brief van 18 november 1974 aan Huub Oosterhuis geeft Gerhardt eveneens haar oordeel over De speler: ‘Het is een eigenzinnig geschreven boek, waaraan je meer hebt dan aan een “biografie” of “studie” van een meer geoefende hand. Wat ik zeer mis is een foto van zijn ouders. Zijn moeder zou Hitler, als die haar zoon had bedreigd, stellig verslagen hebben. Jammer dat hij haar de kans niet gaf […]. Mogelijk had zij hem aan een ketting door Kampen gesleept.’
14
Henk was als jonge jongen met de Welpen op kamp gegaan. Zoals staat te lezen in het boek van Doudart de la Grée, was hij toen bij een andere jongen in de slaapzak gekropen. De akela was hierover niet te spreken en had belet gevraagd bij zijn moeder, die er geen ophef over maakte.
15
Marie van der Zeyde heeft gewerkt bij het Instituut voor Psychotechniek in Utrecht.
16
De twee citaten zijn vertalingen van versregels uit het laatste boek van Homerus’ Ilias (xxiv, 454-456 en xxiv, 532). Voor Homerus in Gerhardts dichtwerk, zie Koenen (2002), p. 168-186.
17
De echtgenoot van Gerhardts zuster Mia (dr. Joseph Engels) was op 19 december overleden. Zelf was de dichteres pas hersteld van een kaakoperatie en laryngitis (zie de brieven aan Céleste van 25 november en 31 december 1975).
18
In 1915 was George van den Bergh (1890-1966), die scheikunde en rechten had gestudeerd, onder meer lid van de sdap. Later trad hij toe tot de Amsterdamse gemeenteraad en de Tweede Kamer. Ook werd hij hoogleraar in het staatsrecht.
19
Hans Brüggen (1920-1980) was cantor en organist van het Benedictijner Klooster in Egmond-Binnen. De toonzetting van de Psalmenvertaling van Gerhardt en Van der Zeyde is grotendeels door hem verricht. Gerhardt schreef te zijner ere het gedicht ‘In memoriam Hans Brüggen, Benedictijn’ (vg, p. 616).
20
Zie het gedicht ‘De fazant’ (vg, p. 64).
21
Deze fragmenten zijn bewaard in een exemplaar van de Homerus-uitgave van Bruyn-Spoelder (behorend tot Gerhardts nalatenschap in het Stadsarchief Zutphen).
22
De door Gerhardt gemaakte dateringsfout (in haar brief staat: 12 Januari 1978) heb ik aangepast.
23
Nl. een voordracht uit die vertaling verzorgen.
24
Gerhardt citeert hier de beginregel van haar gedicht ‘Aan allen’, het eerste gedicht van Het levend monogram.
25
Dat deze brief moet stammen uit 1987 – Van der Zeyde heeft het jaartal vergeten op te schrijven – valt af te leiden uit de verwijzing naar de Voerman-tentoonstelling in Zutphen (Museum Henriëtte Polak).

Over dit hoofdstuk/artikel

Nico Keuning

over Jan Arends


Over dit hoofdstuk/artikel

Nico Keuning

over Jan Arends


Over dit hoofdstuk/artikel

Kees Snoek

over E. du Perron

over Odilon Périer


+
Kees Snoek (1952) promoveerde in 1990 op De Indische jaren van E. du Perron. Thans bereidt hij een biografie van Du Perron voor.
1
E. du Perron, Brieven, deel i (Amsterdam 1977), p. 349 (brief van 2-4-1929 aan N.A. Donkersloot).
2
E. du Perron, Brieven, deel iii (Amsterdam 1978), p. 420-421 (brief van 12-10-1932 aan C. van Wessem).
3
Menno ter Braak/E. du Perron, Briefwisseling, deel i (Amsterdam 1962), p. 326, 329 (brieven van 15-10 en 17-10-1932). Ook Du Perrons echtgenote Elisabeth de Roos vond het ‘véél beter’ geworden. Zie: E. du Perron, Brieven, deel iii, p. 437 (brief van 28-10-1932 aan H. Marsman).
4
E. du Perron, Brieven, deel vi (Amsterdam 1980), p. 165 (brief van 7-4-1936).
5
E. du Perron, Verzameld werk i (Amsterdam 1955), p. 555-589.
6
Eric Defoort, Neel Doff, leven na Keetje Tippel (Antwerpen/Baarn 1993), p. 211, noot 63.
7
J.H.W. Veenstra, ‘Du Perron en Franz Hellens’. In: Maatstaf, jrg. 21, nr. 1, mei 1973, p. 14-15.
8
Pascal Pia, Les Livres de l’Enfer (Paris 1998).
9
Zie Manu van der Aa, ‘Ontdaan van haar. E. du Perron achter porno van Pierre Louÿs’. In: De Parelduiker, jrg. 4, nr. 1, p. 50-54. Deze uitgave komt bij Pia voor op p. 752. Pia schrijft: ‘Editie die omstreeks 1930 werd gepubliceerd door een clandestiene uitgever uit Antwerpen, wiens catalogus werken in het Nederlands, Frans en Engels bevatte.’
10
Du Perrons brieven aan Creixams zijn door Jan Versteeg vertaald en zullen worden opgenomen in Brieven, deel x.
11
P.P., bespreking van: Odilon-Jean Périer, Notre Mère la Ville. In: Le Disque Vert, 1ère année, no 6, octobre 1922, p. 154.
12
Georges Schmitz, ‘Pascal Pia et la Belgique’. In: Maurice Nadeau [ed.], Pascal Pia, (Paris z.j. [1980]), p. 42.
13
E. du Perron, Brieven, deel i, p. 91, 180.
14
Franz Hellens, Documents secrets (1905-1956). Histoire sentimentale de mes livres et de quelques amitiés (Paris 1958), p. 122. Franse citaten zijn door mij in het Nederlands vertaald. De citaten uit de brieven van Du Perron zijn overgenomen in de vertaling van Y.S. Kummer-Bitter, resp. Jan Versteeg.
15
Franz Hellens, ‘De franschschrijvende jongeren in België’. In: Vandaag, jrg. 1, nr. 4, 1 april 1929, p. 84-85.
16
Idem, p. 85.
17
Franz Hellens, ‘Odilon-Jean Périer †’. In: Den Gulden Winckel, jrg. 27, nr. 3, 20 maart 1928, p. 91.
18
A.L. van Kuyck [= J. Greshoff en E. du Perron], ‘Franz Hellens over zijn werk.’ In: Den Gulden Winckel, jrg. 28, nr. 3, 20 maart 1929, p. 68-71 (p. 70).
19
Odilon-Jean Périer, Le Passage des Anges (Paris, sixième édition, 1926), p. 144-145.
20
Zie ook Henri-Floris Jespers, ‘Notes & digressions à propos de Périer, de Neuhuys & de quelques autres.’ In: Bulletin Ça Ira, nr. 5, 1o trimestre 2001, p. 31.
21
E. du Perron, Brieven i, p. 464.
22
E. du Perron, Brieven i, p. 168 (brief van 14-12-1927).
23
E. du Perron, Brieven i, p. 199-200 (brief van 19-1-1928 aan Paul van Ostaijen).
24
Met dank aan Henri-Floris Jespers en Lucienne Stassaert voor hun kritische commentaar.
25
Vgl. E. du Perron, Brieven i, p. 241 (brief van 10-5-1928 aan A. Roland Holst).
26
E. du Perron, Verzameld werk i, p. 70.
27
Ook bij dit personage heeft Du Perron in de fictieve naam de ritmiek van de oorspronkelijke naam nagebootst, want Périers gade heette Laura Féron.
28
Laura Férons zuster was gehuwd met Alfred Errera (1886-1960), een mathematicus die belangrijke bijdragen leverde, niet alleen tot de theorie der getallen, maar ook tot de topologie. Tijdens de Eerste Wereldoorlog organiseerde hij de opsporing van vijandelijke batterijen. Met dank aan Henri-Floris Jespers (brief van 26-2-2001).
29
In zijn brief van 21-10-1928 aan Jan van Nijlen schrijft Du Perron: ‘Misschien zet ik jou ook nog in den roman: of iemand die het midden houdt tusschen jou en Jan Greshoff (ei, ja!).’ Dit personage heet Boudewijn. Zie E. du Perron, Brieven i, p. 287.

Over dit hoofdstuk/artikel

H.J.A. Hofland