Over dit hoofdstuk/artikel

F.L. Bastet

over Louis Couperus


Over dit hoofdstuk/artikel

Eddy Timmermans

over Aegidius W. Timmerman


+
Aeg Timmerman (1927) heeft na een loopbaan in het bedrijfsleven, in Nederland en daarbuiten, geschiedenis gestudeerd aan de Universiteit Leiden.
1
Brief van Timmerman aan Kloos, 10 december 1933 (Letterkundig Museum, Den Haag).
2
Aegidius W. Timmerman, Tim’s herinneringen. Met een nawoord en voorzien van aantekeningen, bezorgd door Harry G.M. Prick (Amsterdam 1983).
3
Kloos aan Timmerman, 16 december 1912.
4
Josine W.L. Meyer, ‘Herinneringen aan Tim’, in: Tirade 3 (1959), p. 129-134.
5
Timmerman aan Kloos, februari 1922.
6
Aleida van Pellecom aan Jeanne Kloos, 1932.
7
Aleida van Pellecom aan Jeanne Kloos, 31 juli 1925.
8
Timmerman aan Kloos, 25 februari 1936.
9
Timmerman aan Jeanne Kloos, 7 augustus 1927.
10
Timmerman aan Kloos, 11 juli 1922.
11
Timmerman aan Jeanne en Willem Kloos, 10 augustus 1927.
12
Timmerman aan Jeanne Kloos, 7 augustus 1927.
13
Te vinden in t 3450 (Letterkundig Museum).
14
Timmerman aan Kloos, 5 maart 1914.
15
Kloos aan Timmerman, 1 januari 1923.
16
Kloos aan Timmerman, 23 juli 1924.
17
Timmerman aan Jeanne Kloos, 7 augustus 1927.
18
Timmerman aan Kloos, 30 december 1923.
19
Timmerman aan Kloos, 5 mei 1926.
20
Ook Josine Meyer vertelt hierover (zie noot 4).

Over dit hoofdstuk/artikel

Léon Hanssen

over J.C. Bloem

over Menno ter Braak

over Multatuli

over Cd. Busken Huet


+
Léon Hanssen (1955) is historicus en literatuurwetenschapper. In 2001 publiceerde hij zijn omvangrijke biografie van Menno ter Braak.
1
Verg. M.W., ‘Multatuli stierf voor 50 jaar. 19 Februari 1887 overleed de auteur van “Max Havelaar”’ Vooruit, 13 februari 1937; N.N., ‘Eduard Douwes Dekker (Multatuli) 2 Maart 1820-19 Februari 1887’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 18 februari 1937; N.N., ‘Multatuli, na een halve eeuw. De opstandige, en het land. Zelden heeft een boek zoo Nederland in vuur en vlam gezet, als de “Max Havelaar”. Een man van zijn tijd, en wat hij meer is’, De Telegraaf, 19 februari 1937; N.N., ‘Multatuli, een mensch in onze kunst. Het weergalooze boek. De vrijheid en de moed van eigen meening’, Haagsche Post, 20 februari 1937.
2
Atte Jongstra, De multatulianen. 125 jaar Multatuli-verering en Multatuli-hulde (Amsterdam 1985), p. 207.
3
Julius Pée, Multatuli en de zijnen. Naar onuitgegeven brieven met een stamboom en illustraties. Bandontwerp N. Douwes Dekker (Amsterdam 1937).
4
Mevr. Ed. Douwes Dekker Jr., ‘Multatuli en zijn zoon. De “schuldvraag” nogmaals aan de orde. Open brief aan Dr Julius Pée’ (gedateerd ‘Nice, April 1937’), Het Vaderland, 21 april 1937, met een ‘Naschrift’ van M. [enno] t.[er] B.[raak] (niet in: Menno ter Braak, Verzameld werk. M. van Crevel, H.A. Gomperts, G.H. ‘s-Gravesande eds.; 7 dln. Amsterdam: G.A. van Oorschot, 21980 [11949-1951]). Op deze publicatie volgde: Julius Pée, ‘Multatuli en zijn zoon. Het antwoord van Dr Julius Pée. Open brief aan dr Menno ter Braak’ (gedateerd ‘Lokeren (Belgie), 28 April 1937), Het Vaderland, 1 mei 1937, met een ‘Naschrift’ van M.[enno] t.[er] B.[raak] (niet in vw).
5
M.t.B., ‘Multatuli en zijn zoon. Onbekende brieven brengen nieuw licht in de verhouding tusschen Multatuli en “Edu”. Correspondentie met J. van der Hoeven bevestigt de opvatting van dr Julius Pée’, Het Vaderland, 31 mei 1937 (niet in vw).
6
Multatuli en zijn zoon. Brieven van Multatuli aan J. van der Hoeven. Uitgegeven en ingeleid door Menno ter Braak (Amsterdam z.j. [1937]).
7
Menno ter Braak aan Cor Bruijn, 14 juni 1937 (‘s-Gravenhage, Letterkundig Museum en Documentatiecentrum); verg. Eep Francken, Marian van Noort eds., ‘Brieven en aantekeningen’, Over Multatuli 8 (1981), p. 1-14.
8
Menno ter Braak aan Cor Bruijn, 9 juli 1937. Verg. Mr S. Tromp Meesters, ‘Multatuli en zijn zoon. De publicatie der correspondentie met Van der Hoeven. Wat bewijst zij wel of niet? (Ingezonden)’, Het Vaderland, 7 augustus 1937, met een ‘Naschrift’ van M.[enno] t.[er] B. [raak] (niet in vw).
9
Menno ter Braak aan G.H. ‘s-Gravesande, 28 december 1937 (‘s-Gravenhage, Letterkundig Museum en Documentatiecentrum); bijna letterlijk ook in: Menno ter Braak aan Cor Bruijn, 28 december 1937. Onder het pseudoniem De Schoondochter zou Annetta G. Douwes Dekker-Post van Leggelo toch een boek tegen Multatuli en zijn bewonderaars in het licht geven: De waarheid over Multatuli en zijn gezin. Een antwoord aan Julius Pée, Menno ter Braak e.a. van de schoondochter (‘s-Gravenhage 1939). Verg. de bespreking van M.[enno] t.[er] B.[raak], ‘Multatuli en zijn zoon. Nogmaals de wed. Douwes Dekker contra haar belagers. Simplistisch schema van zwart en wit’, Het Vaderland, 14 december 1939 (met in vw).
10
Verg. bijvoorbeeld G.H. ‘s-Gravesande, ‘Nog altijd Multatuli. Reisbrieven aan Mimi. Zijn lezingen in Nederland’, n.a.v. Multatuli, Reisbrieven aan Mimi en andere bescheiden. Met aanteekeningen in het licht gegeven door dr Julius Pée (Amsterdam 1941), Het Vaderland, 15 maart 1942.
11
Menno ter Braak, Douwes Dekker en Multatuli (‘s-Gravenhage 1937 = De Vrije Bladen 14 (1937) 4, p. 1-31; 22) (vw iv, p. 179-202; 196).
12
Bedoeld is: N.N., ‘Eduard Douwes Dekker (Multatuli) 2 Maart 1820-19 Februari 1887’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 18 februari 1937, waarover Ter Braak oordeelde: ‘een artikel, dat compleet de geborneerdheid, de rancune en de kleine sluwheid van Droogstoppel weerspiegelt’. De anonieme auteur wordt als een ‘Pennewip uit de twintigste eeuw’ neergezet (Douwes Dekkeren Multatuli, p. 3; vw iv, p. 179).
13
Het manuscript van Douwes Dekker en Multatuli werd door de auteur begin april 1937 afgesloten en ingeleverd (verg. Menno ter Braak aan J. Greshoff, 5 april 1937; ‘s-Gravenhage, Letterkundig Museum en Documentatiecentrum).
14
Menno ter Braak, ‘Huet en Multatuli. Het veelzijdig talent en het ongegêneerde genie. Over het schrijven van correcte zinnen’, Het Vaderland, 1 mei 1936 (vw iv, p. 362-366).
15
M.t.B., ‘Nieuwe publicaties over Multatuli’s leven. De verhouding tot zijn kinderen. Geen schuld, maar fatum’, n.a.v. Dr. Julius Pée, Multatuli en de zijnen, Het Vaderland, 18 februari 1937 (niet in vw). Overgenomen worden alleen de fragmenten die Bloems reactie uitlokten; Ter Braaks inhoudelijke oordeel over het boek van Pée doet hier niet ter zake.
16
Dr. Th. Swart Abrahamsz, Eduard Douwes Dekker (Multatuli). Eene ziektegeschiedenis (Amsterdam 1888).
17
De brief verscheen in Het Vaderland van 22 februari 1937. De tekst ervan is niet opgenomen in J.C. Bloem, Het onzegbare geheim Verzamelde essays en kritieken 1911-1963. H.T.M. van Vliet ed. (Amsterdam 1995).
18
M.t.B., ‘Nieuwe publicaties over Multatuli’s leven’.
19
J. Saks, Busken Huet en Potgieter (Rotterdam 1927).
20
J.C. Bloem aan P.N. van Eyck, 9 november 1930; geciteerd uit: dez., Brieven aan P.N. van Eyck. Uitgegeven, ingeleid en van aantekeningen voorzien door G.J. Dorleijn, A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet (2 dln. ‘s-Gravenhage: Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 1980) II, p. 394. In de aangehaalde brief gunt Bloem overigens wel de staatsman en historicus Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876) de eer van een plaats naast Huet.
21
Verg. Constant van Wessem aan Menno ter Braak, z.d. [april 1931] (‘s-Gravenhage, Letterkundig Museum en Documentatiecentrum). Het bewuste artikel was: ‘Zoolang er hoop is… Over Anthome Donker’, [n.a.v. Anthonie Donker, ‘Op weg naar een protestantsche poézie’, De Stem 11 (1931) 4 (April), p. 378-385], De Vrije Bladen 8 (1931) 5 (mei), p. 154-159; opgenomen onder de titel ‘Anthonie Donker, administrateur’ in: Menno ter Braak, Het tweede gezicht Verzamelde essays (‘s-Gravenhage 1935), p. 47-54 (vw iii, p. 419-424).
22
Menno ter Braak, E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940. H. van Galen Last ed. (4 dln. Amsterdam 1962-1967) iv, p. 182-183, 186.
23
N.N., ‘Pleidooi voor Menno ter Braak’, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 12 oktober 1949.
24
H.A. Gomperts, ‘Ter Braak’, in: dez., De schok der herkenning. Acht causerieen over de invloed van invloed in de literatuur (Amsterdam 1959), p. 107-126.
25
J.C. Bloem, ‘Vooruitgang achteruitgang. Wandelingen door ex-Nederland’, Elseviers Weekblad, 5 mei 1951; opgenomen in: dez., Het onzegbare geheim. Verzamelde essays en kritieken 1911-1963. H.T M van Vliet ed, p 740-743; 741.

Over dit hoofdstuk/artikel

H.J.A. Hofland


Over dit hoofdstuk/artikel

H.J.A. Hofland


Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Entrop

over Piet Mondriaan

over Eva de Beneditty


+
Marco Entrop (1956), redacteur van De Parelduiker, belichtte in het vorige nummer de dada-veldtocht in Nederland.
+
Met dank aan Peter Paul Huf (Amstelveen), die, even genereus als enthousiast, het dagboek van zijn grootmoeder voor dit artikel ter beschikking stelde en tevens zijn professionele medewerking verleende bij het reproduceren van de hier afgebeelde foto’s uit het familiearchief.
1
Enkele fragmenten werden eerder gepubliceerd door haar dochter Emmy Huf, ‘Piet Mondriaan met andere ogen bekeken’, in: Accent, 12 augustus 1972, p. 26-27, en door Ageeth Scherphuis, ‘Vrienden over zijn vrouwen, zijn smaak, zijn armoede’, in: Vrij Nederland, 17 december 1994, p. 70-75. De Beneditty’s dagboek werd, voor het eerst, geexposeerd op de tentoonstelling Mondriaan aan de Amstel 1892-1912 (Gemeentearchief Amsterdam, 18 februari-15 mei 1994). Zie: Lucette ter Borg, ‘“Te zitten waar hij leeft en ademt!” Ontroerende documenten over Mondriaan in Amsterdam’, in: nrc Handelsblad, 26 februari 1994, p. 7.
2
Max Dendermonde, Mondriaan, de man die de charleston danste (Baarn 1994).
3
Marty Bax, ‘Mondriaan en zijn vrienden’, in: Robert Welsh, e.a., Mondriaan aan de Amstel 1892-1912 (Amsterdam 1994), p. 31 en idem, ‘De passies van Piet Mondriaan’, in: Jong Holland, jrg. 10 (1994), nr. 2, p. 32-41. Voor de levensloop en het werk van Mondriaan steunt dit artikel verder hoofdzakelijk op: Joop M. Joosten en Robert P. Welsh (red.), Piet Mondrian. Catalogue raisonné (Blaricum-Parijs 1998), 3 dln.
4
Henriëtte Mooy, Maalstroom, eerste deel: Van de ankers (Amsterdam 1927); tweede deel: Zwalkend (Amsterdam 1928); derde deel: Havenzicht (Amsterdam 1930). Zie: Marco Entrop, ‘Een schilder verliefd. Mondriaan op vrijersvoeten’, in: J. de Bruijn, e.a. (red.), Een vreemde man, en die ons vreemd ontviel. Liber amicorum voor E.W.A. Henssen (1950-1999) (Amsterdam 2000), p. 268-279.
5
Over het huwelijk van haar ouders schreef Emmy Huf het boekje …Ik wil nu warm vlees! Een Jiddisch-Katholische Komedie (Amsterdam-Assen 1970). Zie ook: ‘Emmy Huf’, in: Michel van der Plas, Jeugdherinneringen van… (Baarn 1987), p. 74-88. Herdrukt in: idem, Vader en moeder. Kinderen over hun beroemde ouders (Baarn 1993), p. 82-96. De hierna volgende gegevens zijn ontleend aan de geboorteregisters, gezinskaarten, woningboeken, et cetera in het Gemeentearchief Amsterdam, het Gemeentearchief Rotterdam en het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag.
6
Garmt Stuiveling, Het korte leven van Jacques Perk. Een biografie (Amsterdam 1957), p. 146.
7
In Louis Saalborns autobiografische roman De vader en de zoon (Amsterdam 1934) komen Jeannette (1861-1927) en Joséphine (1859-1931) de Groot voor onder de namen Rebecca en Martha David. Hun zwager Elias is vermoedelijk getekend naar Abraham de Beneditty, die als de pater familias wordt beschouwd: ‘de knapste man uit de familie, een vroom, zeer onderlegd Portugees, bij wien de heele familie om raad vroeg als er moeilijkheden waren’ (p. 57). Ook Elias handelt in effecten.
8
Mededeling Paul Huf, Scherphuis, op. cit. (noot 1), p. 75.
9
Nochem de Beneditty, Ouderlijke macht en kinderbescherming (Amsterdam 1910).
10
Schilderijen en teekeningen door C. Spoor, Piet Mondriaan en Jan Sluyters, Stedelijk Museum Amsterdam, 6-31 januari 1909. ‘Zij is tot nu toe door ruim 3000 personen bezocht, wel een bewijs dat zij de aandacht heeft getrokken.’ Algemeen Handelsblad (Avondblad), 29 januari 1909, tweede blad, p. 7.
11
C.L. Dake, ‘Schilderkunst: Drie avonturiers in het Stedelijk Museum’, in: De Telegraaf, 8 januari 1909. Op de tentoonstelling Mondriaan. op weg naar abstractie (Gemeentemuseum Den Haag, 21 december 2002-20 april 2003) werd die ‘middenzaal’ voor een belangrijk deel gereconstrueerd, in totaal negen schilderijen waaronder twee zelfportretten.
12
19 de Jaarlijksche Tentoonstelling, Amsterdam: Stedelijk Museum, 11 april-16 mei 1909.
13
‘Op 15-jarigen leeftijd kreeg ik eenige wenken van mijn vriend Piet Mondriaan, die in mij iemand van zijn richting voelde […].’ Brief van Louis Saalborn aan Alb. Plasschaert, d.d. 6 december 1911 (Collectie Rijksbureau Kunsthistorische Documentatie, Den Haag). In De vader en de zoon (op. cit. noot 7), p. 136-137 en p. 141-143, beschrijft Saalborn zijn vriendschap met Mondriaan. Zie ook: Louis Saalborn, ‘Mondriaan zag in mij de schilder’, in: De Telegraaf, 12 maart 1955, en ‘Herinnering aan Mondriaan’, in: idem, 17 maart 1955.
14
Zie noot 8. Volgens Paul Huf is de chrysant via een Nederlandse kunsthandelaar rechtstreeks doorverkocht naar New York. Aangenomen dat Emmy Huf de tekening na de dood van haar moeder te gelde heeft gemaakt, kan, met een slag om de arm, de chrysant die is beschreven onder nummer c78 in Joosten en Welsh, op. cit. (noot 3), ii, p. 485, als het exemplaar van De Beneditty worden geidentificeerd.
15
Joosten en Welsh, op. cit. (noot 3), i, p. 400 (a600) en p. 403 (a608); ii, p. 484 (C 76).
16
Citaat uit de advertentie in het Algemeen Handelsblad (Avondblad), 16 januari 1909, eerste blad, p. 3. Het Wiener Operetten-Ensemble van Miksa Préger gaf in januari en februari 1909 een zevental voorstellingen van Der tapfere Soldat in Amsterdam: op donderdag 21 januari, zaterdag 23 januari, donderdag 4 februari en maandag 8 februari in de Stadsschouwburg en op donderdag 11, dinsdag 23 en zondag 28 februari in het Grand Théâtre in de Amstelstraat.
17
Zie noot 8.
18
Joosten en Welsh, op. cit (noot 3), 1, p. 128.
19
Huf, op. cit. (noot 1), p 26.
20
Joosten en Welsh, op. cit. (noot 3), 1, p. 128.
21
Uitgevoerd door het Concertgebouworkest onder leiding van Evert Cornelis, met als solist de violist Johan Christiaan Herbschleb. Aankondiging in het Algemeen Handelsblad (Avondblad), 22 mei 1909, eerste blad, p. 3.
22
Gedurende het najaar van 1910 en het voorjaar van 1911 verbleef Mondriaan geregeld in Oegstgeest, waar hij bacteriologische tekeningen maakte in opdracht van R.P. van Calcar, hoogleraar in de bacteriologie en gezondheidsleer aan de Rijksuniversiteit te Leiden, en een oude kennis van hem. Joosten en Welsh, op. cit. (noot 3), I, p. 131.
23
Dit dagboek is grotendeels in het Engels, volgens Eva omdat ze de taal wilde oefenen Op 13 oktober 1910 schrijft ze dat ze over een paar jaar voor korte tijd in Engeland gaat wonen, ‘that’s wanted’.