Over dit hoofdstuk/artikel

Nico Keuning

over Jan Arends


Over dit hoofdstuk/artikel

Nico Keuning

over Jan Arends


Over dit hoofdstuk/artikel

Michiel van Kempen

over Albert Helman


+
Michiel van Kempen (1957) is vorig jaar gepromoveerd op Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Eerder publiceerde hij Plantage Lankmoedigheid (1997), Het Nirwana is een lege trein (2001) en Pakistaanse nacht (2002).

Over dit hoofdstuk/artikel

Bart Slijper

over J.C. Bloem


+
Bart Slijper (1963) werkt aan een biografie van J.C. Bloem.
1
J.C. Bloem, Leven in het verleden. Verzamelde aforismen (ed. H.T.M. van Vliet), Groningen 1996, p. 13 en 167.
2
Brief aan Carina Bouman-Hofstede Crull, 7 juli 1950; particuliere collectie.
3
Dossier rond de benoeming van J.W C. Bloem tot burgemeester van de gemeente Oudshoorn Nationaal Archief, Den Haag, Kabinetsarchief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, 1817-1935, nummer toegang 2.04.26.02, inventarisnummer 314.
4
Idem, inventarisnummer 446
5
J C. Bloem, Gedichten Historisch-kritische uitgave (ed. A.L. Sotemann en H.T.M van Vliet), Amsterdam enz. 1979, deel 1, p. 124. Bloem heeft dit gedicht niet gepubliceerd, omdat Verwey vond – en Bloem was het daar eigenlijk wel mee eens – dat het ‘te direct’ was. (J.C. Bloem, Brieven aan P N. van Eyck (ed. G.J. Dorleijn, A.L. Sotemann en H.T.M. van Vliet), ‘s- Gravenhage 1980, deel 2, p. 264.)
6
Clara Eggink, Leven met J.C. Bloem, Amsterdam 1977, p.21.
7
Notulen van de gemeenteraad van Oudshoorn, 7 september en 28 december 1897; Streekarchief Rijnlands Midden te Alphen aan den Rijn.
8
Dit brengt Bloem de gemeenteraad in herinnering op de dag dat hij zijn definitieve besluit meedeelt. Notulen van de gemeenteraad van Oudshoorn, 19 december 1902; Streekarchief Rijnlands Midden te Alphen aan den Rijn.
9
Nationaal Archief, Den Haag, Kabinetsarchief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, 1817-1935, nummer toegang 2.04.26.02, inventarisnummer 529.
10
Memorie van successie, opgemaakt te Den Haag, 1 december 1902; Nationaal Archief, Den Haag, Inventaris van de memories van successie van Zuid-Holland, nummer toegang 3.06.05, filmnummer 99a, nummer 91.
11
De Rijnbode, 4 januari 1903.
12
Clara Eggink, Leven met J C. Bloem, Amsterdam 1977, p. 45.
13
Mondelinge mededeling van J.W.C. Bloem, 17 september 1991. Zowel Clara Eggink als A.L. Sotemann vermeldt het (familie)verhaal dat een administrateur van het bezit een rol speelde bij de verdwijning van het geld. Het zou zo kunnen zijn dat deze administrateur Bloems vader misleidende informatie heeft gegeven, of eigenmachtig obligaties heeft aangekocht. Ook in dat geval blijft staan dat Bloem niet erg handig met zijn kapitaal is omgesprongen. (Vergelijk A.L. Sotemann, Een dichter en zijn wereld Over J.C. Bloem, [Groningen] 1994, p. 14.)
14
Met dank aan Jeroen Huber, Document & Information Management, Euronext Amsterdam.
15
Geciteerd naar Clara Eggink, vara radio, Hilversum ii, 21 mei 1972
16
Geboorteakte Jacobus Cornelis Bloem, 25 februari 1822; Regionaal Historisch Centrum Tilburg. A.A. Vorsterman van Oijen, Geslacht Bloem van omstreeks 1640 tot op heden, z.p.z.j.
17
De brieven van J C. Bloem aan Aart van der Leeuw(ed. A. Kets-Vree), ‘s-Gravenhage 1979, p. 55.
18
Brief aan Jan Greshoff, 7 april 1915, Letterkundig Museum, collectie Bloem, signatuur B. 634 B. 1.
19
Nationaal Archief, Den Haag, Kabinetsarchief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, 1817-1935, nummer toegang 2.04.26.02, inventarisnummer 529.
20
Bevolkingsregister 1910-1920; Archief Stad-Hardenberg 1818-1940.
21
De brieven van J.C. Bloem aan Aart van der Leeuw (ed. A. Kets-Vree), ‘s-Gravenhage 1979, p. 91-93.
22
Zie Gretha Donker, ‘Hora est. Schrijvers en proefschriften (11). J.C. Bloem’, De Parelduiker 7 (2002), nummer 4, p. 23-31.
23
J.C. Bloem, De brieven aan Albert Verwey (ed. Bart Slijper), Maatssen 1997, p. 87-88.
24
J.C. Bloem, Brieven aan P N. van Eyck (ed. G.J. Dorleijn, A.L. Sotemann en H.T.M. van Vliet), ‘s-Gravenhage 1980, deel 1, p. 201.
25
Bloems eerste baan leverde f 1500,- per jaar op en dat was geen hoog maar ook geen heel laag salaris; april 1918 moet hij 8% rente betalen.
26
Zoals Bloem uiteraard wist, luidt het eerste lid van artikel 1 van De wet op het faillissement (1893) als volgt: ‘De schuldenaar, die in den toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, wordt, hetzij op eigen aangifte, hetzij op verzoek van een of meer zij ner schuldeischers, bij rechterlijk vonnis in staat van faillissement verklaard.’ Cruciaal is dus dat het niet om een incident gaat maar om een algemene en voortdurende situatie, zoals in Bloems geval. (De wet op het faillissement en de surséance van betaling, gevolgd door de invoeringswet (ed. J.D. Veegens), vijfde druk (herzien door A.S. Oppenheim), Haarlem 1917, p. 28-29.)
27
J.C. Bloem, Brieven aan P.N. van Eyck (ed. G.J. Dorleijn, A.L. Sotemann en H.T.M. van Vliet), ‘s-Gravenhage 1980, deel 2, p. 254-260
28
De brieven van J. C Bloem aan Aart van der Leeuw (ed. A. Kets-Vree), ‘s-Gravenhage 1979, p 109.
29
J.C. Bloem, Brieven aan P.N van Eyck (ed. G.J. Dorleijn, A.L. Sotemann en H.T.M. van Vliet), ‘s-Gravenhage 1980, deel 2, p. 217.
30
J.C. Bloem en H. Marsman, De bewaard gebleven brieven (ed. Bart Slijper), Groningen [1993], p. 32.
31
Hierover bijvoorbeeld Helleke van den Braber, ‘M.R. Radermacher Schorer als mecenas van de dichter J.C. Bloem’, in M.R Radermacher Schorer 1888-1956. Minnaar van het ‘schoone’ boek, Amsterdam/Den Haag 1998, p. 23-41.
32
J.C. Bloem, Het onzegbaregeheim. Verzamelde essays en kritieken 1911-1963 (ed. H.T.M. van Vliet), Amsterdam 1995, p. 751.
33
J.C. Bloem, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1998, p. 189.
34
Idem, p. 12.

Over dit hoofdstuk/artikel

Rudi van Dantzig

over Gerard Reve


+
Rudi van Dantzig (1993) is choreograaf en schrijver. Hij publiceerde onder meer de roman Voor een verloren soldaat (1986). Noerejev het spoor van een komeet (1993) en de verhalenbundel Afgrond (1996). Onlangs is van hem Het leven van Willem Arondéus 1894-1943 verschenen

Over dit hoofdstuk/artikel

Niels Bokhove

over David Vogel


+
Niels Bokhove (1946), filosoof, is hoofdredacteur van het Kafka-Katern, het kwartaalblad van de Nederlandse Franz Kafka-Kring. Hij schreef eerder in De Parelduiker over Hermans, Vestdijk en Kafka.
1
Kees Meiling, ‘Nawoord. David Vogel, een Europese schrijver die in het Hebreeuws schreef’, in: David Vogel, Huwelijksleven Roman. Uit het Hebreeuws vertaald door en met een nawoord van Kees Meiling (Amsterdam 1992).
2
Michael Zeeman, ‘De koorts en loomheid der koffiehuizen. Het Wenen van David Vogel, een Hebreeuws meesterwerk’, in: de Volkskrant, 16 februari 1990; id., ‘Onbeslist als een luie zomerdag. Met uitzicht op zee bevestigt het grote talent van David Vogel’, in: de Volkskrant, 4 december 1992.
3
David Vogel, Das Ende der Tage. Tagebucher und autobiographische Aufzeichnungen 1912-1922 und 1941/42. Mit einem Vorwort von Amir Eshel. Aus dem Hebraischen von Ruth Achlama (Munchen/Leipzig 1995). Alle citaten hieruit in dit artikel zijn door mij vertaald. In de loop van 2004 zal bij Uitgeverij J.M. Meulenhoff het Verzameld Werk (in één band) van David Vogel verschijnen. Opgenomen daarin is ook een (overigens niet door mij vervaardigde) Nederlandse vertaling van Vogels dagboek.
4
Chris van Esterik, ‘De trouwring maakt een vrouw tot furie. Filosofische roman van David Vogel uit 1930 herontdekt’, in: nrc Handelsblad, 17 januari 1992.
5
Zie ook Kees Meilings pogingen daartoe in zijn bijdrage aan Wenen, de sfinx (Het Oog in ’t Zeil Stedenreeksdeel 4, 1996): ‘In de netten van het noodlot. Het Wenen van David Vogel’.
6
Das Ende der Tage, p. 296
7
Zie H. Rodlauer, ‘Kafka und Wien. Ein Briefkommentar’, in: Anzeiger. Osterreichische Akademie der Wissenschaften, phil.-hist. Kl. 122 (1985) [1986] 1/9, p. 239; Neue Freie Presse, 9 september 1913, Abendblatt, p. 4.
8
‘Die hebraische Konferenz’, Selbstwehr 7 (1913) 35 (29. Aug.), p. 4; Max Brod, Streitbares Leben. Autobiographie (München [1963]), p. 297.
9
Soma Morgenstern, Joseph Roths Flucht und Ende Erinnerungen. Hrsg. u. mit einem Nachw. von Ingolf Schulte (Luseburg 1994), p. 24 e v.
10
Rodlauer, ‘Kafka und Wien’, p. 234, 236 En niet het Parlementsgebouw, zoals wordt beweerd in Kafka, Tagebucher in der Fassung der Handschrift. Hrsg. von H.-G. Koch, M. Muller u.M. Pasley (Frankfurt/M, 1990), Kommentarband, p. 250.
11
Kafka, Tagebucher, p. 1063
12
Huwelijksleven, p. 129-130.
13
Kafka, Tagebucher, p. 1063 e.v.; M. Brod & F. Kafka, Briefwechsel. Hrsg. v.M. Pasley (Eine Freundschaft, ii) (Frankfurt/M, 1989), p. 128; Rodlauer, ‘Kafka und Wien’, p. 220 e.v.
14
Stenographisches Protocoll der Verhandlungen des xi. Zionisten-Kongresses in Wien vom 2. bis 9 Sept. 1913. Hrsg. v. Zionistischen Aktionskomitee (Berlin/Leipzig, 1914), p. 254-59, 313 e.v., 291 e.v; Brod/Kafka, Briefwechsel, p. 128.
15
Kafka, Briefe 1902-1924. Hrsg. von M. Brod (Frankfurt/M, 1958), p. 456, 459, 477; Brod/Kafka, Briefwechsel, p. 436. Zie over Kafka’s vermeende zionisme: N. Bokhove, ‘“The Entrance to the More Important.” Kafka’s personal pseudozionism’, in: ‘Ich bin Ende oder AnfangKafka, Zionism, and Beyond Congress Jerusalem & Beersheba, 1999. Ed. by Mark Gelber (Tubingen: Max Niemeyer, in voorber.), samenvatting: ‘“Eingang zu dem Wichtigern.” Kafka’s personal pseudozionism’, in: Kafka-Katern 8 (2000) 1, p. 6-11.
16
G. Shaked, ‘A Viennese author who wrote in Hebrew: David Vogel as novelist’, Modern Hebrew Literature 12 (1986), p. 21.
17
H. Knopfmacher, ‘Der hebraische Dichter David Vogel’,Judische Rundschau 30 (1925) 97/98 (11 xii.), p. 811: K. Meiling, ‘Nawoord’, p. 459; A.C. Jacobs, ‘Introduction’ in: David Vogel, The Dark Gate. Selected Poems. Transl. from the Hebrew by A.C. Jacobs (London 1976), p. 6 e.v.
18
Shaked, ‘A Viennese author..’ p. 21, 22, 25, 27.
19
K. Meiling, ‘Nawoord’, p. 463; M. Zeeman, ‘De koorts en loomheid der koffiehuizen’.
20
Huwelijksleven, p. 449-450, 451.
21
Ondanks de ontkenning ervan door tekstbezorger Menachim (Das Ende der Tage, p. 14) en ondanks het feit dat de hoofdpersoon ‘Weichert’ (‘slappeling’) heet (Das Ende der Tage, p. 119, 140, 241), blijkt het sterk autobiografische gehalte van Kulam Yatseu La’krav mijns inziens vrij zeker uit een aantal details: Vogels leeftijd (p. 158, 264), zijn schrijverschap (p. 264, 297v), data van historische gebeurtenissen (p. 117, 304v), de situatie van vrouw en dochtertje (p. 119, 124v, 162, 188, 215, 233, 264) en topografische bijzonderheden (m.n. Hauteville, p. 119v, 189, 221). Afgezien van de naam Weichert is eigenlijk de door hem opgegeven geboorteplaats ‘Wien’ (p 170, 296v) het enige afwijkende detail: mogelijk voelde Vogel zich inderdaad een Wener uit afkeer van of zelfs schaamte over zijn Galicische afkomst
22
De dateringen kloppen niet met elkaar. Vogels eigen tekst suggereert duidelijk dat het Loriol-kamp in juni 1940, na Frankrijks ultimatum aan Italie, werd ontruimd, maar de datum waaronder hij dit in zijn dagboek vermeldt, luidt ‘maandag, de 9e juni’, die echter in 1940 op een zondag viel. In dezelfde passage noemt hij Frankrijks ultimatum aan Italie, dat eveneens in juni 1940 gesteld werd. In zijn inleiding op de dagboekuitgave zegt Eshel dat Vogel tot juni 1941 geinterneerd was en ‘na de definitieve capitulatie van Frankrijk’ vrijgelaten werd. (Andere bronnen noemen ook 1941: D. Pa. [Dan Pagis], ‘Vogel, David’, Encyclopaedia Judaica. Vol. 16 (Jerusalem, 1971), p 202v., Judith Bar-El, ‘And I Am Missing. The Basic Semantic Structure of David Vogel’s Poems’. Modern Hebrew Literature 12 (1986), p 9.) Frankrijk tekende echter de wapenstilstand in Compiègne op 22 juni 1940. Vogel kan zich hier natuurlijk, doordat hij het veel later opgeschreven heeft, vergist hebben, een fout die zonder check door Eshel gevolgd werd. Andere data kloppen echter wel met de weekdag.
23
Danuta Zech, Kalendarium der Ereignisse im Konzentrationslager Auschwitz-Birkenau 1939-1945 Mit einem Vorw. von Walter Laqueur (Reinbek b Hamburg 1989, Frankfurt/M. Buchergilde Gutenberg), p 737; M Zeeman, ‘Een grafmonument voor David Vogel’, de Volkskrant, 11 juni 1993.
24
Kees Meilings veronderstelling in zijn ‘Een Hebreeuwse kosmopoliet Over David Vogel (1891-1944)’, Bzzlletin 22 (1993), p 205, 29, dat het niet in Hauteville maar in ‘Lorieul, nabij Lyon’ was, klopt m.i. niet Hij bedoelt waarschijnlijk het Zuid-Franse kamp Loriol
25
Brief van Tamara Vogel Mizrahi, Island Park, ny, 1 mei 2002
26
Fax van Dan Laor, Tel-Aviv, 6 juni 2002.

Over dit hoofdstuk/artikel

Niels Bokhove

over David Vogel


+
Niels Bokhove (1946), filosoof, is hoofdredacteur van het Kafka-Katern, het kwartaalblad van de Nederlandse Franz Kafka-Kring. Hij schreef eerder in De Parelduiker over Hermans, Vestdijk en Kafka.
1
Kees Meiling, ‘Nawoord. David Vogel, een Europese schrijver die in het Hebreeuws schreef’, in: David Vogel, Huwelijksleven Roman. Uit het Hebreeuws vertaald door en met een nawoord van Kees Meiling (Amsterdam 1992).
2
Michael Zeeman, ‘De koorts en loomheid der koffiehuizen. Het Wenen van David Vogel, een Hebreeuws meesterwerk’, in: de Volkskrant, 16 februari 1990; id., ‘Onbeslist als een luie zomerdag. Met uitzicht op zee bevestigt het grote talent van David Vogel’, in: de Volkskrant, 4 december 1992.
3
David Vogel, Das Ende der Tage. Tagebucher und autobiographische Aufzeichnungen 1912-1922 und 1941/42. Mit einem Vorwort von Amir Eshel. Aus dem Hebraischen von Ruth Achlama (Munchen/Leipzig 1995). Alle citaten hieruit in dit artikel zijn door mij vertaald. In de loop van 2004 zal bij Uitgeverij J.M. Meulenhoff het Verzameld Werk (in één band) van David Vogel verschijnen. Opgenomen daarin is ook een (overigens niet door mij vervaardigde) Nederlandse vertaling van Vogels dagboek.
4
Chris van Esterik, ‘De trouwring maakt een vrouw tot furie. Filosofische roman van David Vogel uit 1930 herontdekt’, in: nrc Handelsblad, 17 januari 1992.
5
Zie ook Kees Meilings pogingen daartoe in zijn bijdrage aan Wenen, de sfinx (Het Oog in ’t Zeil Stedenreeksdeel 4, 1996): ‘In de netten van het noodlot. Het Wenen van David Vogel’.
6
Das Ende der Tage, p. 296
7
Zie H. Rodlauer, ‘Kafka und Wien. Ein Briefkommentar’, in: Anzeiger. Osterreichische Akademie der Wissenschaften, phil.-hist. Kl. 122 (1985) [1986] 1/9, p. 239; Neue Freie Presse, 9 september 1913, Abendblatt, p. 4.
8
‘Die hebraische Konferenz’, Selbstwehr 7 (1913) 35 (29. Aug.), p. 4; Max Brod, Streitbares Leben. Autobiographie (München [1963]), p. 297.
9
Soma Morgenstern, Joseph Roths Flucht und Ende Erinnerungen. Hrsg. u. mit einem Nachw. von Ingolf Schulte (Luseburg 1994), p. 24 e v.
10
Rodlauer, ‘Kafka und Wien’, p. 234, 236 En niet het Parlementsgebouw, zoals wordt beweerd in Kafka, Tagebucher in der Fassung der Handschrift. Hrsg. von H.-G. Koch, M. Muller u.M. Pasley (Frankfurt/M, 1990), Kommentarband, p. 250.
11
Kafka, Tagebucher, p. 1063
12
Huwelijksleven, p. 129-130.
13
Kafka, Tagebucher, p. 1063 e.v.; M. Brod & F. Kafka, Briefwechsel. Hrsg. v.M. Pasley (Eine Freundschaft, ii) (Frankfurt/M, 1989), p. 128; Rodlauer, ‘Kafka und Wien’, p. 220 e.v.
14
Stenographisches Protocoll der Verhandlungen des xi. Zionisten-Kongresses in Wien vom 2. bis 9 Sept. 1913. Hrsg. v. Zionistischen Aktionskomitee (Berlin/Leipzig, 1914), p. 254-59, 313 e.v., 291 e.v; Brod/Kafka, Briefwechsel, p. 128.
15
Kafka, Briefe 1902-1924. Hrsg. von M. Brod (Frankfurt/M, 1958), p. 456, 459, 477; Brod/Kafka, Briefwechsel, p. 436. Zie over Kafka’s vermeende zionisme: N. Bokhove, ‘“The Entrance to the More Important.” Kafka’s personal pseudozionism’, in: ‘Ich bin Ende oder AnfangKafka, Zionism, and Beyond Congress Jerusalem & Beersheba, 1999. Ed. by Mark Gelber (Tubingen: Max Niemeyer, in voorber.), samenvatting: ‘“Eingang zu dem Wichtigern.” Kafka’s personal pseudozionism’, in: Kafka-Katern 8 (2000) 1, p. 6-11.
16
G. Shaked, ‘A Viennese author who wrote in Hebrew: David Vogel as novelist’, Modern Hebrew Literature 12 (1986), p. 21.
17
H. Knopfmacher, ‘Der hebraische Dichter David Vogel’,Judische Rundschau 30 (1925) 97/98 (11 xii.), p. 811: K. Meiling, ‘Nawoord’, p. 459; A.C. Jacobs, ‘Introduction’ in: David Vogel, The Dark Gate. Selected Poems. Transl. from the Hebrew by A.C. Jacobs (London 1976), p. 6 e.v.
18
Shaked, ‘A Viennese author..’ p. 21, 22, 25, 27.
19
K. Meiling, ‘Nawoord’, p. 463; M. Zeeman, ‘De koorts en loomheid der koffiehuizen’.
20
Huwelijksleven, p. 449-450, 451.
21
Ondanks de ontkenning ervan door tekstbezorger Menachim (Das Ende der Tage, p. 14) en ondanks het feit dat de hoofdpersoon ‘Weichert’ (‘slappeling’) heet (Das Ende der Tage, p. 119, 140, 241), blijkt het sterk autobiografische gehalte van Kulam Yatseu La’krav mijns inziens vrij zeker uit een aantal details: Vogels leeftijd (p. 158, 264), zijn schrijverschap (p. 264, 297v), data van historische gebeurtenissen (p. 117, 304v), de situatie van vrouw en dochtertje (p. 119, 124v, 162, 188, 215, 233, 264) en topografische bijzonderheden (m.n. Hauteville, p. 119v, 189, 221). Afgezien van de naam Weichert is eigenlijk de door hem opgegeven geboorteplaats ‘Wien’ (p 170, 296v) het enige afwijkende detail: mogelijk voelde Vogel zich inderdaad een Wener uit afkeer van of zelfs schaamte over zijn Galicische afkomst
22
De dateringen kloppen niet met elkaar. Vogels eigen tekst suggereert duidelijk dat het Loriol-kamp in juni 1940, na Frankrijks ultimatum aan Italie, werd ontruimd, maar de datum waaronder hij dit in zijn dagboek vermeldt, luidt ‘maandag, de 9e juni’, die echter in 1940 op een zondag viel. In dezelfde passage noemt hij Frankrijks ultimatum aan Italie, dat eveneens in juni 1940 gesteld werd. In zijn inleiding op de dagboekuitgave zegt Eshel dat Vogel tot juni 1941 geinterneerd was en ‘na de definitieve capitulatie van Frankrijk’ vrijgelaten werd. (Andere bronnen noemen ook 1941: D. Pa. [Dan Pagis], ‘Vogel, David’, Encyclopaedia Judaica. Vol. 16 (Jerusalem, 1971), p 202v., Judith Bar-El, ‘And I Am Missing. The Basic Semantic Structure of David Vogel’s Poems’. Modern Hebrew Literature 12 (1986), p 9.) Frankrijk tekende echter de wapenstilstand in Compiègne op 22 juni 1940. Vogel kan zich hier natuurlijk, doordat hij het veel later opgeschreven heeft, vergist hebben, een fout die zonder check door Eshel gevolgd werd. Andere data kloppen echter wel met de weekdag.
23
Danuta Zech, Kalendarium der Ereignisse im Konzentrationslager Auschwitz-Birkenau 1939-1945 Mit einem Vorw. von Walter Laqueur (Reinbek b Hamburg 1989, Frankfurt/M. Buchergilde Gutenberg), p 737; M Zeeman, ‘Een grafmonument voor David Vogel’, de Volkskrant, 11 juni 1993.
24
Kees Meilings veronderstelling in zijn ‘Een Hebreeuwse kosmopoliet Over David Vogel (1891-1944)’, Bzzlletin 22 (1993), p 205, 29, dat het niet in Hauteville maar in ‘Lorieul, nabij Lyon’ was, klopt m.i. niet Hij bedoelt waarschijnlijk het Zuid-Franse kamp Loriol
25
Brief van Tamara Vogel Mizrahi, Island Park, ny, 1 mei 2002
26
Fax van Dan Laor, Tel-Aviv, 6 juni 2002.

Over dit hoofdstuk/artikel

Enno Endt

over Thilde Stuiveling