Over dit hoofdstuk/artikel

Stefan van den Bossche

over Johan Gustaaf Danser


+
Stefan van den Bossche (1962). redacteur van de tijdschriften zl en Vlaanderen, is verbonden aan het Studiecentrum Maurice Roelants van de Katholieke Universiteit Brussel. Hij verdedigt binnenkort zijn dissertatie over het leven en werk van de dichter Jan van Nijlen.
1
J. Greshoff, ‘Dichterschap van J.G. Danser. Een werk van liefde verricht op wetenschappelijke wijze’, in Het Vaderland, 12 juli 1958.
2
G.H. ‘s-Gravesande, ‘Biografie’, in J.G. Danser, Verzameld werk (tekstverzorging van J. Staal, met een biografie door G.H. ‘s-Gravesande, Stichting De Beuk, Amsterdam 1957), p. 9.
3
Jan van Krimpen aan Jan van Nijlen, 28 maart 1920, Letterkundig Museum (Den Haag).
4
J. Staal, ‘Beschrijving der overgeleverde manuscripten en drukken’, in Danser, Verzameld werk, p. 130. In de cahiers waarin Danser poëzie van andere dichters overschreef, was vooral werk van dichters uit de generatie van 1910 opgenomen. De gedichten werden door Danser hoofdzakelijk gevonden in De Beweging, De Gids en Groot Nederland: het ging om wetk van o.a. P.N. van Eyck, Nico van Suchtelen, A. Roland Holst, P.C. Boutens, Aart van der Leeuw, J.C. Bloem en Karel van de Woestijne.
5
‘s-Gravesande, ‘Biografie’, in Danser, Verzameld werk, p. 18.
6
G.H. ‘s-Gravesande, ‘J.G. Danser’, in Vergeten en gebleven. Literaire beschouwingen (‘s-Gravenhage 1982), p. 105-106.
7
J. Greshoff en J. de Vries, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde (Arnhem 1925), p. 333.
8
Jan Greshoff nam in Het jaar der dichters. Muzenalmanak voor 1914 van Danser het gedicht ‘Aan den blinde’ op, dat eerder in De Beweging was verscheen. Het jaar daarop werden ‘De jonggestorvene’, ‘Aan…’ en ‘Herdenking’ geselecteerd.
9
J.G. Danser aan Jan Greshoff, 20 oktober 1915, lm.
10
Danser aan Greshoff, 10 januari 1916, lm
11
Greshoff aan Danser, 4 september 1915, lm.
12
Danser aan Greshoff, 10 januari 1916, lm
13
Danser aan Greshoff, 27 juni 1916, lm.
14
Greshoff aan Danser, 4 maart 1916, lm.
15
Danser aan Greshoff, 9 augustus 1916, geciteerd door ‘s-Gravesande, ‘Biografie’, in Danser, Verzameld werk, p. 19.
16
Danser aan Greshoff, 7 maart 1916, lm.
17
Danser aan Greshoff, 14 december 1916, lm.
18
Cf. Lambert Tegenbosch, ‘J.G Danser, ’n vergeten dichter’, in Oost Brabant, 12 oktober 1957.
19
Zie bijvoorbeeld C.J. Kelk, De Nederlandse poezie. Van haar oorsprong tot heden (Amsterdam 1948), p. 224.
20
Danser aan Greshoff, 20 september 1917, lm.
21
Albert Verwey, Proza. Deel IV (Amsterdam 1922), p. 149.
22
Danser aan Greshoff, 6 augustus 1917, lm.
23
Danser aan Jan van Nijlen, 7 juli 1919, amvc.
24
Anthonie Donker, ‘Jong gestorven dichters. 1. Johan Gustaaf Danser (1892-1920)’, in Den Gulden Winckel, 27 (1928) 7 (20 juli), p. 194.
25
‘s-Gravesande, ‘Biografie’, in Danser, Verzameld werk, p. 9-17 en 30.
26
Idem, p. 32.
27
J. Greshoff, ‘J.G. Danser’, in Nieuwe Arnhemsche Courant, 3 april 1920.
28
J. Greshoff, ‘Dichterschap van J.G. Danser. Een werk van liefde verricht op wetenschappelijke wijze’, in Het Vaderland, 12 juli 1958.
29
Jan van Nijlen, ‘J.G. Danser’, in Groot Nederland, 18 (1920) 6 (juni), p. 712.
30
Greshoff en De Vries, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde, p. 333.
31
Zie noot 24.
32
J.C. Bloem, ‘In memoriam J.G. Danser’, in De Gids, 84 (1920) nr. 5, deel 2, (mei), p. 334-336. Herdrukt in J.C. Bloem, Verzamelde beschouwingen (‘s-Gravenhage 1950), p. 120-122; en in J.C. Bloem, Het onzegbare geheim. Verzamelde essays en kritieken 1911-1963, bezorgd door H.T.M. van Vliet (Amsterdam 1995), p. 119-122.
33
J.C Bloem, ‘In memoriam J.G Danser’, in Het onzegbare geheim, p 122

Over dit hoofdstuk/artikel

Nico Keuning

over Bob den Uyl


+
Nico Keuning (1952) is schrijver van Altijd het tinnef om je heen een biografie van Max de Jong (2000) en Angst voor de winter het leven van Jan Arends (2003) Momenteel werkt hij aan de biografie van Bob den Uyl
1
Enkele fragmenten uit dit dagboek, de periode van 1 januari tot 2 april beslaand, werden in bewerking gepubliceerd in Barbarber nr. 39 (maart 1965)
2
Bob den Uyl interviewde Marie-Cécile Moerdijk in november 1991. Het interview is nooit gepubliceerd. De opname is ondanks het geschutter van Den Uyl met de apparatuur toch op de band terechtgekomen. Het cassettebandje bevindt zich in de nalatenschap in het Letterkundig Museum in Den Haag.
3
Populaire jazzprogramma’s op de radio. Swingtime was een programma van de avro. De Skymasters speelden vanaf mei 1947 onder leiding van P1 Scheffer Amerikaanse bigbandjazz. Op 6 juni 1947 kreeg ook de modernere jazz een kans, toen Pete Felleman zijn radioprogramma Swing and Sweet voor de vara begon. Hij draaide jazz waar Nederland tot op dat moment nauwelijk van had gehoord.
4
Een foto van Muggsy Spanier staat in Orrin Keepnews en Bill Grauer, A Pictorial History of Jazz (1966).
5
De nummers zijn tegenwoordig ook op compact disc te beluisteren. Camp Meeting Blues en Who’s Sony Now, die Kees Nederveen nog puntgaaf op de band had staan, zijn (evenals de nummers op de 78-toerenplaatjes) recent op ingenieuze wijze door Teun Frieling overgezet op cd. Van deze opname werden in het de vpro-radioprogramma De Avonden van 7 oktober 2004 drie nummers uitgezonden. Van Wim Haasbroek, Jan Kentie en Bert Methofer ontving ik in dankbaarheid foto’s van de Gateway City Jazz Band uit 1954. Enkele daarvan begeleiden dit artikel

Over dit hoofdstuk/artikel

Nico Keuning

over Bob den Uyl


+
Nico Keuning (1952) is schrijver van Altijd het tinnef om je heen een biografie van Max de Jong (2000) en Angst voor de winter het leven van Jan Arends (2003) Momenteel werkt hij aan de biografie van Bob den Uyl
1
Enkele fragmenten uit dit dagboek, de periode van 1 januari tot 2 april beslaand, werden in bewerking gepubliceerd in Barbarber nr. 39 (maart 1965)
2
Bob den Uyl interviewde Marie-Cécile Moerdijk in november 1991. Het interview is nooit gepubliceerd. De opname is ondanks het geschutter van Den Uyl met de apparatuur toch op de band terechtgekomen. Het cassettebandje bevindt zich in de nalatenschap in het Letterkundig Museum in Den Haag.
3
Populaire jazzprogramma’s op de radio. Swingtime was een programma van de avro. De Skymasters speelden vanaf mei 1947 onder leiding van P1 Scheffer Amerikaanse bigbandjazz. Op 6 juni 1947 kreeg ook de modernere jazz een kans, toen Pete Felleman zijn radioprogramma Swing and Sweet voor de vara begon. Hij draaide jazz waar Nederland tot op dat moment nauwelijk van had gehoord.
4
Een foto van Muggsy Spanier staat in Orrin Keepnews en Bill Grauer, A Pictorial History of Jazz (1966).
5
De nummers zijn tegenwoordig ook op compact disc te beluisteren. Camp Meeting Blues en Who’s Sony Now, die Kees Nederveen nog puntgaaf op de band had staan, zijn (evenals de nummers op de 78-toerenplaatjes) recent op ingenieuze wijze door Teun Frieling overgezet op cd. Van deze opname werden in het de vpro-radioprogramma De Avonden van 7 oktober 2004 drie nummers uitgezonden. Van Wim Haasbroek, Jan Kentie en Bert Methofer ontving ik in dankbaarheid foto’s van de Gateway City Jazz Band uit 1954. Enkele daarvan begeleiden dit artikel

Over dit hoofdstuk/artikel

Sander Bink

over Louis Couperus

over Maurits Wagenvoort


1
Over deze reis Frédéric Bastet, Louis Couperus. Een biografie (1987), p. 430-442, en R. Hielkema, Couperus en Spanje (ongepubliceerde doctoraalscriptie Vrije Universiteit Amsterdam, 1988].
2
Citaten uit het feuilleton ‘Sevilla’, Volledige Werken Louis Couperus 35 (1990), p. 530, id. en 532 (oorspronkelijk verschenen in Het Vaderland van 31 mei 1913).
3
Brieven of kaarten van Couperus uit Spanje zijn zeer zeldzaam. Deze kaart is afkomstig uit het archief van de Stichting Familie Wagenvoort. Met dank aan Herman Wagenvoort.
4
Zie J. Robert, ‘Een beetje originele vriend. Brieven van Louis Couperus aan Maurits Wagenvoort’, in: Jaarboek Letterkundig Museum 6 (1997), p. 129-160.
5
Uit het feuilleton ‘Sol y sombra’, Volledige Werken Louis Couperus 35, p. 535 (oorspronkelijk verschenen in Het Vaderland van 7 juni 1913).

Over dit hoofdstuk/artikel

Hein Groen

over Nigel Nicolson


Over dit hoofdstuk/artikel

Igor Cornelissen

over Hans van Straten


Over dit hoofdstuk/artikel

Igor Cornelissen

over Hans van Straten


Over dit hoofdstuk/artikel

Frans Oerlemans

Peter Janzen

over Hein Boeken


+
Frans Oerlemans, neerlandicus, en Peter Janzen, historicus, zetten hun reeks portretten van Tachtigers voort. Als voorlaatste in de reeks kwam Willem Kloos uitvoerig aan bod.

Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Entrop

over Maurits Wagenvoort

over Friedrich M. Huebner


+
Marco Entrop (1956), redacteur van De Parelduiker, schreef in dit blad eerder over dada en over Piet Mondriaan.
1
Giacomo Casanova, De jacht op geld. Memoires deel 5, vertaald door Theo Kars (Amsterdam 1994), p. 182-183.
2
Maurits Wagenvoort, ‘De fortuintjes van Casanova. Tooneelspel in 4 bedrijven’, in: Groot Nederland. jrg. 19 (1921), nr. 9 (september), p. 209-256, en nr. 10 (oktober), p. 373-407.
3
Maurits Wagenvoort, ‘Jacob Casanova in Holland’, in: Groot Nederland, jrg. 11 (1913), nr. 4 (april), p 399-424.
4
Arthur Schnitzler, Casanova’s terugkeer. Vertaald door Alice van Nahuijs en ingeleid door J. de Meester (Amsterdam 1920). De zusters of Casanova in Spa ging – in de vertaling van Henri Dekking en onder de regie van Cor van der Lugt Melsert – op 20 januari 1927 in Den Haag in première bij het Vereenigd Rotterdamsch-Hofstad Tooneel. Jacques Reule speelde Casanova.
5
Officieel Repertoire Boek van 4 september 1921 tot en met 31 augustus 1924. Archief Maatschap ‘Van der Horst & Musch’ (1919-1921), voortgezet door de nv Het Schouwtooneel (1921-1933), inv.nr. 30. Coll. Theater Instituut Nederland, Amsterdam.
6
Guus Verstraete, Ko van Dijk (Apeldoorn 1973), p 122
7
Linda Bouws, ‘Een schets van het Amsterdamse toneelleven van 1935 tot 1945’, in: E. Alexander e.a. (red.), Toneel in crisis- en bezettingstijd. Scenarium, deel 6 (Zutphen 1982), p. 42. Door de Eereraad voor de Tooneelkunst kreeg Laseur op 3 augustus 1945 een schorsing van drie maanden opgelegd, welke uitspraak in mei 1947 door de Centrale Ereraad voor de Kunst werd vernietigd. H.H.J. de Leeuwe, ‘Laseur, Cornelis Jan’, in: Biografisch woordenboek van Nederland, deel 4 (Den Haag 1994), p. 290-292.
8
Casanova heeft het in zijn memoires over de Amsterdamse bankier ‘mijnheer D.O.’. De eerste lichting casanovisten identificeerde hem als Thomas Hope, latere onderzoekers kwamen met de naam Henrik Hooft. Zie: D. Hoek, Casanova in Holland. Magie baart er hem goud (Zaltbommel 1977), p. 55-58. Huebner speelde met zijn persoonsnamen een spel van samentrekkingen: P. Olderman lijkt te staan voor de gisse Nederlander, altijd uit op een voordeeltje, terwijl K. Rijgerbos, de loyale kompaan die aan het langste eind trekt, een enigszins Duits-soldateske klank heeft meegekregen. Met de naam Sibilla verwees Huebner ondubbelzinnig naar de profetes Sibille van Cumae, die Aeneas naar de onderwereld geleidde.
9
Aantekening 21 augustus 1943. Dagboek F.M. Huebner, mei 1941-september 1944 (coll. lm, sign. h 08710)
10
Alleen Henrik Scholte zouden deze toevalligheden opvallen, zij het pas nadat de serie voorstellingen was afgelopen. In Cinema & Theater van 8 oktober 1943, in een stukje waarin hij fout op fout stapelde, maakte Scholte gewag van het bestaan van Wagenvoorts Casanova in Amsterdam en van de opmerkelijke parallel tussen de actrices Kluppell en Haasse. Dat hij het stuk van Wagenvoort ‘geheel vergeten’ noemde, was naar waarheid, maar de toevoeging als zou de toneelschrijver ‘inmiddels overleden’ zijn, was dat niet. Op dat moment had Wagenvoort nog meer dan een jaar te leven
11
Haasse speelde onder regie van Joan Remmelts nog de rol van Auriol Massuber in Soubrette (10 december 1943 t/m 3 januari 1944) en die van het kamermeisje Kitty in Adriaan en Olivier (4 januari t/m 27 januari 1944).

Over dit hoofdstuk/artikel

S.A.J. van Faassen

over Jac. van Hattum

over A.A.M. Stols


+
Sjoerd van Faassen (1949) is werkzaam bij het Letterkundig Museum in Den Haag. Hij bezorgde onder meer de uitgave van de correspondentie tussen A.A.M. Stols en Jan Greshoff.
1
A.A.M. Stols aan Dirk de Jong, 31 december 1942. Tenzij nadrukkelijk anders vermeld, berusten de in dit artikel geciteerde brieven in de collectie van het Letterkundig Museum [lm] te Den Haag.
2
Zie voor deze schijnverkoop en andere aspecten van Stols’ uitgeverij tijdens de Tweede Wereldoorlog: Sjoerd van Faassen & Salma Chen, ‘A.A.M. Stols, Uitgever: “Wij zijn geen collaborateurs”’, in: Hans Renders e.a. (ed.), De Tweede Wereldoorlog en het boekbedrijf in Nederland en Vlaanderen (in voorbereiding).
3
Th. Oegema van der Wal, Van en over Jac. van Hattum (Brussel/Den Haag 1969), p. 55.
4
M. Mok, ‘Terugblik op een vriendschap’, in: Gerard den Brabander e.a. (ed.), Liber amicorum Jac. van Hattum (Amsterdam [1955]), p. [55].
5
Josine W.L. Meyer, Oude vrienden en een veranderende wereld (Amsterdam 1990), p. 232.
6
Zie voor Stols’ verhouding tot Hoornik: Anky Hilgersom (ed.), ‘Geld verdienen zal ik er nooit aan’. Briefwisseling Ed. Hoornik en A.A.M. Stols 1938-1954 (Den Haag 1999), p. 306.
7
Jos van Assendelft, ‘Ed. Hoornik: verbinding tussen Helikon en Criterium?’, in: Jaarboek Letterkundig Museum, nr. 5 (1996), p. 45-66.
8
Jac. van Hattum, Verzameld werk [I]. Verzen (ed. G. Wynia) (Amsterdam 1993), p. 54.
9
Zie voor een opgave van Van Hattums medewerking aan Helikon: C. van Dijk, Helikon. Het tijdschrift – de reeks (Oosterhesselen 1990), p. 21.
10
Zie voor Van Hattums relatie met Vestdijk: Gerben Wynia, ‘De enige edelman der Nederlandse letteren S. Vestdijk als recensent en redacteur van Jac. van Hattum’, in: Vestdijkkroniek nr. 80-81 (september-december 1993)
11
De pothoofdplant telde 76 pagina’s en zou f 1,25 kosten. De zes aan Bilzenkruid voorafgaande delen werden tegen een prijs van f 4,- in de handel gebracht; Bilzenkruid zou 54 pagina’s omvatten en f 2,50 gaan kosten.
12
Van Hattum aan Stols, 26 december 1938.
13
Hilgersom, Geld verdienen zal ik er nooit aan, p. 41.
14
Idem, p. 238, 266.
15
Deze brief bevond zich niet in het Stols-archief. Er zijn van deze brief en de daaropvolgende brieven slechts vlak na de oorlog gemaakte fotokopieen bewaard, die gemaakt zijn ten behoeve van de ‘zuiveringsaffaire’, waarvan hieronder sprake is. (lm, sign s 901 p/Dossier Zuivering A.A.M. Stols i.z. Jac. van Hattum [ii]).
16
C. van Dijk, Alexandre A.M. Stols 1900-1973, uitgever/typograaf (Zutphen 1992), p. 374.
17
Stadsbibliotheek Haarlem [sbh], archief-Stols, omslag Zuiveringsraad 1945.
18
lm, sign, s 901 p/Dossier Zuivering Stols i.z. Van Hattum [i].
19
Janneke van der Veer, ‘De Gulden Pers, uitgeverij met mistige activiteiten?’, in: Boekenpost nr. 58 (maart-april 2002), p. 7-9.
20
lm, sign, s 901 p/Dossier Zuivering Stols i.z. Van Hattum [i]. In het archief van de Zuiveringsraad voor de Uitgeverij komt geen dossier betreffende Stols voor. (Nationaal Archief, Den Haag [na], inv. 2.06.089, archief Ministerie van Economische Zaken, Centrale Zuiveringsraad voor het Bedrijfsleven 1945-1949).
21
In het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging is geen dossier betreffende Stols achterhaald (na, archief Ministerie van Justitie, toegangsnr. 2.09.09). [Met dank aan Sierk Plantinga en Gretha Donker.]
22
‘Memorandum inzake correspondentie met Jac. van Hattum’(lm, sign, s 901 p/Dossier Zuivering Stols i.z. Van Hattum [ii])
23
lm, archief-Donkersloot, sign. d 6441 b 1 resp s 901 b 1; sbh, archief-Stols, omslag Anthonie Donker.
24
Zie voor de kunstzuivering: N.K.C.A in ’t Veld, De ereraden voor de kunst en de zuivering van de kunstenaar (‘s-Gravenhage 1981).
25
In het archief van de Ereraad voor de Kunst komt geen dossier betreffende Stols voor (na, toegangsnr 2.14.46, archief Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Ereraden voor de Kunst en Centrale Ereraad voor de Kunst 1945-1952).
26
Gerben Wynia, ‘Arsenicum en oude kant. Van en over Jac van Hattum’, in: Het Oog in ’t Zeil jrg. 8, nr. 1 (oktober 1990), p. 49.
27
S. Vestdijk & Theun de Vries, Briefwisseling (ed. S.A.J. van Faassen) (Amsterdam 1985), p. 47-48.
28
De briefwisseling terzake tussen Vestdijk en Binnendijk is gepubliceerd in de appendix bij Theun de Vries, Brieven uit de oorlogsjaren aan S Vestdijk (ed. S. A J. van Faassen) (‘s-Gravenhage 1981), p. 46-47
29
Het kwatrijn luidt in de bundel ‘Tien-duizend doden heet een statistiek: / een misse worp in het spel der Heerserskliek / wees stil in huis, ga op Uw tenen rond: / de blonde knaap, ach, weet, het kind is ziek.’ De tweede en derde regel van dit kwatrijn worden op uiterst ongebruikelijke manier gescheiden door een regel met punten; de betekenis hiervan is onduidelijk, maar zou kunnen duiden op een late ingreep. Er is kopijhandschrift noch drukproef van De waterscheiding bewaard gebleven, zodat niet met zekerheid is vast te stellen hoe Stols met zijn opmerking is omgesprongen. Het kwatrijn is noch in de door Van Hattum zelf samengestelde Verzamelde gedichten (Amsterdam 1954) noch in Verzameld werk [1]. Verzen opgenomen.
30
Het gevecht met de muze (1940), Het zanduur van de dood (1941) en Een laars vol rozen (1942).
31
Hilgersom, Geld verdienen zal ik er nooit aan, p. 312. (Vgl. Van Dijk, Alexandre A.M. Stols, p. 327-330.)