[p. 2]
[2008/3]
Peter de Bruijn+
‘De mooiste oogen van de wereld’
Willem Elsschot en Georgette Hagedoorn*
In juni 1995 zorgde Willem Elsschot voor een tijdelijke opleving van een verder nogal bloedeloze veiling bij Van Stockum in Den Haag. Onder de hamer kwamen een kleine collectie ‘zwoele brieven’ aan de actrice en chansonnière Georgette Hagedoorn (1910-1995), en een aantal boeken met soms even zwoele opdrachten (‘Aan Haar’). De brieven gingen voor f 1500 naar antiquariaat Destouches in Utrecht, de opdrachtexemplaren behaalden ‘steevast het dubbele van de richtprijs’ (die gemiddeld f 300 bedroeg). Aldus het verslag van antiquaar Fokas Holthuis in De Boekenwereld.1
Vijf jaar later werden dezelfde brieven en een paar opdrachtexemplaren opnieuw aangeboden, nu bij het Groningse Veilinghuis Postma (27-29 maart 2000). Ook al was de primeur eraf, de veiling was voor de voorzitter van het Willem Elsschot Genootschap uniek genoeg om vanuit Antwerpen een Groningse spion naar de kijkdagen te dirigeren. Bij het overschrijven van de brieven werd de vlijtige studente, zoals zij achteraf rapporteerde, op de vingers getikt door de assistent-veilingmeester. Het W.E.G. kocht de brieven niet, ditmaal mocht de al genoemde Fokas Holthuis zich de gelukkige eigenaar noemen. Hij verkocht de brieven kort daarop aan een toen nog onbekende verzamelaar.
Intussen bleven de geruchten over een geheime verhouding tussen de schrijver en de actrice aanhouden, hoofdzakelijk gevoed door de opdrachtexemplaren die af en toe opdoken. Zoals dat van Verzen, dat in 1996 bij De Slegte te koop was, met ‘de alleszeggende opdracht’: ‘Aan Haar / 17.4.1954 / Willem Elsschot’ (prijs: f 895). Bij het Antwerpse veilinghuis Bernaerts bracht een exemplaar van Tsjip/De Leeuwentemmer tien jaar later iets minder op (€320), maar dat was dan ook slechts opgedragen ‘Aan mijn liefste / Georgette Hagedoorn’.
Deze boulevardjournalistieke kant van de zaak had niet mijn eerste interesse toen de bezitter van de zwoele Elsschot-brieven zich een paar jaar geleden bij mij meldde. De naam Georgette Hagedoorn bracht mij terug naar het jaar waarin ik als assistent had meegewerkt aan de historisch-kritische Nijhoff-uitgave, waarin zij
[p. 3]
figureert als de voordrachtskunstenaresechtgenote
Georgette Hagedoorn, 1960 (collectie Jules Roijaards).
voor wie Nijhoff aan het eind van zijn leven diverse teksten en liederen heeft vertaald. Ik herinnerde me dat de editeurs van die uitgave, Gillis Dorleijn en Wiljan van den Akker, indertijd (eind jaren tachtig) wel bij de
grande dame op de thee waren geweest, maar dat ze toen niet het achterste van haar tong had laten zien, laat staan haar archief. En dat terwijl Georgette meermalen in interviews had verteld over haar dagboeken en over de brieven die ze bewaard had, zoals in het televisieportret dat Joos Florquin in 1975 van haar maakte. Er zou zelfs nog een antiekkistje zijn met brieven en souvenirs uit 1930, het jaar waarin ze als 19-jarige actrice een heimelijke relatie kreeg met de dichter (36, getrouwd, een zoon), die onverwachts een repetitie van Shakespeares
De Storm – dat door hem was vertaald – binnen was komen wandelen en ter plekke het hoofd van luchtgeest Ariël op hol bracht.
2
De gedachte aan wat er allemaal op een Haagse zolder tevoorschijn zou kunnen komen was een aardige bijkomstigheid om op zoek te gaan. Een biografisch uitstapje leek me hoe dan ook wel verfrissend na alle tekstkritische hoofdbrekens ten behoeve van het Volledig werk, en Elsschots brieven gaven daar alle aanleiding toe. Niet alleen vanwege de gebruikelijke opheldering van bepaalde passages – over al dan niet afgelegde bezoekjes, een al dan niet gerealiseerd plan voor ‘gespeelde lezingen’ uit Elsschots werk, of over een ‘lamme ligpartij’ die de actrice in 1949 gekluisterd hield – maar vooral omdat de brieven zelf wel de nodige context konden gebruiken: het waren er maar vijf in getal (Georgettes tegenbrieven had ik op dat moment nog niet) en ze lieten tal van vragen onbeantwoord, althans voor mij. Hoe kenden Elsschot en Hagedoorn elkaar eigenlijk? En waaruit bestond het contact? Wat voor actrice was ze, en hoe raakte ze in Antwerpen verzeild? Valt er iets te zeggen over de wederzijdse bewondering? Of, vooruit dan maar, was er inderdaad meer dan dat?
Teder beminnende
Op de beantwoording van de laatste vraag werd al een behoorlijk voorschot genomen in het boek Willem Elsschot, man van woorden van Martine Cuyt (2004), die de ontdekking van één geheime minnares kennelijk niet voldoende vond. Ze laat Geor-
[p. 4]
Ondertekening van Georgette Hagedoorns brief van 9 oktober 1958 (collectie erven Elsschot).
gette Hagedoorn prominent opdraven in een bonte stoet ‘De vrouwen van De Ridder’, waarmee ‘vriendinnen of eventueel geliefden’ worden bedoeld. Georgette Hagedoorn behoort duidelijk tot de laatste categorie, al wordt dat niet met zoveel woorden gezegd. Maar een goedgekozen briefcitaat waarin Hagedoorn afscheid neemt als ‘Uwe teder beminnende en naar U verlangende Georgette’ spreekt boekdelen, en de vermelding van een onderaan de brief ‘getekend hartje waardoor een pijl en daaronder iets wat op een druppel lijkt’ brengt de verbeelding verder op hol.
3 Druppel? Traan? Voor het gemak laat Cuyt een tussenliggend zinnetje weg: ‘Omhelsd en vele dierbare groeten aan allen’. Ook het mysterieuze hartje is, zo weet ik inmiddels, minder privé of spectaculair dan wordt gesuggereerd: het is het publieke handelsmerk van de actrice, dat als zodanig ook verschillende van haar programmaboekjes siert en het symbool is van haar lijfspreuk (die nota bene op het voorbedrukte briefpapier te lezen staat): ‘La chanson est une goutte de miel qui déborde du coeur’.
Cuyt kon niet beschikken over Elsschots brieven aan Hagedoorn, maar weet wel te melden dat ze (volgens een niet nader genoemde bron) ‘behoorlijk ver’ zouden gaan. Ook ‘wordt vermoed’ dat ‘de geveilde, met “Voor Haar” gesigneerde boeken’ bestemd waren voor de ‘diva van het Vlaamse en Nederlandse toneel’.
De suggestieve toon zette zelfs Jan van Hattem – de Don Quichot van ‘de’ Elsschot-mythe – op het verkeerde been. De brief waarin Georgette zich ‘met getekende tranen’ zou excuseren voor de viering van Elsschots zeventigste verjaardag in 1952 (terwijl ze tóch kwam) kon volgens hem wel eens bedoeld zijn ‘om Fine zand in de ogen te strooien’.4 Nu Elsschots brieven beschikbaar zijn kan deze nieuwe
[p. 5]
Verbeelding van haar lijfspreuk ‘La chanson est une goutte de miel qui déborde du coeur’ op een programmaboekje (collectie Jules Roijaards).
Exlibris van Georgette Hagedoorn (collectie Thijs Wierema).
mythe alvast uit de wereld worden geholpen: zijn reactie op het ongedateerde briefje van Hagedoorn is uit 1957, en haar excuus betrof dan ook niet de viering van Elsschots zeventigste maar vijfenzeventigste verjaardag. Ze was door ‘Fons en zijn vrouw’ zelfs uitgenodigd om het jubileum in de familiekring mee te komen vieren (er was ook een apart feest voor vrienden en een officiële huldiging). Ook in andere brieven uit deze periode is zij steeds welkom om bij ‘ons’ te komen, ‘van 1 Januari tot en met 31 December’ en ‘van o uur tot 24 uur’. Georgette Hagedoorn behoorde dus niet bepaald tot de categorie ‘rivalen’ die – volgens dochter Ida – ‘Fons het hof maakten’ en resoluut door Fine uit de Lemméstraat werden geweerd.
5 Waaruit bestond de vriendschap dan wel?
De schoonste jaren van mijn carrière
Het is niet bekend wanneer Willem Elsschot en Georgette Hagedoorn elkaar voor het eerst hebben ontmoet en bij welke gelegenheid, maar het moet ergens tussen 1937 en 1943 zijn geweest. Naar eigen zeggen beleeft Georgette Hagedoorn in deze periode de ‘schoonste jaren’ van haar carrière, jaren die – niet geheel toevallig – samenvallen met een van de meest boeiende episodes uit de Antwerpse theatergeschiedenis: de periode dat Joris Diels de scepter zwaait over de Koninklijke Nederlandsche Schouwburg. De actrice wordt samen met haar man Ben Roijaards, de zoon van de grote Willem Roijaards (1867-1929) en zelf ook acteur en regisseur, in 1937 door Diels gecontracteerd. Voor beiden betekent het de bevrijding uit Deventer, waar ze in 1936 met een aantal vooraanstaande toneelspelers ‘De Nederlandsche Toneelgroep’ waren begonnen met als doel ‘goede en verzorgde voorstellingen’ in de provincie te brengen. In de praktijk bereist het gezelschap het noorden, oosten en zuiden van het land, en dat is niet het enige nadeel. In Deventer zelf is de schouwburg niet veel meer dan ‘een café met feestzaal’ en de ‘calamiteiten’ zijn niet van de lucht: ‘de ene narigheid na de andere’.6 Het besluit om naar Antwerpen te gaan is dan ook snel genomen. ‘Een prachtinstelling, een mooie Schouwburg, een eenige jonge troep en nooit meer op reis’, somt de dan 27-jarige actrice de aanlokkelijke voordelen van het nieuwe vooruitzicht op.7
Ook in Antwerpen zijn de verwachtingen hooggespannen. In het eerste programmaboekje van het seizoen 1937-1938 wordt Georgette Hagedoorn aan het publiek voorgesteld als ‘een der meest belovende jonge actrices’ van Nederland, met
[p. 6]
Programma Koninklijke Nederlandsche Schouwburg, Toneeljaar 1937-1938, nr. 1 (18-23 september 1937) (collectie Jules Roijaards).
een kort overzicht van haar levensloop (zie afbeelding). Op 18 september 1937 vindt de Gala-Openingsvoorstelling plaats. Opgevoerd wordt Shakespeares
Midzomernachtdroom, geregisseerd door Ben Roijaards en met Georgette Hagedoorn in de rol van Puck. De pers is lovend: ‘Wie vast en zeker eene volmaakte verwezenlijking te zien gaf in al haar verscheidenheden van zegging, spel, beweging en mimiek was Mevr. Georgette Hagedoorn als schalkschen Puck. […] Deze debuutavond zet het seizoen in met een triumf die nog maar moeilijk zal kunnen overtroffen worden.’
8 Wegens ‘uitbundig succes’ wordt het stuk doorgespeeld tot 30 september.
Twee maanden later is de opvoering van Vondels Lucifer, eveneens in de regie van Roijaards, een welhaast nog groter succes – de voorstelling wordt zelfs een van de meest gedenkwaardige uit de geschiedenis van de kns genoemd.9 Grote voorstellingen als deze kunnen worden gefinancierd uit de opbrengsten van populaire kluchten en blijspelen, die veel geld opleveren. Georgette Hagedoorn, die in Antwerpen al snel de naam krijgt het ‘zotteke’ te zijn, is een veelgevraagde gast in dat genre. In oktober speelt ze in het blijspel Eindexamen van Max Dreyer, in de maanden erop is zij onder andere te zien als ‘de guitige Baba’ in Zestien van A. en Ph. Stuart, in het ‘lachsucces’ Floremieke en in Boefje, een toneelbewerking van het bekende boek van M.J. Brusse (regie Ben Roijaards). Haar vertolking van de hoofdrol is volgens een recensent ‘van zulken aard dat tot onvoorwaardelijke sympathie en voldoening gedwongen wordt’.10 En dat geldt voor meer stukken: ‘Men ziet haar graag, men houdt van haar en haar naam oefent op het publiek een groote aantrekkingskracht uit. Zij is een gewiekste actrice, slagvaardig, dartel, de humor spoedelt uit al wat zij doet, de levenslust schuimt bij haar over en haar veelzijdigheid heeft men in vele rollen kunnen waardeeren.’ Geen wonder dat Georgette Hagedoorn, aldus dezelfde recensent,
‘in deze stad op zulken korten tijd zoo populair geworden is, en zoo verdiend ook.’11
Gezelschap Joris Diels
Het succes duurt maar één seizoen lang. In 1938 passeert de Antwerpse gemeenteraad Joris Diels als kandidaat voor een nieuwe ambtstermijn en geeft de leiding
[p. 7]
van de
kns in handen van Charles Gilhuys en
‘Gezelschap Joris Diels’ in het Koninklijk Kunstverbond op een affiche van de schilder en graficus Lode Sebregts (collectie amvc-Letterenhuis, Antwerpen).
Jan Cammans. Diels trekt met een deel van het
kns-gezelschap naar de nabijgelegen Cercle Artistique (ofwel het Koninklijk Kunstverbond, tegenwoordig de Arenbergschouwburg), gevolgd door het grootste deel van het publiek én door burgemeester Camille Huysmans. Oneens met het besluit van de gemeenteraad blijft hij Diels demonstratief steunen en naar diens premières komen, gevolgd door schepen Leo Delwaide, Lode Craeybeckx, de burgemeester van Deurne, en vele andere Vlaamse prominenten die een steunabonnement nemen.
12 Ook Georgette Hagedoorn en Ben Roijaards maken de overstap naar het ‘Gezelschap Joris Diels’. ‘Wij zijn blij hem te kunnen volgen’, schrijft Roijaards op 8 juni 1938 aan Eduard Verkade, en hij voegt er grootmoedig aan toe: ‘De mooie positie van hoofdregisseur was ook te mooi en te zeker voor mijn jaren. Het avontuur is mij wel zoo lief en is ook leerzamer.’
13
Aan dit nieuwe avontuur komt voortijdig een einde als Diels in 1939 gevraagd wordt opnieuw de directie van de noodlijdende kns op zich te willen nemen. Hij aanvaardt maar stelt wel als voorwaarde dat hij zijn reeds aangegane verbintenis met de Cercle voor het seizoen 1939-1940 kan nakomen. Zijn gezelschap bespeelt gedurende dat seizoen twee van de belangrijkste Antwerpse theaters.
Een hoogtepunt moet Vondels Peter & Pauwel worden, dat ter gelegenheid van de driehonderdste geboortedag van Rubens zal worden opgevoerd. De galapremière staat gepland voor 11 mei, maar de Duitse inval daags ervoor strooit roet in het eten. De regering sluit alle theaters, de bevolking slaat massaal op de vlucht. Het Gezelschap Joris Diels vertrekt op stel en sprong naar Frankrijk, in ‘een onmogelijk vehikel’: ‘Laten we liever zeggen, wat planken op wielen, alleen opzij twee gescheurde zeildoeken bij wijze van afsluiting’, zo noteert Georgette in haar dagboek. In totaal biedt de ‘camion’ plaats aan zeventien personen, onder wie de achten zesjarige zonen van het echtpaar Roijaards-Hagedoorn, René en Jules.
Na drie maanden keren ze terug. Diels wordt door de gemeenteraad herbenoemd voor het seizoen 1940-1941. De programmering staat weliswaar onder controle (en ook censuur) van de Duitse commandant – behalve Shakespeare mag bijvoorbeeld geen Engels repertoire worden gespeeld – maar dat betekent niet dat Diels zich al te gemakkelijk de wet door de bezetter laat voorschrijven. Zo deinst hij
[p. 8]
Affiche van het nooit opgevoerde stuk Peter & Pauwel (collectie amvc-Letterenhuis, Antwerpen).
er niet voor terug om het seizoen te openen met
De Leeuw van Vlaanderen, wat in de gegeven omstandigheden niet anders kan worden gezien dan als een provocatie ten opzichte van de bezetter. Een ander hoogtepunt – en eveneens gedurfd, maar dan als noviteit – is de programmering van de familievoorstelling
Pinokkio, geschreven en geregisseerd door Ben Roijaards en met Georgette Hagedoorn in de titelrol. Het stuk wordt zes weken lang maar liefst driemaal per dag gespeeld, want op initiatief van burgemeester Huysmans vergoedt de gemeente de helft van een entreekaartje, opdat alle Antwerpse kinderen Pinokkio op het toneel tot leven kunnen zien komen.
Georgette Aubépine
Het is geenszins zeker dat Willem Elsschot het begin van Georgette Hagedoorns Antwerpse carrière van nabij heeft gevolgd, evenmin dat hij in deze periode überhaupt aan theaterbezoek deed. De naam en faam van het Gezelschap Joris Diels kunnen hem nauwelijks zijn ontgaan, temeer omdat verschillende van de genoemde prominenten en andere kns-ingewijden tot zijn kennissen- of zelfs vriendenkring behoren, zoals Lode Baekelmans, Ary Delen, Willem Gijssels en Lode Monteyne. Zelf wordt Elsschot echter nergens vermeld als steunabonnee. Ook een brief uit 1940 aan Arthur van Rantwijk wijst niet op een al te grote vertrouwdheid met het wereldje. Elsschot vraagt daarin informatie over de Nederlandse ‘voordrager’ Jo Sternheim, die hem benaderd heeft om Tsjip op het toneel te mogen brengen. ‘Ik ben absoluut niet op de hoogte met die zaken, weet niet precies waarin dat soort “voordrachten” bestaat’, aldus Elsschot, die wil weten of zo’n optreden zijn boek zou kunnen schaden.14 Het feit dat hij voor deze vraag bij een redactiesecretaris in Nederland te rade gaat, doet vermoeden dat hij in ieder geval nog geen persoonlijk contact heeft met de Nederlandse actrice in zijn eigen stad. Daarin komt spoedig verandering, waarbij Elsschot ook volop kennis zal kunnen maken met de beginselen van de voordrachtskunst.
In 1942 begint Georgette Hagedoorn namelijk naast haar betrekking bij de kns op te treden met een soloprogramma als chansonnière. Naderhand heeft ze meermalen verteld dat ze dit genre in 1941 hals over kop was gaan beoefenen tijdens een korte onderbreking in Nederland. Ze verbleef daar met een Ausweis op grond
[p. 9]
van een vals contract bij het Scheveningse Kurhaus-cabaret
Georgette Hagedoorn, 1941 (collectie Jules Roijaards).
van Cor Ruys, en toen dat onverhoopt werd ontdekt en ze door ‘een levensgrote Duitser’ op het matje werd geroepen, verzon Ruys als uitvlucht dat Georgette dan wel wat in zijn programma zou kunnen zingen. Overdonderd (‘Ik heb nog nooit gezongen’) spoort ze naar Haarlem, vindt in de kasten van haar Franse moeder ‘wat liedjes’ (o.a. ‘Le fiacre’, ‘waarop ik werd gewiegd’), rent ermee naar de pianist Pierre Verdonck en drie dagen later staat ze in het Scheveningse cabaret te zingen: ‘daar is toen een hele andere wereld voor mij opengegaan’.
15
Ook al klopt het verhaal niet helemaal – bij haar introductie in Antwerpen werd haar bekendheid als chansonnière immers al geroemd16 -, duidelijk is wel dat de herontdekking van het chanson in 1941 een omslag in de carrière van Georgette Hagedoorn betekent. Na Scheveningen treedt ze nog twee weken op in Amsterdam, met juichende kritieken, maar haar contract bij Diels roept haar terug naar Antwerpen, want ondanks de oorlogsomstandigheden blijft de kns goed draaien. Ze keert terug naar ‘de begane grond’ van het toneel, zoals ze het zelf formuleerde, terwijl ze als chansonnière ‘ineens het gevoel [had]: ik kan mijn vleugels uitslaan […]. Ik was natuurlijk van binnen niet meer tevreden. Ik had dit geroken.’17
Ze begint semi incognito op te treden in een Brussels nachtcabaretje, onder de verfranste artiestennaam Georgette Aubépine en met het programma Chansons Françaises, zoals op het door vader Leo Hagedoorn geschilderde affiche te lezen is. Als de ‘mystificatie’ al snel wordt ontdekt, volgt het officiële debuut in Antwerpen, nu gewoon weer als Georgette Hagedoorn. Op 13 en 20 november staat ze op het toneel van het Koninklijk Kunstverbond met het programma De vrouw door de eeuwen heen, op de piano begeleid door Lode Backx. ‘De dametjes waren natuurlijk in de meerderheid, […] verlekkerd om Georgette’s toiletjes te zien,’ aldus het verslag in De Dag van 15 november 1942, maar die komen bedrogen uit: ‘Haar machtige mimiek volstond voor de metamorphose van de mondaine in de moeder, de moderne in het volksmeisje. Met een ander hoedje, een sjaal of een ceintuur was het voorgestelde vrouwentype levendig en kompleet.’ Alleen aan het eind van de avond – na ‘geestdriftig applaus’, ‘onbedaarlijke toejuichingen’ en ‘uitbundig niet te temperen voetengestamp’ – verschijnt ze in Hollandse dracht, inclusief klompen en tulpen, ‘den dank bezingend van het Haarlemsch bloembollenboerinnetje voor de stad der Sinjoren, waar ze zich zoo thuis voelt en van de gulle, warme Vlaamsche gastvrijheid geniet.’
[p. 10]
Affiche Georgette Aubépine, geschilderd door Leo Hagedoorn (1875-1946), Georgettes vader (collectie Jules Roijaards).
Op dit debuut volgt in juli 1943 een programma waarin ‘De Geliefde Chansonnière’ even succesvol De man bezingt. De kranten weten dan al te melden dat ‘de bekende aktrice en chansonnière […] eerlang naar Noord-Nederland vertrekt’.18 Een maand eerder had de actrice al afscheid genomen van de kns, met een hoofdrol in De mooiste oogen van de wereld (een komedie van Jean Sarment). ‘Er is in de loop van den avond menige traan geplengd’, noteert een recensent, ‘en de erkentelijkheid voor het in beweging brengen van zijn emoties drukte het publiek uit in een schier eindeloos applaus, waarmede het tevens zijn volledige instemming betuigde met de bloemenhulde, die den artisten welverdiend ten deel viel.’19
Ook in de eerste overgeleverde brief van Georgette Hagedoorn aan Elsschot, van 16 augustus, komt haar vertrek ter sprake, maar voorlopig staat de chansonnière eind oktober nog in Antwerpen op de planken met – hoe verrassend – Georgette Hagedoorn bezingt… het Kind. Op de gedrukte programma-aankondiging gebruikt ze een motto dat Elsschot bekend in de oren zal hebben geklonken:
‘Wanneer het kindje binnenkomt, juicht heel het huisgezin’ zoo sprak eens een dichter. georgette hagedoorn echter zal het hardste juichen wanneer zij haar geliefd Antwerpsch Sinjoren gezin als kindje binnentreedt.
Elsschot had de regels van Victor Hugo zelf ook al eens gebruikt, namelijk als motto bij het laatste hoofdstuk van Tsjip.20 Ze zouden hem vijftien jaar later nóg eens van pas komen…
Tijdens de laatste oorlogsjaren in Nederland heeft Georgette Hagedoorn niet meer publiekelijk opgetreden, en is ze evenmin in Antwerpen geweest.21 Als ze kort na de bevrijding, in september 1945, haar ‘triomfantelijke rentrée’ in het Koninklijk Kunstverbond maakt, begint ze ‘het blijde weerzien na bange tijden’ met een ‘half-Antwerpsch verhaal van Holland’s oorlogsmisère’ en spreekt ze haar vreugde uit ‘zich weer te midden der Sinjoren te voelen’. En dat is wederzijds: ‘Zij heeft het Antwerpsch publiek eens te meer voor haar weten te winnen,’ constateert De Nieuwe Gazet naar aanleiding van het optreden. De Volksgazet vult aan: ‘En daarmee heeft Antwerpen één van zijn lievelingsartisten terug.’22 Of ook Elsschot tot de sinjoren heeft behoord weten we niet: er zijn geen brieven uit deze periode be-
[p. 11]
Met Ben Roijaards in ‘De mooiste oogen van de wereld’ van Jean Sarment, juni 1943 (collectie Jules Roijaards).
waard en ook zijn er geen aantekeningen in agenda’s die op een mogelijk weerzien wijzen. Pas in 1949 – voorzover bekend dus – wordt de draad weer opgepakt, al is de toon dan wel meteen opvallend amicaal en lijkt het er niet bepaald op dat de schrijver en actrice elkaar jarenlang uit het oog zijn verloren. Maar daar zal ook een bijzondere ontmoeting aan meegeholpen kunnen hebben.
Schrijvers van nabij
Georgette Hagedoorns keuze voor het chanson is ook in een ander opzicht ingrijpend: ‘Ben Roijaards voelde toen al dat ik een weg opging waar hij mij niet wilde volgen, of niet kon volgen.’23 Op deze artistieke verwijdering volgt een persoonlijke, al gaat daar ook nog iets anders, en niet minder ingrijpends, aan vooraf. In 1946 verbinden Roijaards en Hagedoorn zich aan het Residentie Tooneel (later Haagse Comedie) in Den Haag. Op zoek naar een pied à terre komt Georgette op miraculeuze wijze oog in oog te staan met haar jeugdliefde Martinus Nijhoff: ‘Ik kreeg een tip van vriendin Kitty Josselin de Jong. Ze zei: “Daar en daar is een huis, een klooster uit de vijftiende eeuw.” Het was de dertiende van de maand. Op de dertiende gebeurt er bij mij altijd van alles. Ik belde aan. En wie deed open? Martinus!’24 Een jaar later scheidt Georgette Hagedoorn officieel van Ben Roijaards en neemt ze haar intrek bij Nijhoff, aan de Kleine Kazernestraat 1 in Den Haag.
Vanaf dat moment zijn ze vrijwel onafscheidelijk, ook wat het werk betreft. Nijhoff adviseert over de keuze van het repertoire, schrijft en vertaalt, chauffeert
[p. 12]
Martinus Nijhoff en Georgette Hagedoorn (collectie Jules Roijaards).
naar optredens en vergezelt Georgette op verschillende van haar tournees. Omgekeerd is de actrice op menige literaire bijeenkomst te vinden. Een van die bijeenkomsten is de opening van de tentoonstelling ‘Schrijvers van nabij. Tentoonstelling van handschriften, brieven en portretten van schrijvers uit de Beneluxlanden sedert Jacques Perk en Guido Gezelle’, op 13 januari 1949 in het Haagse Gemeentemuseum. Elsschot heeft Nijhoff er waarschijnlijk voor het eerst ontmoet.
In een stampvolle zaal (tientallen bezoekers moesten genoegen nemen met een staanplaats in de hal) opent Nijhoff de bijeenkomst met een speciaal welkom aan de Vlaamse eregasten (ook Johan Daisne en Jan Schepens zijn aanwezig). Na zijn toespraak declameert ‘een dame, die voor de beste voordrachtskunstenaresse van het land gold’ – aldus het verslag van Johan Daisne, in zijn sleutelverhaal ‘Twee schelpen’ (zie verderop) – ‘een keur van verzen, […] zo traag, dat de verliefde echo’s der rijmen tot onvruchtbare klachten uit elkaar vielen, en zo onafgebroken doorlopend, dat zelfs de enjambementen zonder enige buitenbenigheid mee moesten schreiden.’ Deze ‘voordrachtskunstenaresse’ is overigens niet Georgette Hagedoorn maar Claudine Witsen Elias, een oude vriendin van Nijhoff. Ook Elsschot treedt niet op, dat heeft hij overgelaten aan Ger Schmook, die als hoofdbibliothecaris van het Antwerpse Museum van de Vlaamsche Letterkunde ook een belangrijk toeleverancier van de tentoonstelling is.25 Van Elsschot heeft het museum trouwens maar één stuk geleverd, het bekende pastelportret van F.M. Melchers uit 1942, daarnaast is alleen het handschrift van ‘Autobiografie in briefvorm’ op de tentoonstelling te zien, afkomstig uit de zogenoemde ‘Letterkundige Verzameling’ van het Haags gemeentearchief.
Elsschot komt verder niet voor in Daisnes beschrijving van de gebeurtenissen na afloop, met name de hilarische kroegentocht die hij en Schepens in het gezelschap van Bert Bakker, Ed. Hoornik, Anna Blaman en een hevig flirtende Mies Bouhuys tot vroeg in de ochtend hebben gemaakt. Als reactie op de publicatie van ‘Twee schelpen’ in De Vlaamse Gids kreeg Daisne te horen hoezeer Elsschot hem hierom had ‘benijd en mijzelf bitter beweend’, vooral omdat ‘het Miesje in kwestie’ de enige was geweest die ‘die mij daar is opgevallen en naar wie ik, zonder met haar
[p. 13]
Willem Elsschot op het Binnenhof in Den Haag (collectie erven Elsschot).
één woord te wisselen noch aan haar voorgesteld te zijn, verlangd heb zoo lang de borrelceremonie na de eigenlijke voordrachtavond, geduurd heeft’ (ik volsta hier verder met een verwijzing naar zijn fameuze en fabuleuze beschrijving).
26 Ook uit een brief uit 1949 aan Georgette Hagedoorn blijkt dat Elsschot na afloop van de tentoonstelling het veiligere gezelschap van haar en Nijhoff heeft gekozen, en met hen mee is gegaan naar de Kleine Kazernestraat (in een interview uit 1953 zou Elsschot zijn bezoek aan ‘dat stemmige huis in Den Haag’ nog eens ter sprake brengen, met name ‘de tegels, ik hield van die tegels’)
27. In dezelfde brief slaat hij een uitnodiging om nog eens een paar dagen in Den Haag te komen logeren af:
Naar Den Haag komen is voor mij een moeilijke zaak want ik zit met een vrouw die eerst haar ‘approbatur’ zou moeten geven. En ik weet niet hoe te beginnen. Uw hartelijke, warme brief tonen, dat gaat niet. Verbazend wat een hoop dingen er zijn die niet gaan. Den Haag is trouwens gebrandmerkt omdat er een oude versleten vrouwelijke collega van mij woont, een met wie ik veertig (niet veertien) jaar geleden op het zelfde kantoor werkte in Schiedam. Misschien is het dus beter dat wij elkander hier eens spreken.
Hoe schertsend deze passage bedoeld is blijkt niet alleen uit de inmiddels teruggevonden ‘warme brief’ van Georgette Hagedoorn, maar ook uit het feit dat Elsschot deze ‘oude versleten vrouwelijke collega’, Johanna van Lier, twee maanden later op
[p. 14]
speciale uitnodiging meeneemt naar een andere literaire bijeenkomst in Den Haag: een avond in Pulchri over het Nieuw Vlaams Tijdschrift, georganiseerd door het genootschap ‘Oefening Kweekt Kennis’ op 28 november 1949.28 Op zijn verzoek mag ze zelfs aanschuiven bij het diner en bij het zogenaamde ‘Servetje’ na afloop. Dit keer treedt Elsschot overigens wel op, evenals de andere NVT-redacteuren, maar zijn voorlezing is zo ‘archi-slecht’ (Hubert Lampo) dat hij in een verslag van de avond wordt bestempeld als ‘een belangrijk auteur, doch helaas vrijwel niet te verstaan’.29
Willem de Vos
In 1951 is Elsschot zelf het middelpunt van letterkundige belangstelling in de hofstad als hij op 18 december de Constantijn Huygensprijs in ontvangst mag nemen uit handen van burgemeester F.M.A. Schokking. Martinus Nijhoff is een van de juryleden van deze oeuvreprijs, die jaarlijks wordt toegekend door de Jan Campertstichting. Blijkens haar agenda is ook Georgette Hagedoorn van de partij, evenals op de Antwerpse huldiging die vijf maanden later volgt ter gelegenheid van de toekenning (en ter ere van Elsschots zeventigste verjaardag).30 In Antwerpen steekt Nijhoff tijdens het officiële programma de loftrompet over ‘Reinaard de Ridder’ alias ‘Willem de Vos’ en mag hij de laureaat namens ‘de gehele Nederlandse Regering’ gelukwensen.31 ’s Avonds zit het echtpaar Nijhoff aan bij het feestmaal in restaurant Goldoni, getuige hun handtekeningen op de menukaart die het amvc-Letterenhuis bewaart. Georgette Hagedoorn is er één van de ‘vele ouwe vriendinnen’ die – aldus de
plat Antwerpse toespraak van huisvriendin Alice Claessens – altijd ‘goe van aa [= u] geprofiteerd hebben – van in huis te komen, goe te drinken, goe te eten, goe te amuseren’. ‘En van de rest niet meer spreken’, aldus een grappende Elsschot.
Tussen de Haagse en Antwerpse huldiging door zijn Martinus Nijhoff en Georgette Hagedoorn ook nog bij Elsschot op bezoek geweest, getuige het bedankbriefje dat Elsschot hen op 31 maart 1952 stuurt. Elsschot is niet aanwezig bij de voltrekking van hun huwelijk op 3 april, wel zal het echtpaar eind dat jaar nogmaals Antwerpen aandoen. Tijdens deze ontmoeting krijgt Nijhoff een rondleiding door de stad, zoals Elsschot in een interview aan Flora Meyer vertelde. De wandeling voert onder andere naar het brouwers- of waterhuis, volgens Elsschot ‘een van de mooiste huizen van Antwerpen’, met name vanwege de molen ‘waar eens twee paarden rondgingen en nog de houten buizen, 6 à 7 meter lang, liggen, die eens het water leidden’. ‘Hier ben ik met Nijhoff geweest, kort voor zijn dood. Het maakte heel veel indruk op hem. Hij vond de ruimte prachtig. Dat komt ook, het heeft zoveel sfeer.’32 Deze laatste ontmoeting zou in november plaatsgevonden kunnen hebben. Op 6 november treedt Georgette Hagedoorn in Antwerpen op met een ‘Internationaal Programma’ ‘Ten voordele van de Congolese Werken van de Witte Zusters van O.L.V. van Afrika’, een week later staat ze in het Koninklijk
[p. 15]
Kunstverbond, in de muzikale comedie Waarom jok je Chérie? Het is een van de stukken waarmee ze in Antwerpen in korte tijd zo populair geworden was, maar ‘de tijd begint een woordje mede te praten’ en ‘de vedette van de avond’ heeft, aldus Het Handelsblad van 12 november, wel iets van haar ‘frisheid’ verloren.
Op 26 januari 1953 sterft Martinus Nijhoff onverwacht aan een hartaanval. Hij wordt op 30 januari in stilte begraven op de Haagse begraafplaats Westduin. Elsschot wordt niet vermeld onder de aanwezige letterkundigen,33 en ook uit de bedankbrief die Georgette Hagedoorn op 7 februari aan haar ‘Lieve Vrienden’ stuurt valt af te leiden dat hij en zijn vrouw vanuit Antwerpen met haar hebben meegeleefd.
In deze brief kondigt Hagedoorn ook meteen al een bezoek aan. Vanaf 14 februari staat ze namelijk alweer op het toneel in de sinjorenstad, met een speciaal ‘Gala Georgette Hagedoorn’ in Cyrano, het ‘artistiek verantwoord’ kleinkunst-cabaret van Anton Peters aan de De Keyserlei. ‘Ik hoop in die 14 dagen dat ik er ben eens bij U te mogen komen om U beiden persoonlijk te bedanken voor Uw vriendschap.’ Ook in de hieropvolgende jaren blijven de bezoeken gekoppeld aan optredens en andere verplichtingen. ‘Als ze in Antwerpen kwam, probeerde ze altijd naar hem toe te gaan’, herinnert zoon Jules zich.34 Zijn moeder benut in 1954 zelfs diens verjaardag – op Stille Zaterdag 17 april – om bij Elsschot langs te gaan (Jules bezoekt intussen vermoedelijk zijn vader, die in Antwerpen woont), getuige de opdrachtexemplaren uit het bezit van Hagedoorn die alle die datum dragen. Het is een bijzondere signeersessie geweest, want Georgette krijgt nagenoeg het gehele oeuvre van Elsschot mee naar huis (alleen van De Verlossing is nergens een exemplaar te vinden).35 Behalve standaardformuleringen als ‘Aan Georgette Hagedoorn / 17.4.1954 / Willem Elsschot’ (Een Ontgoocheling, Kaas, Het Tankschip, Pensioen) of kortweg ‘Aan Georgette / 17.4.1954 / Willem Elsschot’ (Villa des Roses), met als variatie ‘Aan Georgette / 17.4.1954 / Fons / (Willem Elsschot)’ (Lijmen/Het Been) zijn er drie meer vindingrijke zo niet ‘alleszeggende’ opdrachten: ‘Aan mijn liefste / Georgette Hagedoorn / 17.4.1954 / Willem Elsschot’
(Tsjip/De Leeuwentemmer), ‘Aan Georgette / Uit sympathie / Pour ne pas en dire davantage / 17.4.1954 / Willem Elsschot’ (Het Dwaallicht) en ‘Aan Haar / 17.4.1954 / Willem Elsschot’ (Verzen).
… En tot dán!
Uit de brieven uit de laatste jaren komen we meer te weten over bezoeken die niet hebben plaatsgevonden dan wel. Eind 1956 excuseert Elsschot zich als hij na afloop van een voorstelling het ‘niet gewaagd [heeft] weer eens door te dringen tot in het verboden land waar de syrenen in hare loges zitten’, maar hij rekent er ‘vast op […] je te mogen ontvangen bij je eerstvolgend bezoek aan Antwerpen’. Die eerstvolgende gelegenheid is de viering van Elsschots vijfenzeventigste verjaardag op 7 mei 1957, maar ondanks al haar voornemens moet Georgette Hagedoorn verstek laten gaan. Als ‘een tranenbadende Mme Arthur / Tien natte zakdoeken per uur’ excuseert ze zich. Elsschot reageert niet alleen per brief op deze ‘brandende tra-
[p. 16]
Opdracht in Lijmen/Het Been (collectie Walter Mees).
Opdracht in Het Dwaallicht (collectie Thijs Wierema).
nen’, hij laat zijn uitgever ook een exemplaar van het
Verzameld werk – dat ter gelegenheid van zijn jubileum was verschenen – naar Den Haag sturen. Of eigenlijk twee, want in dezelfde brief geeft hij ook opdracht tot het verzenden van een exemplaar aan Johanna van Lier, met de instructie: ‘Hierbij twee papiertjes om vooraan in de boeken te leggen. Vooral goed toezien dat u aan No 1 geen boek stuurt met het inlegvelletje bestemd voor 2 en andersom.’
36 De uitgever heeft zich goed van zijn taak gekweten, want het voor No 1 bestemde exemplaar bevat inderdaad de opdracht: ‘Aan / Georgette Hagedoorn / Haar toegenegen / Willem Elsschot / 21 Mei 1957’.
37
Al met al zal het contact in deze periode mondjesmaat zijn gebleven, ook al kunnen er natuurlijk ontmoetingen zijn geweest waarvan geen spoor in de brieven terug te vinden is. Zo herinnert Paul Claessens zich dat hij en Elsschot na afloop van een optreden de actrice opzochten om haar uit te nodigen voor een drankje, overigens tevergeefs (‘Volgens mij was ze doodop’),38 en weet Jan van Hattem te melden – eveneens zonder precisering – dat Georgette op haar beurt Elsschot een keer verraste door na afloop van een voorstelling met het gehele gezelschap een wijnfeest in de Lemméstraat op te komen luisteren.39 In haar laatste persoonlijke brief, van 9 oktober 1958, verzucht Georgette Hagedoorn niettemin: ‘Wat heb ik in lang weer niets van U gezien of gehoord’, om er maar weer meteen de hoop op een afspraak op te laten volgen. Het is niet bekend of die er ook daadwerkelijk is gekomen. Wel heeft Elsschot gehoor gegeven aan het in dezelfde brief vervatte verzoek – smeekbede is een beter woord, gezien de pathetische formulering – om in ‘2 à 3 regels’ zijn ‘oordeel, vriendschap en liefde zwart op wit te zetten’ ten behoeve van de nieuwe programmaboekjes.
Dat de ontmoetingen spaarzaam zijn komt ook doordat Georgette Hagedoorn in de jaren vijftig steeds vaker in het buitenland te vinden is. Samen met haar pianist Pierre Verdonck treedt ze op in heel Europa, inclusief Scandinavië, in China en Thailand, en maakt ze twee grote tournees door Venezuela (1951) en Indonesië (1954). In 1960 laat ze ‘haar geliefde publiek’ per voorbedrukte ansichtkaart weten het hele seizoen op tournee te zijn in ‘de West en Zuid-Amerika’. Als troost beveelt
[p. 17]
Opdracht in Verzen (collectie Cyriel Van Tilborgh).
Opdracht in het Verzameld werk (collectie Jules Roijaards).
ze haar nieuwe langspeelplaat aan: ‘Want al kunnen wij elkaar dan voorlopig niet zien… u kunt mij in ieder geval altijd horen! En dat maakt het weerzien straks des te prettiger. Hartelijke groeten… en tot dán!’ De aan ‘Hr A. de Ridder’ geadresseerde kaart bevat het poststempel ‘New York MAY 3 1960’. Vier weken later valt in Den Haag het overlijdensbericht van ‘Fons en zijn vrouw’ in de bus.
Lorsque Georgette paraît…
‘Georgette Hagedoorn was zijn idool’, zo noteert Martine Cuyt uit de mond van Paul Claessens. ‘Hij bewonderde haar uitstraling. Zij was de grote dame van de kleinkunst. Ze stond toen een hele avond alleen op de planken.’ Waaruit Elsschots bewondering bestond komen we uit de brieven niet te weten, we hebben alleen de ‘2 à 3 regels’ die hij op haar verzoek schreef ter aanbeveling: ‘Lorsque Georgette paraît, le cercle des fidèles, s’entr’ ouvre à grands cris. Son oeil fripon qui brille, fait briller tous les yeux.’ De schitterende ogen en het effect van haar verschijning waren het publiek al sinds haar eerste optreden niet ontgaan en wat dat betreft vat Elsschot het ‘fenomeen’ Hagedoorn – zoals we dat in de diverse recensies zijn tegengekomen – in zijn paar regels aardig samen.
Omgekeerd horen we van Georgette Hagedoorn in een brief uit 1949 ook alleen maar dat ze ‘zoo intens’ van Elsschots boeken heeft genoten, maar waarom? Van de herhaaldelijk geopperde plannen voor een voordracht uit Elsschots werk komt niets terecht. Pas in 1975 speelt ze in de 3-delige televisiebewerking van De Verlossing (regie Walter van der Kamp) de rol van Sophie, de huishoudster van pastoor Kips. ‘Ik vond het prachtig dat ik het mocht doen,’ was het enige wat ze erover vertelde aan Joos Florquin, ‘want ik ben goed bevriend geweest met Elsschot’.40
Goed bevriend of toch meer? Voorzover dat nog nodig is mogen de brieven daarop zelf het verlossende antwoord geven. Het is een klein wonder dat ze nu pas worden gepubliceerd, want al een half jaar na het overlijden van Elsschot werd Georgette Hagedoorn over de uitgave ervan benaderd. Op 9 december 1960 ont-
[p. 18]
Georgette Hagedoorn als Sophie in de televisiebewerking van De Verlossing: ‘… nog diezelfde namiddag trapte Sophie rond de kerk, als een hond in een botermolen. Citroen hield het zadel vast en draafde achter haar aan, terwijl Kips af en toe kwam kijken of zij vorderingen maakte en of het geen pretje werd’ (collectie Jules Roijaards).
ving zij een brief van Elsschots oudste dochter Adèle Kelner-De Ridder, die samen met de andere kinderen – ‘elk langs zijn kant’ – op een idee voor een tastbare herinnering was gekomen:
Het idee is heel nieuw, en ik weet niet of het te verwezenlijken is!: een bundeltje brieven van papa – natuurlijk brieven die de moeite waard zijn – een ‘luxe’ bundeltje. […] Georgette, moest ge brieven hebben, kan ik die dan eens lezen? Doet ge er niet graag afstand van, dan kom ik ze graag ter plaatse lezen.41
Deze droom (zoals Adèle het plan noemt) komt niet uit, pas in 1993 verschijnt de uitgave van Elsschots Brieven, bezorgd door Vic van de Reijt met medewerking van Lidewijde Paris, zonder (op twee na) de brieven van en aan Georgette Hagedoorn. Dat bundeltje kan er nu aan worden toegevoegd. Of ze ‘de moeite waard zijn’, ook dat mag de lezer nu zelf bepalen.
Georgette Marcelle Hagedoorn overlijdt op 23 augustus 1995, twee maanden na de veiling bij Van Stockum, op 85-jarige leeftijd te Den Haag. ‘Na een bruisend leven’, zoals de rouwadvertentie vermeldt, wordt ze overeenkomstig haar wens in stilte begraven, naast haar geliefde Martinus Nijhoff.
[p. 21]
Tekening: Peter van Straaten
[p. 22]
Georgette Hagedoorn aan Willem Elsschot
Antwerpen, 16 augustus 1943
Zeer Geachte Heer
Ik kom er wel erg laat mee aanzetten, maar het is daarom niet minder goed gemeend. U hebt me een reuze plezier gedaan, met Uw boek,1 en ik hoop van ganscher harte dat mijn plannen om er eens gedeelten uit voor te dragen, nog eens waarheid zullen worden. Ik hoop dat U uit mijn stilzwijgendheid niet hebt geconcludeerd dat ik een ondankbaar schepsel ben. Mijn verhuizing naar Nederland is schuld van alles. Vóór mijn vertrek dank ik U dus nog recht hartelijk.
In de hoop U nog eens te ontmoeten zend ik U mijn hartelijke groeten en de meeste
Hoogachting
Georgette Hagedoorn
H. v. Heurckstraat 5
Georgette Hagedoorn aan Alfons De Ridder/Willem Elsschot
Den Haag, 18 augustus 1949
Waarde [L]etterridder,1
U zult wel héél verbaasd staan een brief van mij te ontvangen, maar ik was van plan geweest in dezen tijd naar Antwerpen te komen en eens met U te komen praten. Maar de sterren hebben anders beschikt, toen ik net met vacantie in Frankrijk was werd ik ziek, dat is nu al 8 weken geleden en ik lig nog. Ik ben weliswaar nu vrijwel hersteld, maar moet toch nog de gehelen dag liggen en zal pas in November weer aan ’t werk mogen.2 Onnodig U nader te verklaren welke zelfstandige en bijvoegelijke naamwoorden mijn kuische lippen ontvallen als ik zoo’n heele dag in bed lig af te dorren. Maar gelukkig zijn er nog schrijvers op de wereld en ik heb mij met wellust gestort op een zekeren ‘Elschot’, [sic] (d.w.z. op zijn boeken)[.] Ik ken hem nu van binnen en van buiten. Alle gekheid opzij, maar ik heb toch weer zoo intens genoten en zou zoo dolgraag eens met U praten over een plan dat in mijn achterhoofd [zi]t, me in mijn bloed kruipt [e]n aan mijn ziel staat te bonken om er uit te mogen. En nu wilde ik vragen of U er geen kans toe zou zien (natuurlijk alleen als
U er zin in hebt) eens een paar dagen bij ons te komen logeren. Het is hier op ’t oogenblik heerlijk rustig en lig ik in ons tuintje, waardoor je het gevoel krijgt, in de middeleeuwen te zijn. Den Heer Bakker3 juicht ons plan ook met grote sprongen toe en bood al aan U met de auto terug te brengen. Als U geen kans ziet uit Uw
[p. 23]
werk te lopen, kunt U misschien een week-end komen. Nou denkt U nu maar eens diep na en toon U een ‘man en broeder van de dorre blaren’, die op het ondermaansche rondzwerft om zielen in nood te helpen.4
Ik heb U vreeselijk nodig. In het hoognederlandsch zou men nu zeggen ‘Gaarne Uw berichten tegemoet ziende, verblijf ik’… maar ik denk ‘allè manneke, zievert nie, laot awen pen gerust, en ontferm U over ientje die aa gère ziet’. Inmiddels met de meeste hoogachting en vele lieve groeten ook van M. Nijhoff, Uwen Georgette –
Alfons De Ridder aan Georgette Hagedoorn
Antwerpen, 10 september 1949
Beste Vriendin,
Toen ik, na vijf weken aan zee gezeten te hebben,1 gisteren weer thuiskwam, vond ik uw brief van 18 Augustus. U weet nu meteen waarom u geen antwoord kreeg. Dat het pak zenuwen, dat Henriette2 Hagedoorn heet, vreselijk te keer moet gaan tegen de duistere machten die haar gekluisterd houden, kan ik mij voorstellen. Ik was in Den Haag,3 bij het per auto naar uw huis rijden, al een en al bewondering voor het door u in de richting van de heer Nijhoff afgestoken vuurwerk. En toen ging het slechts om een zeer lichte verongelijking. Wat moet het dan nu zijn geweest, want ik hoop en vermoed dat u eindelijk weer op de been bent en dat die lamme ligpartij tot het verleden behoort en vergeten is.
Naar Den Haag komen is voor mij een moeilijke zaak want ik zit met een vrouw die eerst haar ‘approbatur’ zou moeten geven. En ik weet niet hoe te beginnen. Uw hartelijke, warme brief tonen, dat gaat niet. Verbazend wat een hoop dingen er zijn die niet gaan. Den Haag is trouwens gebrandmerkt omdat er een oude versleten vrouwelijke collega van mij woont, een met wie ik veertig (niet veertien) jaar geleden op het zelfde kantoor werkte in Schiedam.4 Misschien is het dus beter dat wij elkander hier eens spreken. Ook kunt u mij schrijven waar het om gaat. Ik
[p. 24]
Brief van Elsschot aan Georgette Hagedoorn, 10 september 1949 (collectie Flip Treffers).
vermoed om ‘gespeelde lezingen’ uit mijn boeken. Nu, daar kan ik natuurlijk niets op tegen hebben, want lezingen door de echte G.H. kunnen de verkoop van mijn proza slechts ten goede komen. Of gaat het om iets anders? Laat het mij even weten. Intussen zoek ik of er aan het komen geen mouw te passen is.
Hartelijke groeten, ook aan de heer Nijhoff en aan Stefan5
Uw toegenegen
Fons
[p. 25]
Georgette Hagedoorn aan Alfons De Ridder
Den Haag, 18 september 1949
Lieve Vriend.
Gelukkig ben ik alweer zoover hersteld dat ik weer wat op reis kan. Wij denken ongeveer de 27 of 28 September langs Antwerpen te komen en dan kunnen wij elkaar toch zeker treffen. Ik laat U dan nog precies de dag even weten.1 A mai, ge meugt wel watjes in de ooren stoppen, want er zal getetterd worden, en als U niet goedschiks ‘Ja’ zegt, sta ik niet voor de gevolgen in. Mij er erg op verheugend U terug te zien, ik hoop zoo bruin van de zee als een echte Nivea meermin zend ik U vast vele lieve groeten ook van den Heer Nijhoff –
Uw
Georgette H.
Alfons De Ridder aan Martinus Nijhoff en Georgette Hagedoorn
Antwerpen, 31 maart 1952
(Elsschot, Brieven, p. 819)
Geachte Heer Nijhoff en Georgette
Mijn vrouw vraagt mij of ik jullie bedankt heb voor uw prachtige bloemen na uw laatste bezoek.1
Daar ik het waarachtig niet weet doe ik het nu, al zou dit de tweede maal zijn.
Tot spoedig hoop ik
Hartelijke groeten
A. De Ridder
[p. 26]
Georgette Hagedoorn aan Alfons en Fine De Ridder
[z.p.], 9 februari 1953
Lieve Vrienden.
t’ Is mij niet mogelijk véél te schrijven. Ik ben te radeloos en kan niet begrijpen waarom dit alles. Ik wil jullie alleen even héél innig bedanken voor de prachtige bloemen en verdere uitingen van Uw vriendschap1 – God heeft me ook nog opgelegd dat het engagement dat ik voor de Cyrano had aangenomen niet nog meer verzet kan worden. Zoo moet ik dus a.s. Zaterdag weer beginnen de clown uit te hangen. (als ik het op kan brengen.)2 Ik hoop in die 14 dagen dat ik er ben eens bij U te mogen komen om U beiden persoonlijk te bedanken voor Uw vriendschap.
Véél liefs en dank van Uw Georgetje, die géén licht meer ziet –
Willem Elsschot aan Georgette Hagedoorn
Antwerpen, 7 december 1956
Lieve Georgette,
Ik heb het ditmaal niet gewaagd weer eens door te dringen tot in het verboden land waar de syrenen in hare loges zitten.
Mag ik je complimenteren met je verrukkelijke voordracht?1 Dat doet niemand je na, noch in Vlaanderen noch in Holland.
Er vast op rekenend je te mogen ontvangen bij je eerstvolgend bezoek aan Antwerpen,
je toegenegen
Willem Elsschot
[p. 27]
Alfons en Fine De Ridder aan Georgette Hagedoorn
Antwerpen, 2 april 1957
Lieve Georgette,
Je zal op 7 mei ten zeerste welkom zijn in de Lemméstraat, als je tenminste niet terugschrikt voor lawaai en een bende kinderen.1 Het zal ons ten zeerste verheugen u te mogen zien en omhelzen, dat weet je best. Misschien komt Bob van Kampen2 óók (Singel 330, A’dam, Tel. 35732) en dan kon je met hem meerijden. Kom je liever als er hier geen drukte is, dan moet je ons slechts een drietal dagen vooruit verwittigen. Je kan je dag dan zelf kiezen want je bent hier welkom van 1 Januari tot en met 31 December.
Veel hartelijks van
Fons en zijn vrouw
[p. 28]
Georgette Hagedoorn aan Alfons De Ridder
[z.p., vóór 7 mei 1957]
(Elsschot, Brieven, p. 821-822, aldaar onjuist gedateerd [z.p., ± 11.5.1952])
Ziehier een tranenbadende Mme Arthur.1
Tien natte zakdoeken per uur.
Omdat het haar niet is gegeven
Uw feestelijke vreugde mee te leven.
Kent Ued. de grote keuze van Nederlandse en Franse hoogvloeken? awel ik heb ze allemaal genuttigd. Ik zal een week nodig hebben om mijn teleurstelling te boven te komen maar wens U toch van harte
Geluk en een heerlijke dag
Georgette
Willem Elsschot aan Georgette Hagedoorn
Antwerpen, 12 mei 1957
Liefste Georgette,
Het moeten brandende tranen geweest zijn want ik heb tevergeefs geprobeerd ze uit te stuffen.
’t Is eigenlijk maar goed dat je niet komen kon want met al die mensen en al dat gedonderjaag had ik je dierbare aanwezigheid niet kunnen savoureren als bij een tête-à-tête.
Maak gebruik van de eerste bevlieging om te komen. Je bent hier iedere dag van het jaar welkom, van 0 uur tot 24 uur.
Veel innigs van
Willem Elsschot1
[p. 29]
Keerzijde van de postkaart van 12 mei 1957 (collectie Flip Treffers).
Georgette Hagedoorn aan Alfons De Ridder
Den Haag, 9 oktober 1958
Lieve Vriend
Wat heb ik in lang weer niets van U gezien of gehoord. Ik hoop maar dat alles op z’n best is.
Ikzelf heb erg gesukkeld en sukkel nog, doordat ik een schildklier-operatie moest ondergaan. Dat heeft me erg aangepakt. Maar ik zit me nu te verheugen dat ik op ’t eind van de maand een dag in Antwerpen moet zijn en dan bij U hoop te komen, – en pas op, als ge er niet naar m’n zin uitziet.
Ik wilde U nog graag het volgende vragen. Ik laat nieuwe programma boekjes drukken en reserveer één bladzijde voor hele korte oordelen (2 à 3 regels) van mijn vrienden, over mijn werk. Hier mag U niet ontbreken. Ik weet dat u heelemaal niet schrijven wilt maar dit is geen schrijven – alleen maar U [sic] oordeel, vriendschap en liefde zwart op wit zetten. Ik zeg nogmaals 2 à 3 à 4 regels is genoeg. Zoveel plaats neem ik zelf toch ook niet in.1
Allè mijn dierbare Fons, doe dit nu nog even voor Uwe teder beminnende en naar U verlangende
Georgette
[p. 30]
Programmaboekje met de Privé Lauwerkrans (collectie Theater Instituut Nederland).
Zult ge me niet te lang laten wachten?
Omhelsd en vele dierbare groeten aan allen
2
[p. 31]
Alfons De Ridder/Willem Elsschot aan Georgette
Hagedoorn
[z.p., na 1950]1
Ansichtkaart ter promotie van de langspeelplaat ‘Georgette Hagedoorn’ (collectie erven Elsschot).
Lieve Georgette,
Ik verzoek je bij aankomst mij even op te bellen (Tel. No. 37.37.12) dan kunnen wij afspreken wanneer jullie ’s avonds bij ons komen dineren, hetzij Donderdag hetzij Vrijdag. Uw reisgezellen moeten natuurlijk meekomen.
Hartelijke groeten,
A. De Ridder (W.E.)
Georgette Hagedoorn aan Alfons De Ridder
[New York, 3 mei 1960]1
Mon chèr petit public adoré!
Een heel seizoen lang ben ik op reis, ver van u. Mijn tournee voert mij naar de West en Zuid-Amerika. Daarom is het zo fijn, dat Philips nu voor al mijn vrienden een langspeelplaat van mij heeft uitgebracht. Want al kunnen wij elkaar dan voorlopig niet zien… u kunt mij in ieder geval altijd horen! En dat maakt het weerzien straks des te prettiger. Hartelijke groeten… en tot dán!
Georgette Hagedoorn
P.S. De Philips langspeelplaat is no. P 10906 R-33-f 12.50, en u hoort er op: De Franse gouvernante – Vrijer aan de deur – Slaap mijn kind – Cadeautjes – Madame Arthur – Klap eens in je handjes – De geschiedenis van een piano – Y avait dix marins.