Over dit hoofdstuk/artikel

Koen Hilberdink

over Paul Rodenko


+
Koen Hilberdink (1957) is werkzaam bij de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Behalve de bezorger van het kritisch proza van Paul Rodenko is hij de auteur van biografieën van Rodenko (2000) en Hans Lodeizen (2007).
1
Anthonie Donker, ‘Een spel boven de boomgrens’, in: Critisch Bulletin 18 (1951) 12 (december), p. 545-555 en F. Bordewijk, ‘Het nieuwe dichterschap’, in: Utrechts Nieuwsblad, 2 februari 1952.
2
Koen Hilberdink, ‘Ik ben een vreemdeling. Ik sta apart’. Een biografie van Paul Rodenko (1920-1976) (Amsterdam 2000).
3
Met dank aan Lisbeth Kooper, die de nalatenschap van haar grootvader beheert. In die nalatenschap bevinden zich ook de eerste aanzetten tot een toneelstuk, enkele zeer korte, onuitgewerkte verhalen en vertaalde gedichten.
4
Paul Rodenko, Verzamelde essays en kritieken ii. Bezorgd door Koen Hilberdink (Amsterdam 1991), p. 383.
5
Zie Peter Bekkers, ‘Als vogels hoog in de bergen. Herinneringen aan Paul Rodenko’, in: De Zingende Zaag, nr. 13, herfst 1991, p. 41-50.

Over dit hoofdstuk/artikel

Hetty Blok

over Marco Entrop

over Cor Hermus


Over dit hoofdstuk/artikel

Arno van der Valk

over Martinus Nijhoff


Over dit hoofdstuk/artikel

Arno van der Valk

over Martinus Nijhoff


Over dit hoofdstuk/artikel

P.J. Buijnsters

over H. Dirkx


+
Piet Buijnsters (1933) is emeritus hoogleraar Nederlandse letterkunde van de achttiende eeuw aan de Radboud Universiteit van Nijmegen. Vorig jaar publiceerde hij Geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat.
1
Zie voor een keurgalerij: Vlaanderen jrg. 50 (2001), p. 263-287; Marcus de Schepper, ABC. Antwerpse bibliofiele collecties, Antwerpen 2005.
2
Mijn grootste dank geldt Henri’s zoon Jan A. Dirkx (1939) te Diest, die al mijn vragen wilde beantwoorden en veel fotomateriaal leverde. Verder dank ik onder anderen: mijn oud-collega Guido Debaere (die de eerste aanzet gaf), Dirk-Emma Baestaens, Jozef Boets, Piet Couttenier, Alfons Thijs, Hugo Brems, mevrouw Elly Cockx-Indestege, Werner Waterschoot, Marcus de Schepper en Ludo Simons. Van de nu levende Nederlandse antiquaren heeft alleen Wilma Schuhmacher Henri Dirkx nog van nabij meegemaakt. Ook haar ben ik erkentelijk voor verkregen informatie.
3
G. Verboven e.a., Het Koninklijk Atheneum te Antwerpen 175 jaar. De geschiedenis van een school en haar rol in de Vlaamse Beweging, Antwerpen 1982.
4
Interview door Hein de Belder, ‘De zachte manie van “Suikeren Jan”’, in dagblad De Standaard, vrijdag 7 december 1979; voortaan geciteerd: Standaard.
5
De Gazet van Antwerpen van 18 mei 1999 bevat, onder de titel ‘Pure chocolade is alleen voor echte liefhebbers’, een interview met de laatste eigenaars van confiserie ‘Suikerjan’, Walters zoon Thierry Stevens en diens vrouw Renée van Geffen.
6
Zie Daniël D’Hooge, ‘Een verdwenen beroep: de suikerbakker of spekbakker’ op www.landvannevele.com, naar aanleiding van de sluiting van de laatste suikerbakkerij in die streek.
7
Brief van Jan Dirkx van 17 januari 2008.
8
Louis Vercammen, ‘Ten huize van Henri Dirkx’ in: Getuigenissen. Jaarboek 1974 van het Felix Timmermansgenootschap. Uitgeverij Orion, 1974, p. 164-168; voortaan geciteerd: Getuigenissen.
9
In augustus 1914 had Timmermans dit snoepwinkeltje in de Karthuizersvest 8 te Lier geopend, omdat de kanthandel tijdelijk lamlag. Zie José de Ceulaer, Kroniek van Felix Timmermans 1886-1947, Brugge 1972, p. 37.
10
Getuigenissen, p. 164.
11
Brief Jan Dirkx, 12 februari 2008.
12
In het amvc-Letterenhuis te Antwerpen ligt een brief van 5-11-1958 van Henri Dirkx aan de Nederlands-Belgische componist-pianist Marinus de Jong (1891-1984), waarin hij deze dankt voor het de avond tevoren in Antwerpen beluisterde concert met zang van Aafje Heijnis. Zij zong onder andere het Hiawatha Lied van De Jong op tekst van Guido Gezelle. HD: ‘Daar ik met het werk van Gezelle goed vertrouwd ben, was het me mogelijk mijn volle aandacht aan de muziek te besteden. Sommige delen lieten een diepe indruk na.’
13
Diverse auteurs, Mark Severin, grafisch ontwerper, Sint-Martens-Latem, uitgeverij De Dijle, [1993], p. 207.
14
Firmijn Vanderloo, Proeve van bibliografie van en over de dichter Maurice Gilliams, Deurle, uitgeverij Colibrant, 1997, p. 59.
15
amvc-Letterenhuis Antwerpen, archief-Gilliams, nr. 163815/34a.
16
Vriendelijke mededeling Alfons Thijs, brief van 17 januari 2008.
17
Op 12 november 1948 stuurt hij hem een felicitatie met een getekende verjaardagstaart, briefkaart amvc-Letterenhuis Antwerpen, nr. 84644/29.
18
Alleen de dankbrief van 29 oktober 1943 van De Ridder is bewaard, zie Willem Elsschot, Brieven. Verzameld en toegelicht door Vic van de Reijt met medewerking van Lidewijde Paris. Amsterdam 1993, p. 523.
19
Willem Elsschot, Brieven, editie Vic van de Reijt, p. 650-652. Verder: Lieven Vandelanotte, Voor ’t eten van uw drek. Conceptie en receptie van Elsschots Borms-gedicht, scriptie KU Leuven 1997 (ook op internet); Wieneke ’t Hoen, ‘Al uw minnaars hebben u vergeten. Het gedicht op August Borms’, in De Parelduiker, jrg. 6 (2001), p. 136-137. De aan Dirkx toegezonden versie van het Bormsgedicht bevindt zich thans in de Bibliotheek Baestaens te Antwerpen.
20
Standaard, 7 december 1979.
21
De felicitatiebrief, in het amvc-Letterenhuis te Antwerpen, is in feite gericht aan ‘Liefste Marieke’, omdat Maurice het nu met het in ontvangst nemen van gelukwensen wel veel te druk zal hebben.
22
Telefonische informatie Jozef Boets, 24 januari 2008.
23
amvc Letterenhuis Antwerpen, F. Toussaint van Boelaere aan H.L. Dirkx, brief van 24-9-1945, sign. T 394.
24
Briefkaart H. Dirkx aan F. Toussaint, Kolonienstraat 28, Brussel (amvc-Letterenhuis Antwerpen, sign. 3859/157). Het betreft hier vijf handgeschreven bladzijden ‘uit het Journaal van de Dichter [anno 1910], om verkocht te worden ten bate van de Hollandsche Kunstenaars, door de oorlogsomstandigheden van alle bezit beroofd’, zoals Gilliams in een bijgevoegde notitie van 1 mei 1945 heeft onderschreven. Wat in het amvc ligt is slechts een fotokopie, deels gepubliceerd in: Maurice Gilliams – Journaal van de dichter, samengesteld en uitgeleid door Martien J.G. de Jong & ingeleid door Paul de Wispelaere, Klassieken uit Vlaanderen deel 3, Antwerpen 1997, p. 269-273. Cf. Martien de Jong, Een klauwende muze. De tussenwereld van Maurice Gilliams, Gent 2001, p. 13-15.
25
Verklaring in collectie-Gilliams in het amvc-Letterenhuis te Antwerpen, sign. G 395/B2.
26
Henri Dirkx in Getuigenissen, p. 166-167.
27
José de Ceulaer, Kroniek van Felix Timmermans 1886-1947, p. 189.
28
Catalogus der bibliotheek van wijlen Ferdinand van Boelaere. Brussel, Paul van der Perre, 1948 (aanwezig: uba sign. ubm 2872 F 15).
29
Dirk-Emma Baestaens, ‘Noord en Zuid herenigd?’, in: Vlaanderen jrg. 50 (2001), p. 263.
30
Jan Dirkx zei de naam Greshoff helemaal niets (brief van 11 februari 2008), terwijl omgekeerd Sjoerd van Faassen, die over de kring om Stols-Greshoff gepubliceerd heeft, de naam Dirkx in dit verband nooit was tegengekomen (telefonische informatie 11 februari 2008). Ook Wilma Schuhmacher, die met beiden bevriend was, schrijft resoluut: ‘Tussen Dirkx en Greshoff is geen enkele relatie’ (brief van 13 februari 2008).
31
Wilma Schuhmacher, brief van 12 februari 2008, waaruit ook volgende citaten.
32
Brief Max Israël aan H. Dirkx, Rubenslei 16, Antwerpen (kopie mij bezorgd door Jan Dirkx).
33
De Gulden Passer, jrg. 30 (1952), p. 38-46; jrg. 31 (1953), p. 38-48, 145-149; jrg. 33 (1955), p. 42-47.
34
‘Een belangrijke Gezellebibliotheek’, in: Gezellekroniek. Bijdragen en mededelingen van het Guido-Gezellegenootschap, deel 2 (Kapellen 1964), p. 109-117.
35
Marcus de Schepper, ABC. Antwerpse Bibliofiele Collecties, Antwerpen 2005, nr. 48.
36
In feite liet hij door Severin zes ontwerpen maken van zijn initialen in een bloemenkader, waarvan er ten slotte één werd gekozen.
37
Henri Dirkx, ‘L’édition originale d’Ernest Staas par Tony’, in: Le Livre et L’Estampe, nr. 21 (1960), p. 40-44.
38
Brief Ludo Simons aan mij, 13 januari 2008.
39
Herman Liebaers, Meestal in opdracht. Brusselse kant-tekeningen van een bibliothecaris, ‘s-Gravenhage-Antwerpen 1982, p. 138.
40
Henri Dirkx, ‘Notes sur les premières éditions des Parents pauvres de Balzac’, in: Le Livre et L’Estampe, nr. 34 (1963), p. 137-150; ‘L’édition originale de la Messe de l’Athée d’Honoré de Balzac’, ald. nr. 51/52 (1967), p. 195-201 en op p. 201-204: ‘Sur l’édition originale des Nouveaux Contes philosophiques de Balzac’; ‘Répertoire des éditions signées de Balzac, originales et remaniées’, ald.: jrg. 1973-1980, nr. 75/76-101/102, in 13 afleveringen.
41
Henri Dirkx: ‘Une préfaçon est une édition reproduisant, sans l’assentiment de l’auteur, un texte paru en feuilleton’ (Le Livre et L’Estampe, jrg. 1963, p. 137).
42
Jean Viardot, in: La Bibliophilie à travers 150 ans du Bulletin du Bibliophile, Paris 1984, p. 486-491; vooral Albert Kies, ‘Qu’est-ce qu’un bibliophile? La réponse de Fernand Vandérem (1864-1939)’, in: Le Livre et L’Estampe’, jrg. xxxvi, nr. 134 (1990), p. 186-195.
43
Fernand Vandérem, La bibliophilie nouvelle; chroniques du Bulletin, Paris, Giraud-Badin, 1931-1939, 3 dln.
44
Paul van der Perre, Les préfaçons belges. Bibliographie des véritables éditions originales d’Honoré de Balzac publiées en Belgique, Bruxelles 1940.
45
Ger Schmook, Stap voor stap langs kronkelwegen. Gedenkschriften, Antwerpen-Amsterdam 1976, p. 452-453.
46
Deze anekdote werd mij 14 januari 2008 verteld door Cees van Dijk, toenmalig stadsbibliothecaris van Haarlem, die ook bij deze veiling aanwezig was. Dirkx schreef een verslag van de veiling-Van Eyck in: Le Livre et L’Estampe, jrg, 1973, p. 267-269; cf. Cees van Dijk, ‘M.B.B. Nijkerk, book collector’, in Ton Croiset van Uchelen (ed.)., Theatrum orbis Librorum. Liber amicorum presented to Nico Israel, Utrecht [1989], p. 394-402.
47
Een waardig ‘In memoriam Henri Dirkx’ door L.S. verscheen in Le Livre et L’Estampe, jrg. xxvii, nr. 105-106 (1981), p. 7-8.
48
Jan Dirkx in brief aan mij, 26 januari 2008.
49
Herman Liebaers, destijds hoofdbibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek van België, schrijft in zijn memoires Meestal in opdracht, ‘s-Gravenhage/Antwerpen, 1982, p. 38, dat Dirkx hem voor de kb Brussel testamentair het handschrift van Gezelles ‘Dien Avond en die Rooze’ beloofd had, ‘maar van die belofte van Suikerjan schijnt niet veel in huis te zullen komen’. Volgens Marcus de Schepper ontving de kb helemaal niets van deze zijde (brief van 4 februari 2008).
50
Zijn zoon, Dr. Dirk-Emma Baestaens [!] te Antwerpen, bezit naast talrijke boeken en handschriften uit de collectie-Dirkx ‘de oorspronkelijke fichebakken met steekkaarten van de heer Dirkx’, een dossier met ‘de volledige opbrengst van beide verkopen per lot’ en ‘een dossier met betrekking tot de onderhandelingen met de respectieve veilinghuizen’ (brieven aan mij, 28 maart 2007, 17 en 18 januari 2008).
51
Brief Wilma Schuhmacher, 13 februari 2008. Het archief van de firma Beijers is voorlopig ontoegankelijk wegens mutaties in de bedrijfsvoering.
52
Henri Dirkx en de Utrechtse veiling van zijn collectie komen ook ter sprake in een artikel over het verzamelen van brieven en manuscripten door Hans Maarten van den Brink en Jessica Voeten, dat verscheen in het Cultureel Supplement van nrc Handelsblad van 13 augustus 1982.
53
Veiling J.L. Beijers, Utrecht, 14 juni 1983.

Over dit hoofdstuk/artikel

Merijn de Boer

over G.A. van Oorschot

over P.H. Ritter jr.


+
Merijn de Boer (1982) is neerlandicus en redactiesecretaris van Tirade.
1
Reve aan Wynia of Van Herpen 28 februari 1986 (Gerben Wynia en Jan J. van Herpen, ‘Dr. P.H. Ritter jr. bespreekt “De Avonden”’. In: Het Oog in ’t Zeil 4 (1986), p. 7).
2
Zie voor een compleet overzicht van Ritters radiowerk Al wat in boeken steekt. Dertig jaar radiowerk van dr. P.H. Ritter jr. bij de avro (1982) van Jan J. van Herpen.
3
Frans Crone, ‘“Mijn geheime verstandhouding met u.” De briefwisseling C.C.S. Crone – Dr. P.H. Ritter jr. (1935-1950).’ In: Hollands Maandblad 5, 1995, p. 14-25.
4
Geert van Oorschot, Hierbij de hele God in proef. Brieven aan Willem Frederik Hermans (Amsterdam 2003), p. 15
5
Citaat ontleend aan Oorschot 2003, p. 298.
6
Beide citaten zijn ontleend aan Oorschot 2003, p. 298
7
In de lezing geeft Ritter een overzicht van wat er is verschenen in de periode daarvoor. Uitgevers stelden veel belang in die aandacht vlak voor Sinterklaas, zoals blijkt uit verschillende brieven aan Ritter.
8
Citaat ontleend aan Oorschot 2003, p. 299
9
Jeroen Brouwers, ‘De manuscripten van R.J. Peskens’. In: Feuilletons 7 (Amsterdam/Antwerpen 2005), p. 168, 169.
10
Van Oorschot aan Ritter 12 december 1950. In dezelfde brief probeerde Van Oorschot Ritter warm te krijgen voor een bespreking van het eerst verschenen deel van de Verzameld werken van Multatuli. De geciteerde brieven in dit artikel zijn aanwezig in het Letterkundig Museum in Den Haag (lm) en in het Archief Ritter van de Universiteitsbibliotheek Utrecht (ar).
11
Van Oorschot aan Ritter 19 december 1950. Brief in het lm.
12
Idem, 17 september 1948, 27 januari 1950, 19 mei 1950. Brieven in het ar.
13
Idem, 27 januari 1950, 19 mei 1950, 8 juni 1950, 23 april 1951, 17 mei 1951. Brieven in het ar.
14
Idem, 23 april 1951.
15
Die mentaliteit beschouwt hij als representatief voor de Amerikaanse levensbeschouwing.
16
Hij schrijft: ‘Ik ben een verklaard vijand van vele neigingen in de modernste literatuur, maar alles wat uit het levende komt, weet ik te waarderen.’
17
Het ging in dit geval om een gedenkboek van De Groene Amsterdammer ter gelegenheid van het 75-jarige bestaan van het blad, waarvoor de redactie geen medewerking had gevraagd aan Ritter, terwijl die er in de jaren dertig twee jaar lang aan verbonden was geweest als redacteur.
18
Van Duinkerken schreef een uitvoerige inleiding bij Vertoog en ontboezeming.
19
Ritter aan Van Oorschot 23 december 1951. Brief in het lm.
20
Een brief van 29 maart 1952 van Van Oorschot aan Ritter bevestigt hun afspraken. Daarin schrijft Van Oorschot ook over de geboorte van zijn zoon Wouter: ‘Het is een pientere knappe jongen. Maar misschien ben ik de enige die dat zo ziet.’ Brief in het lm.
21
Ritter aan Van Oorschot 8 januari 1952. Brief in het lm. Opnieuw schrijft Ritter dat hij bij de planning van de lezing zal coördineren met Stuiveling.
22
De aanwezige tekst behandelt uitsluitend de inhoud. Het Letterkundig Museum is in het bezit van het volledige exemplaar, maar dat wordt niet vrijgegeven door de erven van Hermans.
23
Aan Van Oorschot schrijft hij op 23 december 1952 dat een ‘inzinking’ de gehele linkerzijde van zijn lichaam heeft verlamd. Brief in het lm.
24
Ritter aan Van Oorschot 6 februari 1953. Brief in het lm.
25
Hij suggereert dat zijn werk ‘niet “hard” genoeg voor deze tijden’ is.
26
Van Oorschot aan Ritter 12 februari 1953. Brief in het lm.
27
Hij had zelf pogingen ondernomen om het uitgegeven te krijgen bij Callenbach, Bosch & Keuning en Querido.
28
Ritter aan Van Oorschot 3 juli 1953. Brief in het lm.
29
Het ging om regeringssubsidie. Een jaar daarvoor had Van Oorschot, blijkens een brief van Ritter aan Van Oorschot van 4 oktober 1952 (brief in het ar), in café Americain aan Ritter voorgesteld om die aan te vragen. Daarop had Ritter in eerste instantie onthutst gereageerd (‘Ik heb nooit naar zulke dingen gejaagd’) maar het aanbod vervolgens dankbaar geaccepteerd. Ritter: ‘Er is tegenwoordig een neiging, na de vele aanmoedigingen die aan de jongsten ten deel vielen, ook de ouderen in de letterkundige waardering te betrekken. Geerten Gossaert kreeg een prijs, Top Naeff werd erelid van de Maatschappij van Letterkunde, – is het aanmatigend, wanneer er moeite gedaan wordt, thans mij in de door U voorgestelde vorm in de waardering der ouderen te betrekken?’
30
Het boek was pas verschenen in een herdruk. Ritters bespreking was een bewerking van zijn artikel over het boek, dat was opgenomen in zijn debuut Kleine prozastukken. Hij had het boek in 1951 ook besproken in Het boek van nu.
31
Op 6 mei 1953 zegde hij Van Oorschot een bespreking van Op de grens van Willem Walraven toe maar die bespreking heeft hij niet gehouden. Brief in het ar.
32
Van Oorschot had hem ook een keer midden in de nacht opgebeld om te praten over zijn uitgaven. Dat blijkt uit een brief van hem aan Ritter van 28 augustus 1953, waarin hij zich excuseert voor het verstoren van de nachtrust. Brief in het ar.
33
Ritter aan Van Oorschot 1 maart 1956. Brief in het lm.
34
Werther Nieland (1949) en De ondergang van de familie Boslowits (1950) heeft Ritter niet besproken.
35
Gerben Wynia, ‘Een dolksteek aan de eigen cultuur. Ritter bespreekt Reve.’ In: Het Oog in ’t Zeil 5 (1987), p. 37-44.
36
Hij vertelde: ‘Deze schrijver is een fijn en ingewikkeld borduurder. Hij weet de componenten, waaruit zijn verhalen zijn samengesteld dooreen te weven op de meest vernuftige wijze, zodat een organische eenheid ontstaat, door een behendige aanwending van de verschillende middelen die hem ten dienste staan.’
37
Ritter had er eigenlijk nog meer over willen zeggen. Aan het slot van zijn lezing klaagde hij over het tijdgebrek, aangezien het Boekenhalfuur was ingekort tot twintig minuten. Ook in een brief aan Van Oorschot deed hij daarover zijn beklag (Ritter aan Van Oorschot 26 augustus 1956. Brief in het lm).
38
Op respectievelijk 9 september 1956 en 28 april 1957. Brieven in het ar.
39
Ritter aan Van Oorschot 13 februari 1957. Brief in het ar.
40
Het Verzameld werk van Coenen besprak hij op 17 maart.

Over dit hoofdstuk/artikel

P.P. de Baar

over Theo Thijssen


+
Peter-Paul de Baar (1952), historicus en journalist, is mede-oprichter en bestuurslid van het Theo Thijssen Museum in de Amsterdamse Jordaan en werkt aan een biografie van Thijssen.
+
Peter de Bruijn (1965) is verbonden aan het Huygens Instituut (KNAW) te Den Haag. Hij bezorgde onder meer de kritische editie van het Volledig werk van Willem Elsschot (11 dln).
*
Mijn speciale dank gaat in de eerste plaats uit naar prof. dr. Ph.D.A. (Flip) Treffers, eigenaar van de Elsschot-brieven en andere documenten (o.a. het opdrachtexemplaar van Pensioen), en naar Jules Roijaards, die het archief van Georgette Hagedoorn beheert, voor de ruimhartige inzage en medewerking ten behoeve van dit artikel. Cyriel Van Tilborgh bezorgde mij Georgette Hagedoorns brieven uit het archief-Elsschot, alsmede het opdrachtexemplaar van Verzen uit zijn bezit. Thijs Wierema was mij zeer behulpzaam bij het opsporen van de andere opdrachtexemplaren, waarvan drie uit zijn bezit (Villa des Roses, Het Tankschip en Het Dwaallicht) en één uit het bezit van Walter Mees (Lijmen/Het Been). Verder bedank ik Wieneke ’t Hoen, Fokas Holthuis, Vic van de Reijt, Marc Somers en Jeroen Zaal voor hun uiteenlopende bijdragen. Ten slotte dank aan de medewerkers van de geraadpleegde (archief)instellingen: het Theater Instituut Nederland, de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience Antwerpen, het AMVC-Letterenhuis en het Letterkundig Museum.
1
Fokas Holthuis, ‘Van Stockum, 14-16 juni 1995’ [in de rubriek: ‘Veilingen’]. In: De Boekenwereld 12 (1995), afl. 1 (oktober), p. 50-51.
2
Joos Florquin, ‘Georgette Hagedoorn’. In: Dez., Ten huize van… 13. Brugge, 1977, p. 9-64; zie p. 24 e.v. over haar eerste ontmoeting met Nijhoff. De relatie ontstond in januari 1930 en hield stand tot april 1931.
3
Martine Cuyt, Willem Elsschot, man van woorden. Antwerpen/Amsterdam, 2004, p. 105.
4
Jan van Hattem, Willem Elsschot: mythes bij het leven. Een biografie. Antwerpen/Amsterdam, 2004, p. 521.
5
Ida De Ridder, Fine. Levenslang met Elsschot. Amsterdam, 2007, p. 63.
6
Georgette Hagedoorn, Georgetterietjes. Amsterdam, 1986, p. 145. Zie over ‘De Nederlandsche Toneelgroep’: Jos Paardekooper, Theater aan de IJssel. Een geschiedenis van de Deventer Schouwburg. Kampen, 2006, p. 116-117.
7
Brief aan Truus Granpré Molière-van Reysen, 8 april 1937 (collectie Theater Instituut Nederland).
8
J.d.S., ‘Schouwburgnieuws. Kon. Ned. Schouwburg. Opening van het seizoen. Een Midzomernachtsdroom’. In: Handelsblad van Antwerpen, 19 september 1937.
9
Zie Toon Brouwers, ‘Joris Diels: glorie en verguizing’. In: Toon Brouwers e.a. (red.), Tussen De Dronkaerd en Het Kouwe Kind. 150 jaar Nationael Tooneel, kns, Het Toneelhuis. Gent/Amsterdam, 2003, p. 105-131, met name p. 114.
10
J.v.G., ‘Opvoering van Brusse’s “Boefje” in de bewerking van J. Van Der Poll’. In: De Standaard 29 maart 1938.
11
Anoniem, ‘Het leven te Antwerpen. “Waarom lieg je, Chérie” bij Joris Diels’. Ongedateerd knipsel.
12
Zie Toon Brouwers, ‘Joris Diels: glorie en verguizing’, p. 115-118. Zie ook Peter Benoy, ‘1938. Joris Diels verlaat de Koninklijke Nederlandse Schouwburg te Antwerpen. Diels’ bijdrage aan het toneel in Antwerpen in de jaren dertig en veertig’. In: R.L. Erenstein e.a. (red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden: tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen. Amsterdam, 1996, p. 644-651.
13
Brief, collectie Theater Instituut Nederland.
14
Brief aan Arthur van Rantwijk, 14 februari 1940, zie Willem Elsschot, Brieven. Verzameld en toegelicht door Vic van de Reijt m.m.v. Lidewijde Paris. Amsterdam, 1993, p. 384.
15
Zie voor het hele relaas: Florquin, ‘Georgette Hagedoorn’, p. 41-44.
16
Zie de afbeelding op p. 6. In de jaren dertig vormden Georgette en Ben Roijaards, samen met diens moeder Jacqueline Roijaards en acteur Lou Ezerman, het gezelschap ‘’t Klein Toneel’, dat een gevarieerd cabaret bracht met onder andere ‘zangspelen’ en ‘chansons’.
17
Florquin, ‘Georgette Hagedoorn’, p. 44.
18
Anoniem, ‘Georgette Hagendoorn [sic] bezong den man’. In: Volk en Staat, 13 juli 1943.
19
Anoniem, ‘Kon. Nederl. Schouwburg. “De mooiste oogen van de wereld”’. Ongedateerd knipsel [begin juni 1943].
20
Om precies te zijn: tot en met de derde druk van Tsjip uit 1942.
21
Ter omzeiling van de Kultuurkamer gaven Georgette Hagedoorn en Pierre Verdonck in Nederland uitsluitend huisconcerten, zie haar relaas in Florquin, ‘Georgette Hagedoorn’, p. 46.
22
Beide kranten van 28 september 1945.
23
Florquin, ‘Georgette Hagedoorn’, p. 43.
24
Marjan Berk, ‘Zeven minuten op vrijdag de dertiende’. In: Algemeen Dagblad, 13 januari 1992.
25
Zie Elsschot, Brieven, p. 738.
26
Brief, 11 februari 1950 (Elsschot, Brieven, p. 783). ‘Twee schelpen’ werd opgenomen in Daisnes bundel Met dertien aan tafel of knalzilver met schelpgoud. Brussel, 1950, p. 251-282.
27
Zie Wieneke ’t Hoen, ‘Met Elsschot in de taxi’. In: De Parelduiker 2 (1997), afl. 1 (maart), p. 69-71.
28
Zie Bert Van Raemdonck, Allemaal zeep aan onze zolen. Kroniek van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (1945-1950). Antwerpen, 2006, p. 342. In haar herinnering verwart Mies Bouhuys (zie Cuyt, Willem Elsschot, man van woorden, p. 182-183) deze bijeenkomst met de ‘wilde nacht’ na ‘Schrijvers van Nabij’, ook de editeurs van de Brieven-uitgave (p. 783) doen dat. (Over het vermelde ‘gesprek met Elsschot’ is Bouhuys kennelijk eveneens abuis, gezien ‘Twee schelpen’, p. 255 en Elsschots brief aan Daisne, zie noot 26).
29
Verslag van de staat en werkzaamheden van het letterkundig genootschap Oefening Kweekt Kennis […] 1941-1951 […]. Den Haag, 1952, p. 22. De kwalificatie van Lampo is te vinden in Van Raemdonck, Allemaal zeep aan onze zolen, p. 343. Volgens Mies Bouhuys was Elsschot onverstaanbaar doordat hij ‘al bij het eerste gedicht zelf ontroerd raakte en bij “Het huwelijk” in tranen eindigde’ (Cuyt, Willem Elsschot, man van woorden, p. 182). Het verslag in de Nieuwe Courant van 29 november 1949 rept daarover met geen woord, maar vermeldt wel Elsschots voorlezing van een fragment uit Kaas: ‘Cerebraal, soms met bijtende spot en een diep gevoel op de achtergrond.’
30
Zie over beide bijeenkomsten: Willem Elsschot, Ik dank u allen zeer. Toespraken. Samengesteld en toegelicht door Peter de Bruijn. [Breda], 2007.
31
De door Nijhoff genoemde brief waarin de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen hem dit meedeelt is eveneens in het bezit van Flip Treffers. Nijhoffs toespraak is opgenomen in: Frans Smits e.a., Willem Elsschot. Feestreden uitgesproken ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag door Frans Smits, Albert Westerlinck, Raymond Herreman en Martinus Nijhoff op de plaatselijke zitting in de Feestzaal van de Stedelijke Middelbare en Technische School voor Handel en Administratie te Antwerpen op Zondag 11 Mei 1952. Amsterdam, 1952. Zie ook: Martinus Nijhoff, Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza. Tweede druk. Amsterdam, 1982, p. 1045-1050.
32
Flora Meyer. ‘Wandeling met Elsschot.’ In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 9 april 1955.
33
Althans niet in de beschrijving die Veilinghuis Bubb Kuyper geeft van het condoléanceregister, zie de catalogus 42 (mei/juni 2005), veilingnummer 2338.
34
Cuyt, Willem Elsschot, man van woorden, p. 105.
35
De Verlossing wordt ook niet vermeld in de catalogus van Van Stockum, waar de opdrachtexemplaren (en de brieven) in 1995 voor het eerst zijn geveild.
36
Doorslag brief, 21 mei 1957, collectie erven Elsschot.
37
Dit exemplaar is in het bezit van Jules Roijaards.
38
Cuyt, Willem Elsschot, man van woorden, p. 105.
39
Van Hattem, Willem Elsschot: mythes bij het leven, p. 521.
40
Joos Florquin, ‘Georgette Hagedoorn’, p. 62. De Verlossing werd uitgezonden door de Avro op 9, 10 en 12 februari 1975.
41
Brief, collectie Jules Roijaards.
1
Niet gevonden.
1
Door perforatiegaten in de brief is op vier plaatsen tekst weggevallen.
2
Eind juni werd Georgette Hagedoorn geveld door paratyfus, een minder gevaarlijke vorm van tyfus met evenwel hetzelfde ziektebeeld en -verloop: hoge koorts en de ‘hevigste ingewandpijnen’, aldus het verslag van Nijhoff, met als gevolg dat ze ‘wartaal uitslaat, niet meer zien kan en ligt te krimpen van de pijn’. Pas op 24 september kan hij melden dat Georgette aan de beterende hand is, maar dat de nasleep nog wel twee jaar kan duren omdat ze ‘bacillendraagster’ blijkt te zijn. ‘Het ergste echter is, dat zij door de langdurige ziekte zeer is verzwakt, gedeprimeerd door deze nasleep en nu volledig moet worden onderzocht op bloed, maag, gal, etc.’ M. Nijhoff, Brieven aan mijn vrouw. Samengesteld en ingeleid door Andreas Oosthoek. Amsterdam, 1996, p. 233-238.
3
De uitgever Bert Bakker, zie de inleiding.
4
Zie (het slot van) Tsjip.
1
Elsschot verbleef de gehele maand augustus op zijn vakantieadres in Sint-Idesbald, zie Elsschot, Brieven, p. 761.
2
Het is niet duidelijk waar Elsschot deze naamsvariant vandaan haalt.
3
Voor de opening van de tentoonstelling ‘Schrijvers van nabij’ op 13 januari 1949, zie de inleiding.
4
Johanna van Lier, collega op de Werf Gusto, met wie Elsschot nog steeds contact had en van wie hij zojuist zelfs nog een brief had ontvangen (geschreven op 7 september, zie Cuyt, Willem Elsschot, man van woorden, p. 103; vergelijk ook p. 104). Elsschot zou haar ook meenemen naar de nvt-avond van het Haagse letterkundige genootschap ‘Oefening Kweekt Kennis’ op 28 november 1949, zie de inleiding.
5
Nijhoffs zoon Faan.
1
Volgens de agenda van Georgette Hagedoorn vertrokken zij en Nijhoff pas op donderdag 6 oktober naar Italië. De terugreis staat op 31 oktober genoteerd. Over een mogelijk bezoek aan Elsschot is niets terug te vinden.
1
Wanneer dit bezoek heeft plaatsgevonden is niet bekend. Vanaf 12 februari trad Georgette Hagedoorn, samen met haar vaste begeleider Pierre Verdonck, verscheidene keren op in de galaweek van het ‘artistiek verantwoord’ kleinkunst-cabaret Cyrano van Anton Peters, aan de De Keyserlei te Antwerpen. Een op 8 maart gepland optreden tijdens ‘De Komedianten-Nachtrevue’ in Schouwburg Empire verviel wegens ziekte (agenda Georgette Hagedoorn).
1
Gestuurd ter deelneming met het overlijden van Martinus Nijhoff op 26 januari, zie de inleiding.
2
Van 14 tot 19 februari stond in Cyrano het ‘Gala Georgette Hagedoorn’ op het programma, met Franse, Engelse en Nederlandse liedjes, omlijst door het vaste vocale ensemble ‘De Mastervoices’. In het programmaboekje had Georgette de ‘Geachte Sinjoren’ al met vooruitziende blik begroet (‘U weet dat een actrice nooit zichzelf mag zijn’), en uit het verslag van Sinjoorke (Willy Mertens) in ’t Pallieterke van 19 februari blijkt dat ze het er goed van afbracht: ‘een sprankelende Georgette Hagedoorn, gepresenteerd op een gouden schoteltje’. Bert Bakker had haar naar Antwerpen begeleid (dagboek Georgette Hagedoorn).
1
Op dinsdag 4 december trad Georgette Hagedoorn op voor de Vlaamse Oudleerlingenbond der Athenea van Antwerpen (volba), in de Koninklijke Nederlandse Schouwburg. Voor de pauze bracht ze een reeks levensliedjes (onder de titel ‘Over dingen… dieren, en… mensen’) en het ‘eenmanstoneel’ ‘L’Heure de l’Apéritif’, na de pauze bezong ze de ‘Vrouwen’. Het ‘boeket’ van de avond was ‘Une soirée au café-concert’, ‘dat als in een apotheose al de facetten van het rijke talent van Georgette Hagedoorn reflekteerde’, aldus De Standaard van 6 december. Het ‘talrijk opgekomen’ maar ‘uitgelezen publiek’ reageerde dan ook met ‘uitbundig’ en ‘werkelijk daverend applaus’. Ook de kranten waren vol lof: ‘Ze bespeelt met een charmante virtuositeit de snaar van het sentiment, het kluchtige en het dramatische, en haar voordracht is zowel in het Nederlands als in het Frans ongewoon zuiver en gevoelig’, schreef De Standaard. ‘Georgette Hagedoorn wipt en springt in deze cyclus, zonder dat het haar blijkbaar de geringste inspanning kost, van het vroede naar het sotte en zelfs naar het zeer melodramatische’, aldus ’t Pallieterke van 13 december. Speciale vermelding kreeg ditmaal ook Hagedoorns gave om met een ‘minimum aan middelen’ (‘een hoed of een sjaal’) een typetje neer te zetten, of zelfs de hele scène zo aan te kleden ‘dat men zich in een café kon wanen’ (aldus de Volksgazet van 5 december). Volgens ’t Pallieterke toverde ‘Mevr. Hagedoorn’ de sfeer van de plaats van handeling ‘op een zodanig suggestieve manier dat ge, wanneer het nummer uit is, enigszins verwonderd de afwezigheid van decor vaststelt en weer merkt dat er zich op het toneel niets bevindt dan een aartslelijke, stoffige en beschadigde piano.’
1
De viering van Elsschots vijfenzeventigste verjaardag (7 mei) zou op zaterdag 5 mei beginnen met ‘een feest voor een goede twintig vrienden’ en ‘een vat met 225 liter fluwelen Franse rode wijn’. Op maandag 6 mei stond de officiële huldiging in het Antwerpse stadhuis gepland, 7 mei was voor de viering in huiselijke kring gereserveerd (zie Elsschot, Ik dank u allen zeer, p. 26).
2
Elsschots uitgever.
1
Vermaarde rol uit ‘Femmes de Paris’, door Georgette Hagedoorn honderden keren gespeeld, tot kort voor haar dood.
1
Op deze postkaart volgde op 21 mei een opdrachtexemplaar van het Verzameld werk, dat ter gelegenheid van Elsschots jubileum was verschenen, zie de inleiding.
1
Elsschot voldeed aan dit verzoek met een variatie op de beginregels van Victor Hugo’s gedicht ‘Lorsque l’enfant parait’ (Les feuilles d’automne xix, 1831), dat hij ooit ook als motto bij het laatste hoofdstuk van Tsjip had gebruikt (om precies te zijn: tot en met de derde druk (1942), zie ook de inleiding):
Lorsque Georgette paraît, le cercle des fidèles, s’entr’ ouvre à grands cris. Son oeil fripon qui brille, fait briller tous les yeux. / vrij naar Victor Hugo
De aanbeveling sierde de rubriek ‘Losse blaadjes uit een privé lauwerkrans’, die verder was gevuld met loftuitingen vanuit Nederland (Godfried Bomans, Annie M.G. Schmidt, Hans Edinga en Ben Levi), Frankrijk (Leo Xanroff, ‘auteur van het chanson “Le fiacre”’), Italië (Jacques Ibert, ‘componist en directeur van het Institut de France’) en Engeland (Michael Powell, ‘filmregisseur’). Elsschot was de enige ‘buitenlander’ die geen introductie nodig had, al werd zijn naam wel verkeerd gespeld:
België / willem elschot.
2
Het getekende hartje was het symbool van Georgette Hagedoorns lijfspreuk ‘La chanson est une goutte de miel qui déborde du coeur’, die ook op het briefpapier staat afgedrukt (zie de inleiding).
1
De ‘datering’ is gebaseerd op het gegeven dat vanaf 1951 de Antwerpse telefoonnummers uit zes i.p.v. vijf cijfers bestonden.
1
Plaats en datum volgens poststempel. Voorbedrukte ansichtkaart, in onbekende hand geadresseerd aan ‘Hr A. de Ridder’.
+
Peter de Bruijn (1965) is verbonden aan het Huygens Instituut (KNAW) te Den Haag. Hij bezorgde onder meer de kritische editie van het Volledig werk van Willem Elsschot (11 dln).
*
Mijn speciale dank gaat in de eerste plaats uit naar prof. dr. Ph.D.A. (Flip) Treffers, eigenaar van de Elsschot-brieven en andere documenten (o.a. het opdrachtexemplaar van Pensioen), en naar Jules Roijaards, die het archief van Georgette Hagedoorn beheert, voor de ruimhartige inzage en medewerking ten behoeve van dit artikel. Cyriel Van Tilborgh bezorgde mij Georgette Hagedoorns brieven uit het archief-Elsschot, alsmede het opdrachtexemplaar van Verzen uit zijn bezit. Thijs Wierema was mij zeer behulpzaam bij het opsporen van de andere opdrachtexemplaren, waarvan drie uit zijn bezit (Villa des Roses, Het Tankschip en Het Dwaallicht) en één uit het bezit van Walter Mees (Lijmen/Het Been). Verder bedank ik Wieneke ’t Hoen, Fokas Holthuis, Vic van de Reijt, Marc Somers en Jeroen Zaal voor hun uiteenlopende bijdragen. Ten slotte dank aan de medewerkers van de geraadpleegde (archief)instellingen: het Theater Instituut Nederland, de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience Antwerpen, het AMVC-Letterenhuis en het Letterkundig Museum.
1
Fokas Holthuis, ‘Van Stockum, 14-16 juni 1995’ [in de rubriek: ‘Veilingen’]. In: De Boekenwereld 12 (1995), afl. 1 (oktober), p. 50-51.
2
Joos Florquin, ‘Georgette Hagedoorn’. In: Dez., Ten huize van… 13. Brugge, 1977, p. 9-64; zie p. 24 e.v. over haar eerste ontmoeting met Nijhoff. De relatie ontstond in januari 1930 en hield stand tot april 1931.
3
Martine Cuyt, Willem Elsschot, man van woorden. Antwerpen/Amsterdam, 2004, p. 105.
4
Jan van Hattem, Willem Elsschot: mythes bij het leven. Een biografie. Antwerpen/Amsterdam, 2004, p. 521.
5
Ida De Ridder, Fine. Levenslang met Elsschot. Amsterdam, 2007, p. 63.
6
Georgette Hagedoorn, Georgetterietjes. Amsterdam, 1986, p. 145. Zie over ‘De Nederlandsche Toneelgroep’: Jos Paardekooper, Theater aan de IJssel. Een geschiedenis van de Deventer Schouwburg. Kampen, 2006, p. 116-117.
7
Brief aan Truus Granpré Molière-van Reysen, 8 april 1937 (collectie Theater Instituut Nederland).
8
J.d.S., ‘Schouwburgnieuws. Kon. Ned. Schouwburg. Opening van het seizoen. Een Midzomernachtsdroom’. In: Handelsblad van Antwerpen, 19 september 1937.
9
Zie Toon Brouwers, ‘Joris Diels: glorie en verguizing’. In: Toon Brouwers e.a. (red.), Tussen De Dronkaerd en Het Kouwe Kind. 150 jaar Nationael Tooneel, kns, Het Toneelhuis. Gent/Amsterdam, 2003, p. 105-131, met name p. 114.
10
J.v.G., ‘Opvoering van Brusse’s “Boefje” in de bewerking van J. Van Der Poll’. In: De Standaard 29 maart 1938.
11
Anoniem, ‘Het leven te Antwerpen. “Waarom lieg je, Chérie” bij Joris Diels’. Ongedateerd knipsel.
12
Zie Toon Brouwers, ‘Joris Diels: glorie en verguizing’, p. 115-118. Zie ook Peter Benoy, ‘1938. Joris Diels verlaat de Koninklijke Nederlandse Schouwburg te Antwerpen. Diels’ bijdrage aan het toneel in Antwerpen in de jaren dertig en veertig’. In: R.L. Erenstein e.a. (red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden: tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen. Amsterdam, 1996, p. 644-651.
13
Brief, collectie Theater Instituut Nederland.
14
Brief aan Arthur van Rantwijk, 14 februari 1940, zie Willem Elsschot, Brieven. Verzameld en toegelicht door Vic van de Reijt m.m.v. Lidewijde Paris. Amsterdam, 1993, p. 384.
15
Zie voor het hele relaas: Florquin, ‘Georgette Hagedoorn’, p. 41-44.
16
Zie de afbeelding op p. 6. In de jaren dertig vormden Georgette en Ben Roijaards, samen met diens moeder Jacqueline Roijaards en acteur Lou Ezerman, het gezelschap ‘’t Klein Toneel’, dat een gevarieerd cabaret bracht met onder andere ‘zangspelen’ en ‘chansons’.
17
Florquin, ‘Georgette Hagedoorn’, p. 44.
18
Anoniem, ‘Georgette Hagendoorn [sic] bezong den man’. In: Volk en Staat, 13 juli 1943.
19
Anoniem, ‘Kon. Nederl. Schouwburg. “De mooiste oogen van de wereld”’. Ongedateerd knipsel [begin juni 1943].
20
Om precies te zijn: tot en met de derde druk van Tsjip uit 1942.
21
Ter omzeiling van de Kultuurkamer gaven Georgette Hagedoorn en Pierre Verdonck in Nederland uitsluitend huisconcerten, zie haar relaas in Florquin, ‘Georgette Hagedoorn’, p. 46.
22
Beide kranten van 28 september 1945.
23
Florquin, ‘Georgette Hagedoorn’, p. 43.
24
Marjan Berk, ‘Zeven minuten op vrijdag de dertiende’. In: Algemeen Dagblad, 13 januari 1992.
25
Zie Elsschot, Brieven, p. 738.
26
Brief, 11 februari 1950 (Elsschot, Brieven, p. 783). ‘Twee schelpen’ werd opgenomen in Daisnes bundel Met dertien aan tafel of knalzilver met schelpgoud. Brussel, 1950, p. 251-282.
27
Zie Wieneke ’t Hoen, ‘Met Elsschot in de taxi’. In: De Parelduiker 2 (1997), afl. 1 (maart), p. 69-71.
28
Zie Bert Van Raemdonck, Allemaal zeep aan onze zolen. Kroniek van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (1945-1950). Antwerpen, 2006, p. 342. In haar herinnering verwart Mies Bouhuys (zie Cuyt, Willem Elsschot, man van woorden, p. 182-183) deze bijeenkomst met de ‘wilde nacht’ na ‘Schrijvers van Nabij’, ook de editeurs van de Brieven-uitgave (p. 783) doen dat. (Over het vermelde ‘gesprek met Elsschot’ is Bouhuys kennelijk eveneens abuis, gezien ‘Twee schelpen’, p. 255 en Elsschots brief aan Daisne, zie noot 26).
29
Verslag van de staat en werkzaamheden van het letterkundig genootschap Oefening Kweekt Kennis […] 1941-1951 […]. Den Haag, 1952, p. 22. De kwalificatie van Lampo is te vinden in Van Raemdonck, Allemaal zeep aan onze zolen, p. 343. Volgens Mies Bouhuys was Elsschot onverstaanbaar doordat hij ‘al bij het eerste gedicht zelf ontroerd raakte en bij “Het huwelijk” in tranen eindigde’ (Cuyt, Willem Elsschot, man van woorden, p. 182). Het verslag in de Nieuwe Courant van 29 november 1949 rept daarover met geen woord, maar vermeldt wel Elsschots voorlezing van een fragment uit Kaas: ‘Cerebraal, soms met bijtende spot en een diep gevoel op de achtergrond.’
30
Zie over beide bijeenkomsten: Willem Elsschot, Ik dank u allen zeer. Toespraken. Samengesteld en toegelicht door Peter de Bruijn. [Breda], 2007.
31
De door Nijhoff genoemde brief waarin de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen hem dit meedeelt is eveneens in het bezit van Flip Treffers. Nijhoffs toespraak is opgenomen in: Frans Smits e.a., Willem Elsschot. Feestreden uitgesproken ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag door Frans Smits, Albert Westerlinck, Raymond Herreman en Martinus Nijhoff op de plaatselijke zitting in de Feestzaal van de Stedelijke Middelbare en Technische School voor Handel en Administratie te Antwerpen op Zondag 11 Mei 1952. Amsterdam, 1952. Zie ook: Martinus Nijhoff, Verzameld werk II. Kritisch en verhalend proza. Tweede druk. Amsterdam, 1982, p. 1045-1050.
32
Flora Meyer. ‘Wandeling met Elsschot.’ In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 9 april 1955.
33
Althans niet in de beschrijving die Veilinghuis Bubb Kuyper geeft van het condoléanceregister, zie de catalogus 42 (mei/juni 2005), veilingnummer 2338.
34
Cuyt, Willem Elsschot, man van woorden, p. 105.
35
De Verlossing wordt ook niet vermeld in de catalogus van Van Stockum, waar de opdrachtexemplaren (en de brieven) in 1995 voor het eerst zijn geveild.
36
Doorslag brief, 21 mei 1957, collectie erven Elsschot.
37
Dit exemplaar is in het bezit van Jules Roijaards.
38
Cuyt, Willem Elsschot, man van woorden, p. 105.
39
Van Hattem, Willem Elsschot: mythes bij het leven, p. 521.
40
Joos Florquin, ‘Georgette Hagedoorn’, p. 62. De Verlossing werd uitgezonden door de Avro op 9, 10 en 12 februari 1975.
41
Brief, collectie Jules Roijaards.
1
Niet gevonden.
1
Door perforatiegaten in de brief is op vier plaatsen tekst weggevallen.
2
Eind juni werd Georgette Hagedoorn geveld door paratyfus, een minder gevaarlijke vorm van tyfus met evenwel hetzelfde ziektebeeld en -verloop: hoge koorts en de ‘hevigste ingewandpijnen’, aldus het verslag van Nijhoff, met als gevolg dat ze ‘wartaal uitslaat, niet meer zien kan en ligt te krimpen van de pijn’. Pas op 24 september kan hij melden dat Georgette aan de beterende hand is, maar dat de nasleep nog wel twee jaar kan duren omdat ze ‘bacillendraagster’ blijkt te zijn. ‘Het ergste echter is, dat zij door de langdurige ziekte zeer is verzwakt, gedeprimeerd door deze nasleep en nu volledig moet worden onderzocht op bloed, maag, gal, etc.’ M. Nijhoff, Brieven aan mijn vrouw. Samengesteld en ingeleid door Andreas Oosthoek. Amsterdam, 1996, p. 233-238.
3
De uitgever Bert Bakker, zie de inleiding.
4
Zie (het slot van) Tsjip.
1
Elsschot verbleef de gehele maand augustus op zijn vakantieadres in Sint-Idesbald, zie Elsschot, Brieven, p. 761.
2
Het is niet duidelijk waar Elsschot deze naamsvariant vandaan haalt.
3
Voor de opening van de tentoonstelling ‘Schrijvers van nabij’ op 13 januari 1949, zie de inleiding.
4
Johanna van Lier, collega op de Werf Gusto, met wie Elsschot nog steeds contact had en van wie hij zojuist zelfs nog een brief had ontvangen (geschreven op 7 september, zie Cuyt, Willem Elsschot, man van woorden, p. 103; vergelijk ook p. 104). Elsschot zou haar ook meenemen naar de nvt-avond van het Haagse letterkundige genootschap ‘Oefening Kweekt Kennis’ op 28 november 1949, zie de inleiding.
5
Nijhoffs zoon Faan.
1
Volgens de agenda van Georgette Hagedoorn vertrokken zij en Nijhoff pas op donderdag 6 oktober naar Italië. De terugreis staat op 31 oktober genoteerd. Over een mogelijk bezoek aan Elsschot is niets terug te vinden.
1
Wanneer dit bezoek heeft plaatsgevonden is niet bekend. Vanaf 12 februari trad Georgette Hagedoorn, samen met haar vaste begeleider Pierre Verdonck, verscheidene keren op in de galaweek van het ‘artistiek verantwoord’ kleinkunst-cabaret Cyrano van Anton Peters, aan de De Keyserlei te Antwerpen. Een op 8 maart gepland optreden tijdens ‘De Komedianten-Nachtrevue’ in Schouwburg Empire verviel wegens ziekte (agenda Georgette Hagedoorn).
1
Gestuurd ter deelneming met het overlijden van Martinus Nijhoff op 26 januari, zie de inleiding.
2
Van 14 tot 19 februari stond in Cyrano het ‘Gala Georgette Hagedoorn’ op het programma, met Franse, Engelse en Nederlandse liedjes, omlijst door het vaste vocale ensemble ‘De Mastervoices’. In het programmaboekje had Georgette de ‘Geachte Sinjoren’ al met vooruitziende blik begroet (‘U weet dat een actrice nooit zichzelf mag zijn’), en uit het verslag van Sinjoorke (Willy Mertens) in ’t Pallieterke van 19 februari blijkt dat ze het er goed van afbracht: ‘een sprankelende Georgette Hagedoorn, gepresenteerd op een gouden schoteltje’. Bert Bakker had haar naar Antwerpen begeleid (dagboek Georgette Hagedoorn).
1
Op dinsdag 4 december trad Georgette Hagedoorn op voor de Vlaamse Oudleerlingenbond der Athenea van Antwerpen (volba), in de Koninklijke Nederlandse Schouwburg. Voor de pauze bracht ze een reeks levensliedjes (onder de titel ‘Over dingen… dieren, en… mensen’) en het ‘eenmanstoneel’ ‘L’Heure de l’Apéritif’, na de pauze bezong ze de ‘Vrouwen’. Het ‘boeket’ van de avond was ‘Une soirée au café-concert’, ‘dat als in een apotheose al de facetten van het rijke talent van Georgette Hagedoorn reflekteerde’, aldus De Standaard van 6 december. Het ‘talrijk opgekomen’ maar ‘uitgelezen publiek’ reageerde dan ook met ‘uitbundig’ en ‘werkelijk daverend applaus’. Ook de kranten waren vol lof: ‘Ze bespeelt met een charmante virtuositeit de snaar van het sentiment, het kluchtige en het dramatische, en haar voordracht is zowel in het Nederlands als in het Frans ongewoon zuiver en gevoelig’, schreef De Standaard. ‘Georgette Hagedoorn wipt en springt in deze cyclus, zonder dat het haar blijkbaar de geringste inspanning kost, van het vroede naar het sotte en zelfs naar het zeer melodramatische’, aldus ’t Pallieterke van 13 december. Speciale vermelding kreeg ditmaal ook Hagedoorns gave om met een ‘minimum aan middelen’ (‘een hoed of een sjaal’) een typetje neer te zetten, of zelfs de hele scène zo aan te kleden ‘dat men zich in een café kon wanen’ (aldus de Volksgazet van 5 december). Volgens ’t Pallieterke toverde ‘Mevr. Hagedoorn’ de sfeer van de plaats van handeling ‘op een zodanig suggestieve manier dat ge, wanneer het nummer uit is, enigszins verwonderd de afwezigheid van decor vaststelt en weer merkt dat er zich op het toneel niets bevindt dan een aartslelijke, stoffige en beschadigde piano.’
1
De viering van Elsschots vijfenzeventigste verjaardag (7 mei) zou op zaterdag 5 mei beginnen met ‘een feest voor een goede twintig vrienden’ en ‘een vat met 225 liter fluwelen Franse rode wijn’. Op maandag 6 mei stond de officiële huldiging in het Antwerpse stadhuis gepland, 7 mei was voor de viering in huiselijke kring gereserveerd (zie Elsschot, Ik dank u allen zeer, p. 26).
2
Elsschots uitgever.
1
Vermaarde rol uit ‘Femmes de Paris’, door Georgette Hagedoorn honderden keren gespeeld, tot kort voor haar dood.
1
Op deze postkaart volgde op 21 mei een opdrachtexemplaar van het Verzameld werk, dat ter gelegenheid van Elsschots jubileum was verschenen, zie de inleiding.
1
Elsschot voldeed aan dit verzoek met een variatie op de beginregels van Victor Hugo’s gedicht ‘Lorsque l’enfant parait’ (Les feuilles d’automne xix, 1831), dat hij ooit ook als motto bij het laatste hoofdstuk van Tsjip had gebruikt (om precies te zijn: tot en met de derde druk (1942), zie ook de inleiding):
Lorsque Georgette paraît, le cercle des fidèles, s’entr’ ouvre à grands cris. Son oeil fripon qui brille, fait briller tous les yeux. / vrij naar Victor Hugo
De aanbeveling sierde de rubriek ‘Losse blaadjes uit een privé lauwerkrans’, die verder was gevuld met loftuitingen vanuit Nederland (Godfried Bomans, Annie M.G. Schmidt, Hans Edinga en Ben Levi), Frankrijk (Leo Xanroff, ‘auteur van het chanson “Le fiacre”’), Italië (Jacques Ibert, ‘componist en directeur van het Institut de France’) en Engeland (Michael Powell, ‘filmregisseur’). Elsschot was de enige ‘buitenlander’ die geen introductie nodig had, al werd zijn naam wel verkeerd gespeld:
België / willem elschot.
2
Het getekende hartje was het symbool van Georgette Hagedoorns lijfspreuk ‘La chanson est une goutte de miel qui déborde du coeur’, die ook op het briefpapier staat afgedrukt (zie de inleiding).
1
De ‘datering’ is gebaseerd op het gegeven dat vanaf 1951 de Antwerpse telefoonnummers uit zes i.p.v. vijf cijfers bestonden.
1
Plaats en datum volgens poststempel. Voorbedrukte ansichtkaart, in onbekende hand geadresseerd aan ‘Hr A. de Ridder’.

Over dit hoofdstuk/artikel

Pieter Steinz


over Amsterdam


+
Pieter Steinz (1963) is chef boeken van nrc Handelsblad en auteur van Lezen etcetera: gids voor de wereldliteratuur (2003) en Lezen op locatie: atlas van de wereldliteratuur (2004).