Over dit hoofdstuk/artikel

Rob Molin

over Huug Kaleis


+
Rob Molin (1947) kwam tijdens zijn onderzoek voor de biografie van Adriaan Morriën, Lieve rebel (2005), in aanraking met de brieven, dagboeken, kritieken en essays van Huug Kaleis.
1
Hans Renders, ‘Huug Kaleis (17 april 1928-6 november 1989)’, in: Het Oog in ’t Zeil 7 (1989-1990) 2-3 (december-februari), p. 19.
2
Bittere syllogismen verscheen in 1993 bij De Arbeiderspers, vier jaar na de dood van Kaleis.
3
Huug Kaleis, Mulisch’ verhouding tot de vernietiging (Polak & Van Oorschot. Amsterdam z.j. [juli 1969]), p. 4 en 5. Dit pamflet in de reeks ‘De Vrije Bladen’ is ook gepubliceerd in Tirade 13 (1969) 148 (juni), p. 318-334, onder de titel ‘Mulisch’ verhouding tot de vernietiging gevolgd door een portret van Harry als revolutionair’. Even later beleefde het essay als het ware een derde druk in Schrijvers binnenste buiten (G.A. van Oorschot, Amsterdam 1969), p. 183-203.
4
Huug Kaleis, Wat is Kabouteritis? Pathografie van een scholengemeenschap (Amstelveen 1973. Gestencild. 2 delen).
5
Henk Meulman, ‘Cremer is corrupt’, in: Haagse Post, 11 november 1967.
6
Zie in Schrijvers binnenste buiten ‘Een walglijke Wolkers?’ (p. 40-46), ‘Van Oudshoorn, de zelfmoord en het vrouwelijk geslacht’ (p. 121-145), ‘Gerard Kornelis van het Reve: tussen nederigheid en hoogmoed’ (p. 146-154) en ‘Van het Reve en de Meedogenloze Jongen’ (p. 155-170).
7
Huug Kaleis, Schrijvers binnenste buiten, p. 12.
8
De dagboeken van Huug Kaleis, twee ‘tot de nok’ gevulde dozen, bevinden zich in het Letterkundig Museum in de (niet nader gecatalogiseerde) collectie Huug Kaleis. De signatuur van de collectie Kaleis is K 00128, en bestaat uit zeven dozen.
9
‘Gerard Kornelis van het Reve: tussen nederigheid en hoogmoed’, in: De Gids 127 (1964) 9 (november), p. 281-287. Ook in: Schrijvers binnenste buiten, p. 146-154, en in Sjaak Hubregtse (red.), Tussen chaos en orde. Essays over het werk van Gerard Reve (Amsterdam 1981), p. 159-167.
10
Zie Kaleis’ aanval op het Nijmeegse proefschrift van G.F.H. Raat De vervalste wereld van Willem Frederik Hermans (1985) en zijdelings op promotor Kees Fens: ‘Paranoia en Horror Psychologiae’, in: De God Denkbaar verklaard (De Arbeiderspers. Amsterdam 1987), p. 20-42.
11
Henk Meulman, ‘Cremer is corrupt’, in: Haagse Post, 11 november 1967.
12
Kaleis schreef een vinnig stuk naar aanleiding van ‘Het ootje van ootje’ door A. de Roover in De Tafelronde 1 (1953) 1 (januari), p. 64. De Roover probeert daarin aan de tonen dat ‘Oote’ van Jan Hanlo bol staat van epigonisme. Kaleis gaf aan zijn reactie de veelbetekenende titel ‘Zelf in ’t “ootje”. Open brief aan de heer De Roover’, in: De Tafelronde 1 (1953) 4 (april), p. 253-254.
13
Huug Kaleis, ‘Adriaan van der Veen: een gewetensvol schrijver is revolutionair’, in: Dagblad voor de Zaanstreek ‘De Typhoon’, 10 januari 1953.
14
Magda Dam (1919-1974) kreeg bekendheid door haar foto’s van schrijvers, die weleens op flapteksten van boeken zijn afgedrukt.
15
Dagboek van Huug Kaleis, 18 september 1948.
16
Huug Kaleis, ‘Buddingh’ en het geweld’, in: Maatstaf 12 (1964) 5 (augustus), p. 340-342, ‘Gerard Kornelis van het Reve: tussen nederigheid en hoogmoed’, in: De Gids 127 (1964) 9 (november), p. 281-287, en ‘Jean-Paul wil geen boordje dragen, of: la difficulté d’être Sartre’, in: De Gids 127 (1964) 10 (december), p. 379-380.
17
Huug Kaleis, ‘J.M.G. Le Clézio: Het proces-verbaal hallucinaire lyriek’, in: Schrijfkrant, 29 januari 1965.
18
Huug Kaleis, ‘Criticus Kees Fens lezer met oogkleppen’, in: Het Parool, 10 december 1966.
19
Huug Kaleis, Schrijvers binnenste buiten, p. 98. Het essay ‘In de schaduwen van Ter Braak’s tweede gezicht’ werd eerder gepubliceerd in Tirade 12 (1968) 139 (november 1968).
20
Zie noot 3.
21
J.H. Donner, Mulisch, naar ik veronderstel (1971), p. 55-59, E. Kummer, ‘In de schaduwen van Kaleis’ proza’, in: Maatstaf 17 (1969-1970) 8 (december 1969), p. 531-534 (grotendeels een aanval op het Ter Braak-essay), en Aad Nuis, ‘Ontmaskerd’, in: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 31 juli 1969.
22
Brief van Renate Rubinstein aan Huug Kaleis, 25 januari 1969.
23
Kees Fens, ‘Kaleis’, in: de Volkskrant, 16 augustus 1969.
24
Jan Fontijn, ‘Huug Kaleis keert niet de schrijvers maar zichzelf binnenstebuiten’ versus Adriaan Morriën, ‘Nog eens Kaleis, maar anders bekeken’, in: Het Parool, 28 februari 1970.
25
Carel Peeters, ‘Ikaros op het strand. Huug Kaleis keert schrijvers binnenste buiten’, in: Elsevier, 15 november 1969. In zijn recensie van Loodlijnen was Peeters in Het Parool van 18 november 1967, bijna een jaar na de vernietigende kritiek van Kaleis naar aanleiding van De gevestigde chaos, een minstens zo fel tegenstander van Fens. Diens methode noemt Peeters een ‘simplificerende’ die ‘zouteloze, oninteressante stukjes’ oplevert.
26
Brief van Huug Kaleis aan Geert van Oorschot, 8 augustus 1969 en brief van Geert van Oorschot aan Huug Kaleis, 11 augustus 1969.
27
Huug Kaleis, ‘Bezwarend materiaal tegen het leven. De “esseejs” van W.F. Hermans’, in: Het Parool, 20 februari 1965. De lectuur van Het sadistische universum voor deze recensie, Kaleis’ eerste publicatie over Hermans, is waarschijnlijk de aanleiding voor een verdere verdieping geweest.
28
Brief van Huug Kaleis aan Geert van Oorschot, 22 juli 1970.
29
Morriën sprak in navolging van H.A. Gomperts van ‘fascistisch’ in De gruwelkamer van W.F. Hermans of Ik moet altijd gelijk hebben (Adriaan Morriën, Brood op de plank 1 (1999), p. 463). J.J.M. van Dijk, ‘De motieven van Hermans’, in: Hollands Maandblad 12 (1970-1971) 278 (januari), p. 29 (naar aanleiding van Het sadistische universum 2. Van Wittgenstein tot Weinreb).
30
Brief van W.F. Hermans aan Huug Kaleis, 10 november 1970.
31
‘Brieven aan Tamar’, in: Vrij Nederland, 14 november 1970.
32
Huug Kaleis, De God Denkbaar verklaard, p. 78-80.
33
Enkele uitspraken van Kaleis in Haagse Post, 7 januari 1970.
34
J.J.M. van Dijk, ‘W.F. Hermans, de geheimzinnige dorpsgek’, in: Hollands Maandblad 12 (1970-1971) 279 (februari), p. 30.
35
Huug Kaleis, ‘Een leerling van de dorpsgek’, in: Hollands Maandblad 12 (1970-1971) 280 (maart), p. 14-20.
36
Brief van Huug Kaleis aan Geert van Oorschot, 29 augustus 1974.
37
Brief van Huug Kaleis aan Geert van Oorschot, 22 juli 1975.
38
In 1980 verhuisde Kaleis van de Johannes Verhulststraat naar de Tweede Constantijn Huygensstraat in Oud-West waar hij tot zijn dood zou blijven wonen.
39
Huug Kaleis, ‘Oedipus-complex en maatschappij’, in: Elseviers Literair Supplement, 11 april 1970.
40
Huug Kaleis, ‘Sartre: om van te houden én irritant’, in: Het Parool, 25 juli 1980.
41
Brief van Huug Kaleis aan Philo Bregstein, 20 januari 1981.
42
Huug Kaleis ‘WFH: “…altijd hetzelfde boek”’, in: Het Parool, 12 juni 1981. De uitgebreide versie verscheen in Tirade 25 (1981) 271 (december), p. 669-684 onder de titel ‘Vijf en dertig jaar W.F. Hermans of: Forum overtroffen’ en werd opgenomen in De God Denkbaar verklaard, p. 74-91.
43
Huug Kaleis, De God Denkbaar verklaard, p. 91.
44
Carel Peeters, ‘Kumkummertijd bij Maatstaf?’, in: Maatstaf 17 (1969-1970) 10 (februari 1970), p. 669-675.
45
De God Denkbaar verklaard, p. 120.
46
Frans A. Janssen en Freddy de Vree, ‘Vraaggesprek met W.F. Hermans’, in: Bzzlletin 13 (1985) 126, p. 9.
47
Carel Peeters, ‘Getrouwd of niet getrouwd met W.F. Hermans’, in: Tirade 25 (1981) 271 (december), p. 685.
48
Jaap Goedegebuure, ‘Iets over de moraal van het cynisme’, in: Tirade 25 (1981) 271 (december), p. 692.
49
Huug Kaleis, ‘Vade retro Satanas!’, in: New Foundland 2 (1982-1983) 3 (maart 1983), p. 58-63.
50
‘Geyerstein’s wraak op Hermans’ critici’ is een uitgebreide versie van ‘Gastschrijver Huug Kaleis: De Krakeling’, in: Kamikaze of De laatste bestorming van de Zangberg: tegenromantisch strijdschrift tegen alles en iedereen 2 (1982-1983) 6-7 (maart-april), p. 199-204. In ‘Anbeeks naadloos onbehagen’ (Het Oog in ’t Zeil 4 (1986-1987) 1-2 (oktober-december 1986) p. 36-41, opgenomen in De God Denkbaar verklaard, p. 135-148, reageert Kaleis op een artikel van Ton Anbeek in NRC Handelsblad van 13 december 1985.
51
Huug Kaleis, ‘Over helden en heiligen. Een heilige van de horlogerie psychokritisch beschouwd’ verscheen in: Wilbert Smulders (red.), Verboden toegang. Essays over het werk van Willem Frederik Hermans (Amsterdam 1989), p. 170-179. Het essay is niet opgenomen in De God Denkbaar verklaard, wel in Gedreven door verwantschap, een onlangs verschenen heruitgave van Kaleis’ Hermans-essays. Zie noot 57.
52
Bijvoorbeeld een ingezonden brief (in Het Oog in ’t Zeil, februari 1987) van Hans Boland, Rode moraal en zwarte laster, een reactie op Kaleis’ ‘kijfschrift tegen Anbeek’.
53
Brief van W.F. Hermans aan Huug Kaleis, 19 september 1987.
54
Ivan Sitniakowsky, ‘W.F. Hermans geëerd met briljante studie’, in: De Telegraaf, 26 september 1987. Ook de provinciale pers liet positieve geluiden horen: ‘De vele bewonderaars van het werk van Hermans mogen tevreden zijn met dit boek.’ (Utrechts Nieuwsblad, 30 oktober 1987), en ‘De beschuldigingen en schimpscheuten zijn niet van de lucht – boeiende lectuur dus.’ (Provinciale Zeeuwse Courant, 3 oktober 1987). Enkele vooraanstaande Vlaamse literaire tijdschriften daarentegen publiceerden minder lovende recensies. Zo reageerde Martien J.G. de Jong nogal lauw met ‘De schrijver als klokkenmaker’, in: Dietsche Warande & Belfort 133 (1988) 7 (september), p. 530-536. Overigens heeft De Jong in zijn handboek Over kritiek en critici (Tielt-Amsterdam 1977, p. 206-209) aan Kaleis de importantie gegeven die hem als criticus en essayist in de Nederlandse literatuur toekomt.
55
Prentbriefkaart van W.F. Hermans aan Huug Kaleis, 18 december 1987.
56
Kort tevoren, 31 juli 1989, had Kaleis van Hermans nog een exemplaar met opdracht van Mandarijnen op zwavelzuur gekregen.
57
In een vrij recent verschenen essay ‘De houdbaarheid van een polemist’ (Zacht Lawijd 6 (2007) 3 (april-mei-juni), p. 28-49) deed Mathijs Sanders recht aan Kaleis als forumiaan door hem in één adem te noemen met Hans Gomperts, voor wie eveneens ‘Du Perrons essayistiek een strategisch referentiepunt’ vormde. En elders in zijn stuk merkt hij op dat Kaleis in zijn essay ‘Du Perron, Gomperts en de structurenwichelaars’ de aantijging van J.J. Oversteegen weerlegt dat Gomperts ‘een criticus van de oude school was’. Volgens Kaleis was Gomperts juist een ‘representant van een “nieuwe kritiek”, een oude weliswaar maar dan een die een nieuw leven was ingeblazen en allerminst vervuld van de dorheid die de kritiek van Fens, Oversteegen en Jessurun d’Oliveira, de mannen van Merlijn, aankleeft.’ Een poging tot een rehabilitatie van Kaleis is Gedreven door verwantschap. Essays over Willem Frederik Hermans, ingeleid en geannoteerd door Rob Molin (Uitgeverij Aspekt, Soesterberg 2008).

Over dit hoofdstuk/artikel

Rob Molin

over Huug Kaleis


+
Rob Molin (1947) kwam tijdens zijn onderzoek voor de biografie van Adriaan Morriën, Lieve rebel (2005), in aanraking met de brieven, dagboeken, kritieken en essays van Huug Kaleis.
1
Hans Renders, ‘Huug Kaleis (17 april 1928-6 november 1989)’, in: Het Oog in ’t Zeil 7 (1989-1990) 2-3 (december-februari), p. 19.
2
Bittere syllogismen verscheen in 1993 bij De Arbeiderspers, vier jaar na de dood van Kaleis.
3
Huug Kaleis, Mulisch’ verhouding tot de vernietiging (Polak & Van Oorschot. Amsterdam z.j. [juli 1969]), p. 4 en 5. Dit pamflet in de reeks ‘De Vrije Bladen’ is ook gepubliceerd in Tirade 13 (1969) 148 (juni), p. 318-334, onder de titel ‘Mulisch’ verhouding tot de vernietiging gevolgd door een portret van Harry als revolutionair’. Even later beleefde het essay als het ware een derde druk in Schrijvers binnenste buiten (G.A. van Oorschot, Amsterdam 1969), p. 183-203.
4
Huug Kaleis, Wat is Kabouteritis? Pathografie van een scholengemeenschap (Amstelveen 1973. Gestencild. 2 delen).
5
Henk Meulman, ‘Cremer is corrupt’, in: Haagse Post, 11 november 1967.
6
Zie in Schrijvers binnenste buiten ‘Een walglijke Wolkers?’ (p. 40-46), ‘Van Oudshoorn, de zelfmoord en het vrouwelijk geslacht’ (p. 121-145), ‘Gerard Kornelis van het Reve: tussen nederigheid en hoogmoed’ (p. 146-154) en ‘Van het Reve en de Meedogenloze Jongen’ (p. 155-170).
7
Huug Kaleis, Schrijvers binnenste buiten, p. 12.
8
De dagboeken van Huug Kaleis, twee ‘tot de nok’ gevulde dozen, bevinden zich in het Letterkundig Museum in de (niet nader gecatalogiseerde) collectie Huug Kaleis. De signatuur van de collectie Kaleis is K 00128, en bestaat uit zeven dozen.
9
‘Gerard Kornelis van het Reve: tussen nederigheid en hoogmoed’, in: De Gids 127 (1964) 9 (november), p. 281-287. Ook in: Schrijvers binnenste buiten, p. 146-154, en in Sjaak Hubregtse (red.), Tussen chaos en orde. Essays over het werk van Gerard Reve (Amsterdam 1981), p. 159-167.
10
Zie Kaleis’ aanval op het Nijmeegse proefschrift van G.F.H. Raat De vervalste wereld van Willem Frederik Hermans (1985) en zijdelings op promotor Kees Fens: ‘Paranoia en Horror Psychologiae’, in: De God Denkbaar verklaard (De Arbeiderspers. Amsterdam 1987), p. 20-42.
11
Henk Meulman, ‘Cremer is corrupt’, in: Haagse Post, 11 november 1967.
12
Kaleis schreef een vinnig stuk naar aanleiding van ‘Het ootje van ootje’ door A. de Roover in De Tafelronde 1 (1953) 1 (januari), p. 64. De Roover probeert daarin aan de tonen dat ‘Oote’ van Jan Hanlo bol staat van epigonisme. Kaleis gaf aan zijn reactie de veelbetekenende titel ‘Zelf in ’t “ootje”. Open brief aan de heer De Roover’, in: De Tafelronde 1 (1953) 4 (april), p. 253-254.
13
Huug Kaleis, ‘Adriaan van der Veen: een gewetensvol schrijver is revolutionair’, in: Dagblad voor de Zaanstreek ‘De Typhoon’, 10 januari 1953.
14
Magda Dam (1919-1974) kreeg bekendheid door haar foto’s van schrijvers, die weleens op flapteksten van boeken zijn afgedrukt.
15
Dagboek van Huug Kaleis, 18 september 1948.
16
Huug Kaleis, ‘Buddingh’ en het geweld’, in: Maatstaf 12 (1964) 5 (augustus), p. 340-342, ‘Gerard Kornelis van het Reve: tussen nederigheid en hoogmoed’, in: De Gids 127 (1964) 9 (november), p. 281-287, en ‘Jean-Paul wil geen boordje dragen, of: la difficulté d’être Sartre’, in: De Gids 127 (1964) 10 (december), p. 379-380.
17
Huug Kaleis, ‘J.M.G. Le Clézio: Het proces-verbaal hallucinaire lyriek’, in: Schrijfkrant, 29 januari 1965.
18
Huug Kaleis, ‘Criticus Kees Fens lezer met oogkleppen’, in: Het Parool, 10 december 1966.
19
Huug Kaleis, Schrijvers binnenste buiten, p. 98. Het essay ‘In de schaduwen van Ter Braak’s tweede gezicht’ werd eerder gepubliceerd in Tirade 12 (1968) 139 (november 1968).
20
Zie noot 3.
21
J.H. Donner, Mulisch, naar ik veronderstel (1971), p. 55-59, E. Kummer, ‘In de schaduwen van Kaleis’ proza’, in: Maatstaf 17 (1969-1970) 8 (december 1969), p. 531-534 (grotendeels een aanval op het Ter Braak-essay), en Aad Nuis, ‘Ontmaskerd’, in: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 31 juli 1969.
22
Brief van Renate Rubinstein aan Huug Kaleis, 25 januari 1969.
23
Kees Fens, ‘Kaleis’, in: de Volkskrant, 16 augustus 1969.
24
Jan Fontijn, ‘Huug Kaleis keert niet de schrijvers maar zichzelf binnenstebuiten’ versus Adriaan Morriën, ‘Nog eens Kaleis, maar anders bekeken’, in: Het Parool, 28 februari 1970.
25
Carel Peeters, ‘Ikaros op het strand. Huug Kaleis keert schrijvers binnenste buiten’, in: Elsevier, 15 november 1969. In zijn recensie van Loodlijnen was Peeters in Het Parool van 18 november 1967, bijna een jaar na de vernietigende kritiek van Kaleis naar aanleiding van De gevestigde chaos, een minstens zo fel tegenstander van Fens. Diens methode noemt Peeters een ‘simplificerende’ die ‘zouteloze, oninteressante stukjes’ oplevert.
26
Brief van Huug Kaleis aan Geert van Oorschot, 8 augustus 1969 en brief van Geert van Oorschot aan Huug Kaleis, 11 augustus 1969.
27
Huug Kaleis, ‘Bezwarend materiaal tegen het leven. De “esseejs” van W.F. Hermans’, in: Het Parool, 20 februari 1965. De lectuur van Het sadistische universum voor deze recensie, Kaleis’ eerste publicatie over Hermans, is waarschijnlijk de aanleiding voor een verdere verdieping geweest.
28
Brief van Huug Kaleis aan Geert van Oorschot, 22 juli 1970.
29
Morriën sprak in navolging van H.A. Gomperts van ‘fascistisch’ in De gruwelkamer van W.F. Hermans of Ik moet altijd gelijk hebben (Adriaan Morriën, Brood op de plank 1 (1999), p. 463). J.J.M. van Dijk, ‘De motieven van Hermans’, in: Hollands Maandblad 12 (1970-1971) 278 (januari), p. 29 (naar aanleiding van Het sadistische universum 2. Van Wittgenstein tot Weinreb).
30
Brief van W.F. Hermans aan Huug Kaleis, 10 november 1970.
31
‘Brieven aan Tamar’, in: Vrij Nederland, 14 november 1970.
32
Huug Kaleis, De God Denkbaar verklaard, p. 78-80.
33
Enkele uitspraken van Kaleis in Haagse Post, 7 januari 1970.
34
J.J.M. van Dijk, ‘W.F. Hermans, de geheimzinnige dorpsgek’, in: Hollands Maandblad 12 (1970-1971) 279 (februari), p. 30.
35
Huug Kaleis, ‘Een leerling van de dorpsgek’, in: Hollands Maandblad 12 (1970-1971) 280 (maart), p. 14-20.
36
Brief van Huug Kaleis aan Geert van Oorschot, 29 augustus 1974.
37
Brief van Huug Kaleis aan Geert van Oorschot, 22 juli 1975.
38
In 1980 verhuisde Kaleis van de Johannes Verhulststraat naar de Tweede Constantijn Huygensstraat in Oud-West waar hij tot zijn dood zou blijven wonen.
39
Huug Kaleis, ‘Oedipus-complex en maatschappij’, in: Elseviers Literair Supplement, 11 april 1970.
40
Huug Kaleis, ‘Sartre: om van te houden én irritant’, in: Het Parool, 25 juli 1980.
41
Brief van Huug Kaleis aan Philo Bregstein, 20 januari 1981.
42
Huug Kaleis ‘WFH: “…altijd hetzelfde boek”’, in: Het Parool, 12 juni 1981. De uitgebreide versie verscheen in Tirade 25 (1981) 271 (december), p. 669-684 onder de titel ‘Vijf en dertig jaar W.F. Hermans of: Forum overtroffen’ en werd opgenomen in De God Denkbaar verklaard, p. 74-91.
43
Huug Kaleis, De God Denkbaar verklaard, p. 91.
44
Carel Peeters, ‘Kumkummertijd bij Maatstaf?’, in: Maatstaf 17 (1969-1970) 10 (februari 1970), p. 669-675.
45
De God Denkbaar verklaard, p. 120.
46
Frans A. Janssen en Freddy de Vree, ‘Vraaggesprek met W.F. Hermans’, in: Bzzlletin 13 (1985) 126, p. 9.
47
Carel Peeters, ‘Getrouwd of niet getrouwd met W.F. Hermans’, in: Tirade 25 (1981) 271 (december), p. 685.
48
Jaap Goedegebuure, ‘Iets over de moraal van het cynisme’, in: Tirade 25 (1981) 271 (december), p. 692.
49
Huug Kaleis, ‘Vade retro Satanas!’, in: New Foundland 2 (1982-1983) 3 (maart 1983), p. 58-63.
50
‘Geyerstein’s wraak op Hermans’ critici’ is een uitgebreide versie van ‘Gastschrijver Huug Kaleis: De Krakeling’, in: Kamikaze of De laatste bestorming van de Zangberg: tegenromantisch strijdschrift tegen alles en iedereen 2 (1982-1983) 6-7 (maart-april), p. 199-204. In ‘Anbeeks naadloos onbehagen’ (Het Oog in ’t Zeil 4 (1986-1987) 1-2 (oktober-december 1986) p. 36-41, opgenomen in De God Denkbaar verklaard, p. 135-148, reageert Kaleis op een artikel van Ton Anbeek in NRC Handelsblad van 13 december 1985.
51
Huug Kaleis, ‘Over helden en heiligen. Een heilige van de horlogerie psychokritisch beschouwd’ verscheen in: Wilbert Smulders (red.), Verboden toegang. Essays over het werk van Willem Frederik Hermans (Amsterdam 1989), p. 170-179. Het essay is niet opgenomen in De God Denkbaar verklaard, wel in Gedreven door verwantschap, een onlangs verschenen heruitgave van Kaleis’ Hermans-essays. Zie noot 57.
52
Bijvoorbeeld een ingezonden brief (in Het Oog in ’t Zeil, februari 1987) van Hans Boland, Rode moraal en zwarte laster, een reactie op Kaleis’ ‘kijfschrift tegen Anbeek’.
53
Brief van W.F. Hermans aan Huug Kaleis, 19 september 1987.
54
Ivan Sitniakowsky, ‘W.F. Hermans geëerd met briljante studie’, in: De Telegraaf, 26 september 1987. Ook de provinciale pers liet positieve geluiden horen: ‘De vele bewonderaars van het werk van Hermans mogen tevreden zijn met dit boek.’ (Utrechts Nieuwsblad, 30 oktober 1987), en ‘De beschuldigingen en schimpscheuten zijn niet van de lucht – boeiende lectuur dus.’ (Provinciale Zeeuwse Courant, 3 oktober 1987). Enkele vooraanstaande Vlaamse literaire tijdschriften daarentegen publiceerden minder lovende recensies. Zo reageerde Martien J.G. de Jong nogal lauw met ‘De schrijver als klokkenmaker’, in: Dietsche Warande & Belfort 133 (1988) 7 (september), p. 530-536. Overigens heeft De Jong in zijn handboek Over kritiek en critici (Tielt-Amsterdam 1977, p. 206-209) aan Kaleis de importantie gegeven die hem als criticus en essayist in de Nederlandse literatuur toekomt.
55
Prentbriefkaart van W.F. Hermans aan Huug Kaleis, 18 december 1987.
56
Kort tevoren, 31 juli 1989, had Kaleis van Hermans nog een exemplaar met opdracht van Mandarijnen op zwavelzuur gekregen.
57
In een vrij recent verschenen essay ‘De houdbaarheid van een polemist’ (Zacht Lawijd 6 (2007) 3 (april-mei-juni), p. 28-49) deed Mathijs Sanders recht aan Kaleis als forumiaan door hem in één adem te noemen met Hans Gomperts, voor wie eveneens ‘Du Perrons essayistiek een strategisch referentiepunt’ vormde. En elders in zijn stuk merkt hij op dat Kaleis in zijn essay ‘Du Perron, Gomperts en de structurenwichelaars’ de aantijging van J.J. Oversteegen weerlegt dat Gomperts ‘een criticus van de oude school was’. Volgens Kaleis was Gomperts juist een ‘representant van een “nieuwe kritiek”, een oude weliswaar maar dan een die een nieuw leven was ingeblazen en allerminst vervuld van de dorheid die de kritiek van Fens, Oversteegen en Jessurun d’Oliveira, de mannen van Merlijn, aankleeft.’ Een poging tot een rehabilitatie van Kaleis is Gedreven door verwantschap. Essays over Willem Frederik Hermans, ingeleid en geannoteerd door Rob Molin (Uitgeverij Aspekt, Soesterberg 2008).

Over dit hoofdstuk/artikel

Jan Kuijk

over P.H. Ritter jr.


*
Journalist en oud-adjunct-hoofdredacteur van Trouw.

Over dit hoofdstuk/artikel

P.A. Wackie Eysten

over Stefan Zweig


*
Oud-advocaat te Den Haag. Publiceerde eerder in De Parelduiker over Zweig en over Couperus.

Over dit hoofdstuk/artikel

Arno van der Valk

over Jan Wolkers


over Zweden


+
Arno van der Valk (1965) is medeauteur van De pen in het zand. Een literaire zwerftocht over De Hoge Veluwe (2007) en publiceerde in De Parelduiker over Hermans, Reve en Nijhoff.
1
Meer informatie over de introductie en receptie van Jan Wolkers in Zweden bieden Ingrid Vermeer, ‘“Wolkers was een bevrijding voor de Zweden”. Vertaalster Rita Törnqvist-Verschuur over de introductie van Jan Wolkers in Zweden’ en Ingrid Wikén Bonde, ‘“Niet stichtelijk, wel fascinerend!” De receptie van Jan Wolkers’, in: Arno van der Valk, De calvinistische voyeur. Jan Wolkers in Zweden (Soesterberg 2005), resp. p. 9-16 en p. 50-57. Deze bundel bevat ook de Nederlandse vertalingen van de Zweedse interviews met Jan Wolkers, en tevens een bijdrage over de film En ros av kött waarop dit artikel voortborduurt.
2
Den skrivande holländaren, Kanal 2, 25 maart 1985.
3
Misschien kan Lindströms verfilming van Maarten ’t Harts De kroongetuige meteen meegenomen worden, want die film was nota bene nagesynchroniseerd wel op de Duitse televisie te zien.
4
‘Jan Wolkers is alive and well’ verscheen in het Spaans en Zweeds in het tweetalige literaire tijdschrift Encuentro, nr. 15-16, oktober 2002. De Nederlandse vertaling is speciaal voor deze gelegenheid gemaakt door Ingeborg Kroon (Scandinavische Talen en Culturen, Rijksuniversiteit Groningen).

Over dit hoofdstuk/artikel

Ronny Boogaart

Eric de Rooij

over Hans Warren

over Jan Wolkers


+
Ronny Boogaart (1968) en Eric de Rooij (1965), die een website over leven en werk van Hans Warren beheren, publiceerden eerder over Warren in De Parelduiker. Van hun hand is Hart van mijn land ik ben terug. Een literaire wandeling door het Zeeland van Hans Warren (2007).
1
Hans Warren, Geheim dagboek 1942-1944, p. 72. (Geheim dagboek verder afgekort tot GD.)
2
Hans Warren, GD 1993-1995, p. 114-115.
3
Alle brieven waaruit geciteerd wordt, bevinden zich in de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg.
4
Het gesprek met Eric en Annemarie Wolkers vond plaats in hun fotostudio in Enkhuizen, op zondag 13 januari 2008.
5
GD 1942-1944, p. 137.
6
Pas als ze met Wolkers in 1950 van Leiden naar Amsterdam verhuist, zal ze zich Maria gaan noemen.
7
Brief van Maria de Roo aan Hans Warren, ongedateerd, maar door Warren op 17 mei 1972 ontvangen (GD 1971-1972, p. 95 e.v.)
8
Citaten uit het typoscript van Om het behoud der eenzaamheid, dat zich bevindt in de Zeeuwse Bibliotheek in Middelburg. Zie over de geschiedenis en inhoud van de nooit gepubliceerde roman verder: Mario Molegraaf, ‘De map van mijn erflater’, in: De Tweede Ronde 28 (lente 2007), p. 78-92.
9
Om het behoud der eenzaamheid, p. 52.
10
Warren en De Roo noemen hem in hun correspondentie ook wel ‘Nieuwtje’. Warren herkent hem ook in een passage uit Een roos van vlees (1ste druk, 1963): ‘Toen was ze zeventien, denkt Daniël. Er is een foto van haar uit die tijd, waarop ze er gelukkig en zorgeloos uitziet. Naast haar staat een jongen met een donker brutaal gezicht. Zijn hand ligt als een lach om haar schouder. Wat was ik jaloers op die jongen. Zo had ik haar niet gekend, zo gelukkig. Zo heb ik haar nooit kunnen laten kijken.’ (p. 91-92)
11
GD 1963-1970, p. 38.
12
Een roos van vlees, p. 92.
13
GD 1942-1944, p. 115. Na de affaire met de Duitse soldaat heeft Maria nog een korte verhouding met een ondergedoken student en met de latere acteur Sacco van der Made. In 2000 vertelt Jan Wolkers in een interview: ‘Het gekke is dat die vrouw altijd beroemde mannen heeft gehad zonder dat ze wist dat het zou gebeuren. Op de hbs in Goes had ze een verhouding met Hans Warren. Later ging ze met De Munck, de keeper, de zwarte panter.’ (Volkskrant Magazine, 14 oktober 2000)
14
GD 1942-1944, p. 109.
15
Emile Brugman en Martin Ros (red.), Ik herinner mij, Amsterdam, De Arbeiderspers [z.j.], p. 167.
16
GD 1942-1944, p. 187.
17
Deze passage ontbreekt in de eerste drukken van GD 1945-1948 (1e druk 1982). In 1986 vindt Warren deze dagboekaantekening terug en in latere drukken is de passage wel opgenomen, en eveneens in de gebonden uitgave GD 1942-1948 (1987) en in de bloemlezing Om het behoud der eenzaamheid (2001, p. 47).
18
Een roos van vlees, p. 8.
19
Jan Wolkers, Ach, Wim, wat is een vrouw? Brieven aan een jeugdvriend, Amsterdam, De Bezige Bij, 2005, p. 70.
20
GD 1945-1948, p. 117.
21
Jan Wolkers in zijn laatste interview (de Volkskrant, 16 februari 2008). Wolkers’ herinnering aan Warrens Nachtvogels klopt niet helemaal: het verhaal van Hosking en de uil wordt er wel in beschreven (p. 112), maar een foto van het incident ontbreekt.
22
GD 1949-1951, p. 174.
23
Dit is het antwoord op de vraag die we ons eerder, in De Parelduiker 2007, no. 3, stelden, namelijk wie de buste voorstelde die op een foto van Warrens werkkamer uit de jaren vijftig in het volle licht stond.
24
Chamotte is vuurvast materiaal van gebakken leem.
25
Om het behoud der eenzaamheid, p. 99.
26
Idem, p. 183.
27
Ibidem.
28
Ibidem.
29
Wolkers maakte meer beelden met als thema ‘moeder met kind’ waarvoor Maria de Roo model stond. Dat geldt in elk geval voor ‘moeder met kind en zonnehoed’ in Het Plantsoen in Leiden, onthuld in 1958.
30
Ernst Jan Rozendaal, ‘Een slap handje is zichtbaar. Jan Wolkers.’ In: BN/De Stem, 24 januari 2003.
31
Hans Warren bespreekt het boek in de Provinciale Zeeuwse Courant van 30 november 1963. Hij noemt het boek ‘te vroeg gepubliceerd’ en vindt dat de personages weinig uit de verf komen. Over de hoofdpersoon Daniël schrijft hij: ‘We kunnen voor die schimmige man, die zoveel verprutst heeft en nog steeds zo onvolwassen lijkt, onvoldoende interesse opbrengen.’ Bijna als een hommage aan zijn oude jeugdliefde roemt hij wel de brieven van Sonja in het boek als ‘de meest levensechte passages’. In de stijl van deze brieven herkent hij Maria terug. Hij schrijft dan ook in zijn dagboek dat Wolkers voor Een roos van vlees waarschijnlijk de originele brieven van Maria heeft gebruikt (GD 1963-1970, p. 38). Overigens lijkt Warren met zijn opmerking over het ‘onvolwassen’ romanpersonage Daniël, Wolkers een beetje terug te plagen. Warren had zichzelf namelijk min of meer herkend in een van de personages in het boek, over wie Wolkers schrijft: ‘De jongen waar ze van hield liep naar het raam als er een troep Duitse soldaten door de straat kwam. Toen ik met haar getrouwd was kwam hij nog wel eens aan met geverfde lippen. Hij liet foto’s zien van een oosterse prins met een tulband op. Toen ik tegen hem zei dat het mij een gewone blauwpit leek ging hij weg zonder gedag te zeggen. Hij kwam daarna nooit meer aan.’ (Een roos van vlees, p. 93.)
32
Een roos van vlees, p. 13-14.
33
Idem, p. 79-80. In een interview, afgenomen door Ernst Jan Rozendaal (‘Een slap handje is zichtbaar. Jan Wolkers’, in: BN/De Stem, 24 januari 2003), beweert Wolkers overigens dat hij Maria juist kort na de watersnood naar Goes heeft gebracht.
34
Een roos van vlees, p. 80.
35
Jan Wolkers, Dagboek 1969, Amsterdam, 2006, p. 59.
36
Idem, p. 53.
37
Idem, p. 59.
38
In een interview met Steffie Kouters in de Volkskrant van 22 december 2007 zegt Karina Wolkers: ‘Jan ging daar elke dag op bezoek. Hij haalde zijn jongste zoontje van school en bracht het naar zijn moeder toe – de oudste was al het huis uit. Elke dag dronk hij daar thee… Dat weet niemand. Jan bemoeide zich dagelijks met zijn andere kinderen.’
39
Jan Wolkers, Dagboek 1974, Amsterdam, 2005, p. 44.
40
Jan Wolkers, Dagboek 1976, Amsterdam, 2007, p. 23.
41
Jan Wolkers, Dagboek 1974, Amsterdam, 2005, p. 44.
42
Om het behoud der eenzaamheid, p. 57-58.
43
Idem, p. 53.
44
Hans Warren, Verzamelde gedichten, (Amsterdam 2002), p. 503.

Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Entrop


Over dit hoofdstuk/artikel

P.A. Wackie Eysten

over Stefan Zweig


*
Oud-advocaat te Den Haag. Publiceerde eerder in De Parelduiker over Zweig en over Couperus.

Over dit hoofdstuk/artikel

Paul van Capelleveen

E. du Perron

over E. du Perron

over L.J.C. Boucher


+
Paul van Capelleveen (1960) is conservator bij de afdeling Bijzondere collecties van de Koninklijke Bibliotheek en conservator Moderne collectie van Museum Meermanno in Den Haag.
1
Het archief werd geschonken door Ph. Boucher; zie voor de brieven van Du Perron Museum Meermanno, Den Haag, archief Boucher, BO 070. Ik dank de rechthebbenden, met name Mr. A.E. du Perron, voor de vriendelijke toestemming voor publicatie van deze brieven. Meer informatie over L.J.C. Boucher is te vinden in L.J.C. Boucher, Eindeloos tussen de boeken (Midlaren 1986), en in Paul van Capelleveen, L.J.C. Boucher, uitgever. Het plezier een boekje te maken en te ontvangen blijft vers als op de eerste dag (Den Haag 2007).
2
Brieven van E. du Perron worden geciteerd naar de uitgave E. du Perron, Brieven (Amsterdam 1977-1990). Zie voor de brief aan Boucher: Brieven v, p. 249, nummer 2429.
3
De uitvoering hiervan lijkt sterk op de Boutens-uitgaven in een slappe linnen band van Van Dishoeck.
4
In een brief aan J. Greshoff, 24 september 1932, schreef L.J.C. Boucher over een bezoek aan Parijs: ‘Ik ben met een drukkerij bezig om een idee van de kosten te krijgen’, en: ‘In Parijs is een ware revolutie in de boekenwereld […] Een hele serie uitgevers bestaan niet meer’ (collectie Letterkundig Museum [lm], G 00785 B 1).
5
Brief van L.J.C. Boucher aan Adriaan Roland Holst, 15 juni 1967 (part. coll.).
6
Brief van J. Greshoff aan A.A.M. Stols, 23 september 1932, in: ‘Beste Sander, Do it now!’ Briefwisseling J. Greshoff-A.A.M. Stols. Deel i, 1922-1941. Bezorgd door Salma Chen en S.A.J. van Faassen (‘s-Gravenhage 1990), p. 166.
7
Brief van Du Perron aan S. Vestdijk, 5 december 1932, in: Brieven v, p. 495, nummer 1397.
8
Brief van Du Perron aan J. Greshoff, 20 augustus 1935, in: Brieven v, p. 426, nummer 2653. Zie ook de tweede brief van Du Perron aan Boucher, waarin wordt bedankt voor het honorarium dat als voorschot werd betaald.
9
De briefwisseling van Ter Braak en Du Perron wordt geciteerd naar Menno ter Braak, E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940 (Amsterdam 1962-1967). Brief van Menno ter Braak aan E. du Perron, 27 december 1932, in: Briefwisseling 1930-1940. Dl. i, p. 403, nummer 288.
10
Brief van L.J.C. Boucher aan J. Greshoff, 15 november 1932 (coll. lm, G 00785 B 1).
11
Zie de brieven van Du Perron van 10 augustus 1932 (aan Greshoff), 27 september 1932 en 29 september 1932 (aan Stols), 7 november en 3 december 1932 (aan Greshoff) (in Brieven v) en de brieven van L.J.C. Boucher aan Greshoff, 15 en 24 november 1932 en 20 februari 1933. Op 7 maart 1933 schreef Boucher aan Greshoff: ‘De beroerde boekhandelaren koopen geen “Zijden harnassen” genoeg. Ik heb nu de exx. die over zijn in commissie gestuurd’ (coll. lm, G 00785 B 1).
12
Zie de brief van Du Perron aan Greshoff, 27 september 1932, in: Brieven iii, p. 411, nummer 1291: ‘Heb jij het de firma Boucher aangepraat, of was het in dit geval (avec ce nom prédestiné) een professioneele belangstelling? Hoe het zij, de man kan het krijgen.’
x
[Noot in de marge]: Vandaar de wijzigingen in den tekst zooals die verscheen in De Vrije Bladen.
13
Verschrijving voor Chemise.
14
‘Boucher zond mij het boekje nog niet’, schreef Du Perron aan Greshoff, 29 november 1932, in: Brieven iii, p. 483, nummer 1385.
15
Valery Larbaud publiceerde in 1911 bij Beaumont in Parijs een vertaling van High and low life in Italy van Walter Savage Landor onder de titel Hautes et basses classes en Italie. (Fragment). Du Perron vertaalde een fragment van deze Franse editie in het Nederlands: Serena. Deze vertaling verscheen onder de titel Serena bij Stols in 1935 (Kaleidoscoop, 13).
16
Kennelijk reageerde Boucher op Du Perrons besprekingen van Fernandez en Gide in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 11 en 26 januari 1926 (zie E. du Perron, Verzameld werk vi, p. 54-58). Over Menno ter Braaks Démasqué der schoonheid schreef Victor E. van Vriesland een recensie. De voorstellen van Du Perron voor mogelijke Boucher-uitgaven (Casanova, Lauzun, Serena Bruchi en Rodenbach) hebben tot niets geleid. Casanova werd door Du Perron bij eerste lezing als ‘een ideaal in de literatuur’ beschouwd’ (Verzameld werk ii, p. 24-25) en kennelijk wilde hij een selectie uit diens dagboeken publiceren; in zijn brieven kwam hij er verder niet op terug. De hertog van Lauzun (1747-1793) werd door Du Perron genoemd in zijn gedicht ‘Op een divanbed’: ‘al weet hij dat Lauzun ’t stuk zelfs op grind volbracht’ (Verzameld werk i, p. 110). In 1928 verscheen bij Jonquières in Parijs een editie van zijn memoires, bezorgd door Edmond Pilon: Mémoires de Armand Louis de Gontaut, duc de Lauzun, général Biron. Du Perron sprak daarover in zijn Cahiers van een lezer (Verzameld werk ii, p. 131). In een brief van Du Perron aan Ter Braak, 10 december 1932, kort na zijn brief aan Boucher dus, vergeleek Du Perron de hertog van Lauzun met de figuur Valmont uit Les liasons dangereuses van Choderlos de Laclos (zie Briefwisseling 1930-1940. Dl. i, p. 386-387, nummer 277). Serena Bruchi betrof Du Perrons vertaling van Serena (zie noot 15). De jonggestorven Albrecht Rodenbach (1856-1880) werd door Du Perron even hoog gewaardeerd als Jacques Perk. Begin november 1930 schreef Du Perron aan Victor van Vriesland dat hij ‘een kleine bloemlezing’ uit diens werk maakte (zie Brieven ii, p. 332, nummer 631). In het Letterkundig Museum, Den Haag, wordt een ‘druksel met autograaf’ bewaard, ‘Dertig liederen en gedichten van Albrecht Rodenbach’, met aantekeningen en correcties door E. du Perron. Die uitgave verscheen niet bij Boucher en Du Perron probeerde ook Stols als uitgever te strikken: in februari 1933 vroeg hij de selectie van Stols retour (Brieven iv, p. 53, nummer 1496) en in 1935 deed hij nog eens een poging via Jan Greshoff (Brieven vii, p. 117, nummer 3280). De uitgave is nooit verschenen.
17
Du Perron zou het voorstel in deze brief met Arthur van Schendel hebben kunnen bespreken tijdens een bezoek aan Van Schendel op 17 december 1932 (zie Brieven iii, p. 508, nummer 1415).
18
A. Roland Holst, Tusschen vuur en maan verscheen als Halcyon-uitgave in december 1932. Du Perron ontving zijn exemplaar op 18 januari 1933 (zie brief van Du Perron aan Stols, in: Brieven iv, p. 18, brief nummer 1445).
19
Onderaan deze brief maakte Boucher in potlood berekeningen voor een uitgave van 150 exemplaren met vijfhoutsneden door John Buckland Wright, maar deze bundel is niet verschenen. De eerste van drie uitgaven van Van Schendel bij Boucher verscheen in 1936 als Folemprise 7: Avonturiers, met een titelgravure door Buckland Wright.
20
De tweede publicatie van uitgever L.J.C. Boucher was een kerstwens: Charles d’Orléans, Priez pour paix (La Haye 1932).
21
Na de dood van zijn moeder op 3 januari 1933 kreeg Du Perron te maken met financiële problemen.
22
Op 31 december 1932 vroeg Du Perron aan Henri Mayer (van boekhandel Nijhoff in Den Haag) om de editie van Rivière (London 1928) voor hem te zoeken (Brieven iii, p. 522, nummer 1427). Op 6 januari 1933 verduidelijkte hij zijn vraag (Brieven iv, p. 11, nummer 1432).
23
Aan de kop van deze brief (briefpapier van de Redactie van Groot Nederland, briefhoofd doorgestreept) heeft Boucher of een medewerker van de boekhandel geschreven: ‘1.000.000’ en: ‘23/1 Els. geschr.’
x
[Noot onderaan p. 2:] Ik meen dat met de 5e of 6e druk het formaat nog wel goed is, maar de letter klein en slecht wordt.26
26
Vanaf de zevende druk is het formaat aanzienlijk kleiner (H.T.M. van Vliet, Versierde verhalen. De oorspronkelijke boekbanden van Louis Couperus’ werk 1884-1925 [Amsterdam/Antwerpen 2000], p. 115).
26
Vanaf de zevende druk is het formaat aanzienlijk kleiner (H.T.M. van Vliet, Versierde verhalen. De oorspronkelijke boekbanden van Louis Couperus’ werk 1884-1925 [Amsterdam/Antwerpen 2000], p. 115).
24
Door perforatiegaten is het eerste deel van dit woord verloren gegaan.
25
In oktober zou de huur van het appartement in Bellevue verlopen.
27
Foto van een ets van Goya (747 – L’oeuvre de Goya) met onderschrift in het Spaans en Frans (‘Elles disent oui et tendent la main au premier qui arrive’).
28
Boucher publiceerde geen editie van Omar Khayyam.
29
Een jaar eerder, op 12 april 1932, schreef Du Perron aan Ter Braak dat hij dit gehoord had van boekhandelaar N.J. Beversen, zie Briefwisseling 1930-1940. Dl. i, p. 181, nummer 134. Op 3 maart 1934 opende bij Boucher een tentoonstelling over Forum, zie Briefwisseling 1930-1940. Dl. ii, p. 350, nummer 549.
30
E. du Perron, Verzameld werk vi, p. 170-171, 197-198, 203-209.
31
Sjoerd van Faassen heeft een bibliografie van Folemprise in voorbereiding.
32
Brief van Du Perron aan Ter Braak, 5 maart 1936, in: Briefwisseling 1930-1940. Dl. iii, p. 381, nummer 915.

Over dit hoofdstuk/artikel

Koen Hilberdink

over Paul Rodenko


+
Koen Hilberdink (1957) is werkzaam bij de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Behalve de bezorger van het kritisch proza van Paul Rodenko is hij de auteur van biografieën van Rodenko (2000) en Hans Lodeizen (2007).
1
Anthonie Donker, ‘Een spel boven de boomgrens’, in: Critisch Bulletin 18 (1951) 12 (december), p. 545-555 en F. Bordewijk, ‘Het nieuwe dichterschap’, in: Utrechts Nieuwsblad, 2 februari 1952.
2
Koen Hilberdink, ‘Ik ben een vreemdeling. Ik sta apart’. Een biografie van Paul Rodenko (1920-1976) (Amsterdam 2000).
3
Met dank aan Lisbeth Kooper, die de nalatenschap van haar grootvader beheert. In die nalatenschap bevinden zich ook de eerste aanzetten tot een toneelstuk, enkele zeer korte, onuitgewerkte verhalen en vertaalde gedichten.
4
Paul Rodenko, Verzamelde essays en kritieken ii. Bezorgd door Koen Hilberdink (Amsterdam 1991), p. 383.
5
Zie Peter Bekkers, ‘Als vogels hoog in de bergen. Herinneringen aan Paul Rodenko’, in: De Zingende Zaag, nr. 13, herfst 1991, p. 41-50.