Mirjam de Veth
Le journal du Journal
Aantekeningen bij het vertalen van Gides dagboek
8 november 2001 Eindelijk, na veel eromheen- en tussendoorgelees, Le Journal helemaal uit. Het eerste woord dat bij me opkomt als ik aan Gide denk is sincerité, eerlijkheid, oprechtheid, steeds bereid de andere kant van zijn mening te onderzoeken, voortdurende introspectie in combinatie met nieuwsgierigheid. Bij het lezen van de dagboeken werd ik het meest getroffen door de verscheurdheid tussen zijn liefde voor Madeleine en de noodzaak trouw te blijven aan zijn eigen ik, waardoor hij haar en zichzelf ongelukkig maakt. Ik wil zijn menselijke, lichamelijke kant laten zien, niet de vergeestelijkte godzoeker die ophoudt onder het hoofd.
Thema’s die als leidraad voor de selectie uit de dagboeken moeten dienen zijn:
– | Madeleine, zijn liefde en zelfverwijten. Zoals dat voor veel mensen niet te scheiden is, zo ondenkbaar is het voor Gide dat seks en liefde ooit zouden kunnen samengaan. |
– | Vriendschap: de vriendschappen uit zijn jeugd, Pierre Louÿs, Henri Ghéon, Paul Claudel, die verlopen. De bewondering voor Paul Valéry. De belangrijke, levenslange vriendschap met Roger Martin du Gard (de correspondentie met hem is de belangrijkste). De vrienden die belangrijk maar minder essentieel zijn: Jef Last, Jean Schlumberger. En zijn zelfgeschapen familie (la Petite Dame, Marc Allégret, Élisabeth & Pierre Herbart, Catherine & Jean Lambert). |
– | Zijn belangrijkste politieke overtuiging vat hij zelf verschillende keren samen in de formule: ‘Le monde sera sauvé par quelquesuns’ of ‘Le monde ne sera sauvé que par des insoumis’. |
– | In zijn Journal schrijft hij over de actualiteit, al vindt hij de eis van engagement na de Tweede Wereldoorlog, zoals de existentialisten die formuleren, onzin. Hij ziet zichzelf hooguit als getuige. Daarvoor is hij nooit weggelopen (Congo, Sovjet-Unie), maar het staat los van de literatuur. Over oorlog, geweld en slechte tijden schrijft hij vooral na de Tweede Wereldoorlog. |
– | Juist omdat hij er niet van hoeft te leven stelt Gide hoge eisen aan de literatuur. Vrijheid leidt tot vrijblijvendheid; hij heeft altijd een contrainte, druk van buitenaf, nodig. Hij beseft zelf ook dat dat door zijn protestantse achtergrond komt. |
– | Hij leest van jongs af veel dagboeken (Stendhal, Amiel). Interessant is wat hij met zijn dagboekaantekeningen doet. De vroegste geschriften gebruikt hij voor zijn literaire werk. Later publiceert hij pagina’s in de Nouvelle Revue Française en vanaf 1939 publiceert hij Le Journal als zelfstandig literair werk, waardoor de notities van karakter veranderen. Gide tobt zelf ook met de keuze uit de dagboeken en noteert daarover o.a.: ‘Quand le couteau coupe bien, la viande paraît moins filandreuse.’ |
[…] | |
– | Getob en geklaag over zijn gezondheid. Zijn belangrijkste kwaal is zijn levenslange slapeloosheid. Verder eczeem, waarvoor hij een nare behandeling ondergaat. Er wordt ook geregeld gekuurd. |
– | Over ouderdom en dood schrijft hij veel behartenswaardigs, vooral na de dood van Madeleine, wanneer hij zelf eigenlijk ook dood wil. Maar eigenlijk al veel eerder: wanneer Madeleine zijn brieven verbrand heeft. Over ouderdom staan vooral ook in Ainsi soit-il prachtige observaties, die hij lieert aan het begrip anorexia, het verlies van zin in de dingen. |
December 2001 Vorige week de eerste versie van vertaling van de fragmenten uit het jaar 1917 voltooid, die van half mei t/m december. Het belangrijkst zijn Gides opmerkingen over Marc Allégret, op wie hij dan verliefd wordt. Het reisje naar Zwit-
serland om hem op te zoeken. Gedachten aan de dood. Uitvaartplechtigheid van een gesneuvelde jongen. Het zijn zes pagina’s A4, maar waarschijnlijk zal hier ook weer veel van vervallen bij de uiteindelijke keuze, of komt er nog een en ander bij.
Januari 2002 Een eerste keuze vertaald van de jaren 1917-1920. Misschien moet 1917 er achteraf uit. Vorige week begonnen dezelfde periode bij la Petite Dame na te lezen en die gegevens in kleiner letterkorps tussen te voegen. Zo valt beter te volgen waar Gide steeds naartoe reist, waaraan hij werkt, etc.
Nog steeds onzeker over de vorm. Ik wil Gides stem niet steeds onderbreken door de mijne. Misschien kan ik aan het begin van een jaar of een periode een inleidend tekstje schrijven, zoals in negentiende-eeuwse romans vaak aan het begin van een hoofdstuk werd gedaan. Maar ja, dat is ook weer zo obligaat. Eerst maar doorwerken zo, het materiaal zal zelf zijn eisen wel gaan stellen. Bedacht dat de foto van Gide in de spiegel mooi zou zijn voor het omslag.
Maart 2002 […] Ben inmiddels gevorderd tot begin 1923, wanneer hij naar Marokko vertrekt in de tijd dat Catherine geboren gaat worden. Aantekeningen over zijn aanstaande vaderschap zijn schaars. Om daarover meer te weten Les cahiers de la Petite Dame erbij pakken. Las ook een brief aan Jean Schlumberger, die kennelijk op de hoogte is. Gide vraagt of Jean als tussenpersoon wil dienen voor Théo van Rysselberghe, die het verschrikkelijk vindt dat zijn dochter ongehuwd zwanger is. Hij hoopt dat de vader bijdraait als hij hoort dat Gide Élisabeth steunt.
De dagboekaantekeningen uit Marokko zijn op aanraden van la Petite Dame niet opgenomen in de dagboekuitgave van 1939, die Gide zelf verzorgde. Een reden om ze nu juist wel op te nemen. Het materiaal blijft oceanisch uitdijen. Een keuze maken blijft ontzettend moeilijk. Heb inmiddels al vrij veel vertaald, maar de rode draden moeten duidelijker. Je vergeet soms waar hij aan werkt. Het ingewikkelde met zijn werk is dat hij er lang over doet, het dan vaak in een zeer beperkte oplage laat verschijnen en pas daarna in een openbare uitgave. De jaartallen in zijn bibliografie hebben betrekking op die laatste, maar hij werkt er al jaren eerder aan.
April 2002 Duidelijk wordt dat ik het niet red in dit tempo. Ben nu in maart 1924, maar de periode tussen 1926 en 1939 beslaat drie keer zoveel pagina’s als wat ik tot nu toe gedaan heb, en dan heb ik het nog niet eens over de te schrijven tussenstukken. Ai, wat heb ik me op de geknakte hals gehaald.
[…]
Gisteren nog even gelezen in Gide vivant, een interview met Jean Cocteau kort na Gides dood. Daarin zijn ook opgenomen een paar dagboekpagina’s van Julien Green. Moet Cocteau toch wel gelijk geven over het verstandelijke en morele van Gide. Hoe goed ik een boek als Les faux-monnayeurs ook vind, er is geen verrukking, geen sensualiteit met woorden; daarvoor moet je niet bij hem zijn.
15 april 2002 […] Om alles nog ingewikkelder te maken ben ik gisteren begonnen met een document waarin ik fragmenten vertaal die niet opgenomen worden maar dienen als illustratie in het te schrijven nawoord en/of de verbindende tekstjes. Zo noteerde ik gisteren concreet wat Gide op 15 mei 1888 in zijn dagboek schrijft over zijn droom later schrijver te worden, de geëxalteerde aantekeningen tijdens zijn reis door Bretagne en de eerste homo-erotische notities als hij een stel jongens volgt die naakt gaan vissen en zwemmen. En de dingen die hij na terugkeer van deze reis schrijft over Madeleine, wanneer ze samen aan het doodsbed van haar vader zitten.
18 april 2002 Gide is inmiddels afgereisd naar Congo en ik heb mijn reis naar Frankrijk gepland. Eerst naar Cuverville, waar ik door de huidige eigenaresse, Madame Chaîne, wordt ontvangen op 27 mei. Ik mag er zelfs logeren!
[…]
In Uzès heb ik afgesproken met Madame Martine Peyroche d’Arnaud, conservatrice van Musée Georges Borias.
17 juni 2002 […] De reis naar Cuverville en daarna naar Uzès heeft me inderdaad een goed beeld gegeven van de twee werelden waarin Gide voorkomt. […] In Arles veel in de correspondentie met Roger Martin du Gard gelezen, ook diens Notes sur André Gide. Zou een vergelijking willen maken tussen Les faux-monnayeurs en Les Thibault. Gides roman is een van de eerste klassiek-moderne twintigste-eeuwse romans, Les Thibault is een prachtige laatste negentiende-eeuwse roman fleuve.
[…]
5 september 2002 In Moulins-Engilbert. […] Eergisteren op de autoradio hiernaartoe een interessante discussie naar aanleiding van het pedofiele karakter van de roman Rose bonbon van Nicolas Jones-Gorlin. Particuliere organisaties roepen op tot rechtsvervolging, juist nu de overheid zich terughoudend opstelt en zelden meer tot censuur overgaat. Opgemerkt werd dat Gide dan nu nooit zijn Journal had kunnen publiceren, evenmin als Nabokov Lolita.
In het voorwoord opnemen: het Journal tijdens de Tweede Wereldoorlog is een onderwerp apart.
1. | Het werd geschreven na de publicatie van zijn dagboek in de Pléiade-reeks (1885-1939) en na de dood van Madeleine. |
2. | De omstreden uitlatingen van Gide na de Franse nederlaag en tijdens het begin van de bezetting. Hij was zo pessimistisch over de Franse cultuur, dat hij misschien nog hoopte op een verbetering ervan door deze nederlaag, een soort Verelendungseffect. |
3. | Gides verblijf in Noord-Afrika, zijn contacten met De Gaulle, zijn weigering mee te werken met de door de Duitsers gedirigeerde nrf. Wat er in zijn huis gebeurde: een centrale voor valse papieren; o.a. Camus woonde in zijn appartement. |
4. | Na de oorlog is Gide volledig overtuigd van de ondergang van de beschaving. |
[…]
14 november 2002 […] Las Hans Warrens laatste dagboek, een onthutsend monument van verval en ouderdom. Lees nu en dan ook weer een stuk uit Warrens verzameling dagboekfragmenten Om het behoud der eenzaamheid en dat helpt wel om een toon te vinden voor Gide. Warrens dagboeken gaan in hun openheid veel verder dan die van Gide. Ontluistering, fysieke onsmakelijkheden vind je bij Gide haast niet, wel de steeds aanwezige gedachte aan de dood. Als lezer denk je voortdurend: ‘Man, het valt wel mee.’ Je weet dat de dood, die hem steeds op de hielen zit, hem nog twintig of dertig jaar respijt laat.
[…]
12 februari 2003 Omdat hij geen literair werk meer schrijft, worden de dagboeknotities in 1933 steeds langer. Voortdurend denkt hij na over het experiment van de Sovjet-Unie. […]
Lees nu verder in Martin du Gards Maumort. Hoewel het heel anders geschreven is dan Gides werk, voel ik toch een inhoudelijke verwantschap. Ze leven in dezelfde
wereld. Interessant zijn Martin du Gards beschouwingen over het intellectuele milieu in Parijs rond 1890 en de rol die de godsdienst toch nog speelde bij de liberalen die de vrije gedachte voorstonden. Te gebruiken bij het voorwoord, want dit is het intellectuele klimaat waarin Gide gezien moet worden.
12 maart 2003 […] Nog steeds in 1934, mis het overzicht een beetje van wat al dan niet belangrijk is. Al die overpeinzingen over het verwachte heil van het communisme en het belang van individualisme. En dan al dat gereis, naar Duitsland en naar het zuiden.
1 april 2003 Het lijkt op stilstand, maar er is toch wel voortgang. Vandaag begin ik met 1936, een erg ingewikkeld jaar. Afgelopen dagen besteed aan het lezen van van Les cahiers de la Petite Dame, de biografie van Malraux en… Et pourtant j’étais libre van Clara Malraux. Daarmee een staketsel van de historische gebeurtenissen optrekken, waartegen Gides aantekeningen afgezet kunnen worden. […]
8 augustus 2003 […] Over de keuze wel redelijk tevreden, al moet er hier en daar wat geschrapt (bijvoorbeeld te veel herhalingen in de stukken over het communisme, te theoretisch), soms misschien wat samengevat en ook hier en daar wat toegevoegd. Alle tussenstukken dienen nog geschreven. Ben nu het laatste stuk aan het vertalen, een keuze uit nog 70 pagina’s. Ben nu in augustus 1938, de eerste aantekeningen na Madeleines dood, en heb besloten te eindigen in november 1939 met ‘Bref, tout m’invite au franc silence’.
5 oktober 2003 Terug uit Arles. De eerste versie van de selectie is inmiddels klaar. Heb in Arles ook al flink wat uitgeprint. […] Moet nu alles gaan uitprinten en op papier lezen. Uitrekenen hoeveel ik te veel heb vertaald. Een klapper maken met de uitgedraaide tekst en daarin aangeven waar ik zelf de tussenstukken ga schrijven. Alles moet bij elkaar komen. […]
21 oktober 2003 Inmiddels ook een verblijfsbeurs voor Gide aangevraagd bij de Franse ambassade, zowel voor het Journal als voor Si le grain ne meurt. Wil naar Parijs om in de Bibliothèque Jacques Doucet het manuscript van het Journal te zien. De Gideplekken in Parijs bezoeken, nog een keer naar Uzès, Nice en omgeving (Roquebrune, Vence etc).
Op korte termijn hier in Nederland naar iisg voor correspondentie met Jef Last, maar pas als ik daar aan toe ben. Nu eerst Stendhal en Amiel lezen op het Maison Descartes. Heb mijn documentatiemap helemaal doorgenomen en lees de aantekeningen bij de Pléiade-uitgave van het Journal. Die aantekeningen, die te maken hebben met de ontstaansgeschiedenis van de tekst en het waarheidsgehalte van een zo bewust bewerkt dagboek, verwerken in het voorwoord. De in Arles uit-
geprinte vertaling lezen en corrigeren. Nadenken over periodes en namen voor de hoofdstukken en de verbindende teksten. Ook titel voor het gehele dagboek.
27 november 2003 Maar goed dat ik dit dagboek bijhoud, dat relativeert de wanhoop die me soms bij de strot grijpt over het vorderen van het Gide-project. Gekut over de toegestane omvang. Een voorlopige titel gevonden, die me steeds beter in de oren klinkt: Het innerlijk blauw, met als ondertitel een keuze uit het dagboek van André Gide. Sinds twee dagen begonnen met de eerste vertaling van Si le grain ne meurt. Ook dat gaat tergend langzaam, maar ik zie wel het grote voordeel van nu juist dit boek vertalen naast het Journal: ik weet veel, kan al heel veel plekken situeren en blijf in Gide-land. Vanuit het dagboek maak ik aantekeningen voor de memoires en andersom.
6 februari 2004 […] Deze week iedere dag gewerkt aan Si le grain ne meurt, maar het valt me niet mee. Het Frans is zo compact en concies en toch zo helder, de zinsvolgorde is anders dan het Nederlands soms verdraagt. […]
12 oktober 2004 In de bibliotheek van het Institut Néerlandais. Heb heel wat bij te werken in dit dagboek.
In april Foto’s gemaakt van de Gide-plekken in Parijs. […] Om te beginnen natuurlijk het geboorteadres in de rue de Médicis, nu 2, place Edmond Rostand. Dat is boven de patisserie Dalloyau, waar Albert Cossery wel eens koffie drinkt. De zaak
bestaat sinds 1802, bestond dus al in Gides tijd, maar er zijn meer Dalloyau’s, dus het is niet zeker dat deze er toen al was. Er hing een papiertje: direction changée depuis 5 avril 2004. Foto’s gemaakt van de deur.
Gekeken naar de fontein, overgestoken naar het park zoals hij dat vele malen zal hebben gedaan aan de hand van zijn kindermeisje. Je komt langs een faunenbeeldje, loopt naar de fontaine Médicis en uiteindelijk linksaf naar de zandbak waar hij de kunstig gebakken zandtaartjes van de andere kinderen vertrapte als zijn bonne even niet keek. Wandelde verder naar le petit Luxembourg, langs de École de Pharmacie, die er in Gides jeugd nog niet stond. Daar waren ’s avonds de geheimzinnige wielrijders op hun hoge vélocipèdes.
Zijn ouders waren inmiddels verhuisd naar de rue de Tournon, waarvan hij een uitgebreide interieurbeschrijving geeft: de bibliotheek van zijn vader, de stijve meubels van zijn moeder. Ik vond het qua ligging geen vooruitgang – op een hoek van smalle, drukke straten -, maar het zal binnen groot en mooi geweest zijn. Het lage huis van Anna Shackleton was vlakbij. Later verhuisden ze naar de rue de Commaille, vlak bij de rue du Bac, mooi gelegen aan een rustig plantsoentje, uitzicht op hoge kastanjebomen. Na zijn huwelijk met Madeleine huurde Gide een appartement op de boulevard Raspail nr. 4, nu een hotel. Op nr. 10 had hij een schrijfkamer.
Gides Parijse leven heeft zich uiteindelijk op slechts weinig vierkante kilome-
ters afgespeeld: van zijn geboortehuis aan de place Rostand tot zijn sterfhuis in de rue Vaneau. Hij kwam zeer geregeld in hotel Lutetia, bijvoorbeeld als het te koud was in de villa in Auteuil (trouwens nog nazoeken wie daar later ook weer gewoond heeft, Sylvia Vartan?) of als hij van een verre reis terugkwam en de conciërge in de rue Vaneau nog niet op was.
Na zijn dood is er in Parijs een straat naar Gide genoemd, in het 15e arrondissement. Alsof ze bij de gemeente meer schrijvers dan straten hebben en de namen maar in een hoge hoed gooien. Gide heeft nooit iets met die buurt te maken gehad. Eind april 2004 zocht ik de straat op. Hij was nog onooglijker dan ik me had voorgesteld. De buurt is overal aangevreten door agressieve nieuwbouw. Ik was de hele straat trouwens eerst compleet voorbijgelopen, zo eenvormig zag alles er daar uit, ondanks zichtbare pogingen van architecten om er nog wat van te maken door hier en daar een boogje voor de zoveelste woontoren te bouwen. Het enige wat Gide zou hebben bevallen is de overheersende aanwezigheid van op straat rondhangende Afrikaanse en Maghrebijnse mannen. Hier en daar, op gespaard gebleven lage huisjes, hingen bordjes als: Bordj de Tunis.
Las in de Bibliothèque Nationale in de correspondentie met zijn moeder. Veel zorgelijke waarschuwingen van haar: hij moet niet in een slecht verlichte trein le-
zen, hij moet zijn ‘jersey’ aanhouden, niet met de verkeerde mensen omgaan. André’s brieven zijn vaak subtiel, geestig, veel lichter dan zijn dagboek. Dat valt me ook op in de brieven aan Aline Mayrisch. Nog eens nadenken hierover. Het beeld in de spiegel. Zo bezien begrijp ik waarom het verlies van de brieven aan Madeleine zo’n ramp voor hem betekende.
[…]
Vanuit Saorge bezocht: Nice, Menton, Roquebrane-Cap Martin, waar het huis van Dorothy en Simon Bussy stond. Reed langs de chique, tegen de heuvels gebouwde villawijk naar beneden, naar de kust. Kon me Gide daar perfect voorstellen: op sandalen of espadrilles in linnen broek afdalend naar het strand, sigaret tussen de vingers. (Droeg hij een zonnebril?) Ook in St. Paul de Vence; geluncht in la Colombe d’Or, met al die prachtige schilderijen. Er bestaat een foto van Gide uit 1936 daar op het terras, na terugkeer uit de Sovjet-Unie. Zag hoe dat landschap, zo dicht tegen Italië aan, hem bekoord moet hebben. Tenslotte kwamen zijn voorouders uit de Piemont. […] In Saorge eerste versie van Si le grain afgemaakt.
[…]
29 juni 2005 Gisteren flink gesnoeid in het jaar 1917, dat alleen nog met citaten als flashbacks zal voorkomen bij het jaar 1918, maar tegelijk weer zoveel erbij geschreven dat het qua lengte niet veel uitmaakt. […] Vanochtend gelezen in het dagboek van Frida Vogels. Zie eens te meer hoe onvergelijkbaar Gides dagboek is: er is geen eenheid, het is niet alleen introspectie maar ook verslaggevend, de lengte van de notities loopt sterkt uiteen, zijn leven is meestal hectisch, waardoor het moeilijker te reconstrueren is.