Marmot op gouden kussen
Gerrit Komrij en Harry Prick kenden elkaar uit de redactie van Maatstaf; ze waren bevriend en bewonderden elkaars werk. Onderstaande brief werd geschreven vlak nadat Komrij met zijn vriend Charles Hofman naar Portugal was verhuisd. De première die genoemd wordt, is die van het toneelstuk De redders dat Komrij voor Het Zuidelijk Toneel schreef. Paul is de dichter en Komrij-exegeet Paul van Capelleveen. Frans Kellendonk schreef in die periode het essay ‘De veren van de zwaan’, waarin hij zich negatief uitliet over de Shakespeare-vertalingen van Komrij.
Alvites, 25 januari 1985
Lieve Harry en Lily,
Zo’n begenadigd briefschrijver als Harry zal ik wel nooit worden, maar toch – hoe onvolkomen en kort ook – wilde ik even iets van me laten horen, anders ontstaat door het te lange uitstel van een en ander als noodzakelijk, onvermijdelijk gevolg van dit-hele-nieuwe-leven-op-poten-zetten, deze verhuizing niet-alleen-van-land-maar-ook-van-leven, dit wortelen in een onverhoopt maar altijd bevroed paradijs, anders ontstaat door het te lange uitstel, wou ik zeggen, maar een gevoel van afstel, laat-maar-waaien, door louter wanhoop. Kort dus. Dank voor de boekjes, Het Goede der Aarde met name, die in voortreffelijke staat arriveerden. Dank voor de brieven. Dank voor de wensen.
In Nederland, aan het begin van dit jaar, moesten we elkaar noodgedwongen mislopen. Het waren gruwelijke weken – de 2 zure artikelen in de krant n.a.v. de première, de kletskoek van Van Dis, het logeren in een ontmanteld en gedesorganiseerd huis dat eens het jouwe was – er ging geen uur voorbij of we dachten bij onszelf – baden bijna – o, zaten we maar hier. Waren we maar in ons huis in Alvites. (Paul zal je misschien ook iets over de uiterlijke aspecten ervan verteld hebben, hij heeft de fotootjes gezien.) Voor ons was het huis al een ziel geworden.
Hier zijn we tegen alles bestand, zelfs als met de nrc het kindje Kellendonk binnenkomt. Heb je dat gelezen? Wat een gebrek aan élegance. Wat een gebrek aan gevoel voor poëzie en theater. Ze hebben hem op de universiteit heel aardig geleerd de bladzijden van een woordenboek om te slaan, maar het laatste greintje theatraal en poëtisch inzicht hebben ze hem tegelijkertijd uit zijn gepaneerde vis-
sekop getimmerd. Wat een insinuaties en suggesties. Dergelijke poverheid smelt hier in het huis al op de drempel, als Becel op een verhit aanwetstaal.
Ik hoop dat je mij je gevoelens over De Redders t.z.t. nog eens laat weten, je impressies als het ware. Want er blijven, ondanks alles, meningen die je op prijs stelt. Enfin, ik hoop voorlopig niet weer in Nederland te komen. De Kade, eens onze trots, zo woest en ledig, ook al omdat Menno – Ch’s jongste broer, die het bewoont – het persoonlijk zo moeilijk heeft – van de weeromstuit renden we van café naar bordeel, als verdwaasd tweespan – wat een vrede weer hier, in deze bucolische omgeving, te zijn. Ik zou jullie graag stukje voor beetje willen omschrijven hoe we er hier bij genesteld zitten – marmotten op een gouden kussen – maar ik mag toch wel hopen jullie ooit hier eens te zien? Als ik over P. in het algemeen en A. in het bijzonder schrijf in de nrc dan is daar geen woord gelogen bij, maar ik moet een boel verzwijgen, dat begrijp je.
Tot hier voor nu. Morgenvroeg moet ik naar Lissabon*, voor een avond op de ambassade t.g.v. ene Dr. Luìs Crespo Fabião, lector Nederl. aan de Univ. van Lisb. Kusjes van Charles en mij voor jullie.
Gerrit Komrij
Over dit hoofdstuk/artikel
over Harry G.M. Prick
over Gerrit Komrij
brief aan Harry G.M. Prick
brief van Gerrit Komrij
- *
- acht uur rijden!