Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Entrop

over Maurits Wagenvoort

over Friedrich M. Huebner


+
Marco Entrop (1956), redacteur van De Parelduiker, schreef in dit blad eerder over dada en over Piet Mondriaan.
1
Giacomo Casanova, De jacht op geld. Memoires deel 5, vertaald door Theo Kars (Amsterdam 1994), p. 182-183.
2
Maurits Wagenvoort, ‘De fortuintjes van Casanova. Tooneelspel in 4 bedrijven’, in: Groot Nederland. jrg. 19 (1921), nr. 9 (september), p. 209-256, en nr. 10 (oktober), p. 373-407.
3
Maurits Wagenvoort, ‘Jacob Casanova in Holland’, in: Groot Nederland, jrg. 11 (1913), nr. 4 (april), p 399-424.
4
Arthur Schnitzler, Casanova’s terugkeer. Vertaald door Alice van Nahuijs en ingeleid door J. de Meester (Amsterdam 1920). De zusters of Casanova in Spa ging – in de vertaling van Henri Dekking en onder de regie van Cor van der Lugt Melsert – op 20 januari 1927 in Den Haag in première bij het Vereenigd Rotterdamsch-Hofstad Tooneel. Jacques Reule speelde Casanova.
5
Officieel Repertoire Boek van 4 september 1921 tot en met 31 augustus 1924. Archief Maatschap ‘Van der Horst & Musch’ (1919-1921), voortgezet door de nv Het Schouwtooneel (1921-1933), inv.nr. 30. Coll. Theater Instituut Nederland, Amsterdam.
6
Guus Verstraete, Ko van Dijk (Apeldoorn 1973), p 122
7
Linda Bouws, ‘Een schets van het Amsterdamse toneelleven van 1935 tot 1945’, in: E. Alexander e.a. (red.), Toneel in crisis- en bezettingstijd. Scenarium, deel 6 (Zutphen 1982), p. 42. Door de Eereraad voor de Tooneelkunst kreeg Laseur op 3 augustus 1945 een schorsing van drie maanden opgelegd, welke uitspraak in mei 1947 door de Centrale Ereraad voor de Kunst werd vernietigd. H.H.J. de Leeuwe, ‘Laseur, Cornelis Jan’, in: Biografisch woordenboek van Nederland, deel 4 (Den Haag 1994), p. 290-292.
8
Casanova heeft het in zijn memoires over de Amsterdamse bankier ‘mijnheer D.O.’. De eerste lichting casanovisten identificeerde hem als Thomas Hope, latere onderzoekers kwamen met de naam Henrik Hooft. Zie: D. Hoek, Casanova in Holland. Magie baart er hem goud (Zaltbommel 1977), p. 55-58. Huebner speelde met zijn persoonsnamen een spel van samentrekkingen: P. Olderman lijkt te staan voor de gisse Nederlander, altijd uit op een voordeeltje, terwijl K. Rijgerbos, de loyale kompaan die aan het langste eind trekt, een enigszins Duits-soldateske klank heeft meegekregen. Met de naam Sibilla verwees Huebner ondubbelzinnig naar de profetes Sibille van Cumae, die Aeneas naar de onderwereld geleidde.
9
Aantekening 21 augustus 1943. Dagboek F.M. Huebner, mei 1941-september 1944 (coll. lm, sign. h 08710)
10
Alleen Henrik Scholte zouden deze toevalligheden opvallen, zij het pas nadat de serie voorstellingen was afgelopen. In Cinema & Theater van 8 oktober 1943, in een stukje waarin hij fout op fout stapelde, maakte Scholte gewag van het bestaan van Wagenvoorts Casanova in Amsterdam en van de opmerkelijke parallel tussen de actrices Kluppell en Haasse. Dat hij het stuk van Wagenvoort ‘geheel vergeten’ noemde, was naar waarheid, maar de toevoeging als zou de toneelschrijver ‘inmiddels overleden’ zijn, was dat niet. Op dat moment had Wagenvoort nog meer dan een jaar te leven
11
Haasse speelde onder regie van Joan Remmelts nog de rol van Auriol Massuber in Soubrette (10 december 1943 t/m 3 januari 1944) en die van het kamermeisje Kitty in Adriaan en Olivier (4 januari t/m 27 januari 1944).