Laagwater
Gé Vaartjes
Funerair plagiaat op Herman de Man
Op 14 november 1946 kwam op Schiphol een einde aan het tumultueuze leven van de 48-jarige schrijver Herman de Man (ps. van S.H. Hamburger), toen een klm-Dakota op de landingsbaan te pletter sloeg. Alle zesentwintig inzittenden kwamen om.
Ruim een week na de dood van De Man verscheen in De Vijfheerenlanden; Nieuws- en Advertentieblad voor Vianen en Omstreken (jrg. 92, nr. 48, 23-11-1946) een door Ary Baggerman geschreven herdenkingsartikel: ‘Ter gedachtenis aan Herman de Man’. Baggerman en De Man kenden elkaar van de periode dat het gezin Hamburger in Vianen woonde, van juli 1925 tot juli 1927. Ary Baggermanwoonde er ook, was er ambtenaar van Sociale Zaken en een verdienstelijk kunstschilder. Zijn stuk over De Man opent als volgt:
‘Wat is het toch moeilijk, om iets over een gestorven vriend te schrijven. Toch heb ik de opdracht met blijdschap aanvaard, want het leek mij heerlijk om van deze vriendschap te kunnen getuigen. Doch nu ik mij hiervoor neerzet, na uren en uren er mee rondgetobd te hebben, kan ik de woorden niet vinden. Het is, alsof ik wat schenden ga, door aan anderen over te dragen, wat tusschen ons beiden heeft bestaan. En thans ben ik bang, dat dit in memoriam een conventioneel verhaaltje zal worden, want het intiemste zal ik voor mij moeten houden.
Herman de Man is een 20-tal jaren een vriend voor mij geweest.’
Dan volgt een korte karakteristiek van de overledene en het artikel eindigt met:
‘Zoo denk ik dan aan jou goede vriend de Man, als één der nobele eenzamen, die gestreden heeft voor Gods glorie in een
hardvochtigen tijd, onder verdorde menschen. Ik ben je geweldig dankbaar, niet alleen om wat gij voor mij waart, ook om wat gij geweest zijt voor onze streek en ons geheele Nederlandsche volk.’
Een mooi, sober stuk, waarbij de ingehouden emotie de lezer nieuwsgierig maakt naar de essentie van de band tussen Baggerman en De Man. Zo lijkt het in eerste instantie. Toch is Herman de Man sterker in dit ‘In Memoriam’ aanwezig dan Ary Baggerman wil toegeven. In 1930 had De Man namelijk bij het overlijden van zijn vriend de schrijver Just Havelaar (1880-1930) een uitgebreid artikel over hem in het tijdschrift De Stem gepubliceerd (jrg. 10, nr. 6, p. 655-662, titel: ‘Aan een, die den nieuwen tijd voorafging’). Het stuk opent met:
‘Wat is het moeilijk, iets te schrijven over een gestorven goed vriend. Ik heb de opdracht met vreugde aanvaard, want van deze vriendschap getuigen leek mij heerlijk. […] En nu ik mij tot deze taak zet, na er dagen en dagen mee rondgetobd te hebben, kan ik de woorden niet vinden. Het is, alsof ik iets schenden ga, door aan anderen over te dragen, wat tusschen ons beiden heeft bestaan. En ik ga nu vreezen, dat dit in memoriam een conventioneel relaas zal worden, want het intiemste zal ik moeten besloten houden. Het wil niet over mijn lippen komen.
Just Havelaar is een twaalftal jaren een trouw en toegewijd vriend voor mij geweest […].’
Dan volgt een uitgebreide karakteristiek van de overledene, met veel aandacht voor diens ethiek en religie. Het artikel eindigt met:
‘Zoo denk ik dan aan U, goeden vriend Havelaar, als een der nobele eenzamen, die heeft gestreden voor Godes glorie, in een hardvochtig tijdvak, onder verdorde lieden. Ik ben U innig dankbaar, niet alleen om wat gij voor mij waart, ook om wat gij geweest zijt voor dit van God afgewende volk, waarin gij weer kiemen van nieuwe godshunkering hebt gezaaid. […]’
De proloog en epiloog van deze herdenkingsartikelen lijken, enkele minimale parafraseringen anno 1946 daargelaten, elkaars fotokopie. Je vraagt je af, wat Baggerman bezield kan hebben om bij een zo gevoelig, kwetsbaar en persoonlijk iets als een ‘In Memoriam’ van een goede vriend zich te baseren op diens eigen, voor een ánder bestemd ‘In Memoriam’. Was het bedoeld als een soort eerbetoon aan De Man, of een literaire Spielerei? Maar dan had er toch minstens een verantwoording bij moeten staan. Werd Baggerman gekweld door verslagenheid, paniek, nu er zo onverwachts een herdenkingsstuk geschreven moest worden en greep hij daarom maar terug op andermans werk, ook al was dat van de dode zelf? Gemakzucht? Of was het gewoon moeilijk tot iets echt persoonlijks te komen?
‘In Memoriams’ blinken niet vaak uit door originaliteit – ze lijken soms grafkransen waarin welwillende typeringen en vriendelijke clichés protserig in elkaar gevlochten zijn. Het stuk van Ary Baggerman is echter van een ander gehalte. Zijn herdenking van Herman de Man is het enige voorbeeld dat ik ken van funerair plagiaat. De ‘vriendschap’ tussen beide mannen komt door Baggermans artikel in een ander licht te staan. Maar wat vooral frappeert: onbewust leverde Herman de Man in 1930 de bouwstenen voor een ‘In Memoriam’ dat zestien jaar later hemzelf tot onderwerp zou hebben.