Jos Perry+
Estrella
Een revolutiecantate die niet doorging
Literatuur, muziek en politiek engagement ontmoeten elkaar in dit artikel. De gebeurtenissen spelen zich af in de jaren tachtig van de twintigste eeuw. Vertegenwoordigers van drie verschillende generaties, gevormd in de jaren dertig, vijftig en zeventig, vonden elkaar, sloegen de handen ineen en besloten samen te werken. De afloop heb ik al verraden. Maar al ging de revolutiecantate niet door, de tekst ervan bleefbewaard. Na een kleine dertig jaar dook hij onlangs weer op, tegelijk met een briefwisseling tussen betrokkenen: een curieuze paragraaf uit de geschiedenis van de strijdcultuur.
Pact Groningen-Amsterdam
Het verhaal begint rond 1980 in Groningen, in de boezem van het zogeheten 4 Mei Projekt. Dit nog steeds bestaande gezelschap werd opgericht in 1979. Het bestond uit politiek bewuste jongeren die zelf de Tweede Wereldoorlog niet hadden meegemaakt, maar grote bewondering koesterden voor het verzet in die jaren. Niet zelden waren zij om die reden toegetreden tot de Communistische Partij van Nederland. In hun ogen was de jarenlang door stalinisten gedomineerde cpn in de eerste plaats een bolwerk van antifascisme. Zij wilden de traditie van de jaarlijkse Dodenherdenking op 4 mei verbinden met de strijd tegen fascisme en imperialisme in de eigen tijd.
In de betrekkelijk korte tijd van zijn bestaan had het 4 Mei Projekt, weldra uitgebreid met een theatergroep, heel wat hooi op zijn vork genomen, zoals een Hanns Eisler-programma, vocaal werk van Sjostakovitsj, een Cantate tegen de kernbewapening en Bertolt Brechts toneelstuk Die Mutter.
In 1981 benaderde het 4 Mei Projekt de componist Louis Andriessen met de vraag of hij bereid was voor het koor een muziekwerk te componeren. Dat de Groningers juist naar Andriessen stapten was niet vreemd. Andriessen, geboren in 1939, behoorde tot het collectief achter de opera Reconstructie, een spraakmakende manifestatie tegen het Amerikaanse imperialisme, opgevoerd in Carré tijdens het
Holland Festival 1969. Op zijn oeuvrelijst stonden werken met titels als Dat gebeurt in Vietnam en De staat. Hij was een van de ‘Notenkrakers’, vond het symfonieorkest in zijn bestaande vorm een anachronisme en maakte daar geen geheim van.1
Andriessen had er wel oren naar. Op zijn instigatie werd de schrijver Theun de Vries gevraagd om een nieuwe tekst. De Vries, geboren in 1907, had al sedert de jaren dertig en veertig een reputatie als radicaal-links georiënteerd auteur. Schrijverschap en strijd voor een betere wereld waren voor hem twee kanten van dezelfde medaille. Jarenlang was Stalin zijn grote held. Aan het eind van de jaren vijftig was zijn bewondering tijdelijk verschoven naar Mao’s communistische experiment in China.
Toen ook De Vries positief reageerde, reisde een delegatie uit Groningen naar de hoofdstad voor een ontmoeting met de Amsterdammers Andriessen en De Vries. Details over die bijeenkomst zijn niet bekend, maar de sfeer was prima. Iedereen was positief gestemd. De grondslag voor een vruchtbare samenwerking tussen koor, componist en schrijver was gelegd.
De Vries, een snelle werker die nooit om stof verlegen zat (‘De muze was altijd lief voor mij’), had verschillende ideeën, wat trouwens ook gold voor de componist en het koor: gedacht werd aan iets uit De Vries’ grote Ketters-studie, en aan een typisch Hollands thema als de Geuzen, maar ook aan de dagboeken van Ernesto ‘Che’ Guevara en het werk van de Colombiaanse auteur Gabriel García Márquez.2 In
de loop van 1981 stuurde De Vries Andriessen een tekst getiteld Estrella: een invocatie. Onderwerp was de strijd van de onderdrukte en uitgebuite massa’s in Latijns-Amerika tegen het imperialisme. Andriessen sprak van ‘een zeer mooie tekst’. Hij voorzag geen problemen, integendeel: ‘Ik voorzie een mooie cantate in drie delen. Als ik er eenmaal aan ga werken (dat kan nog wel even duren), zal ik je over een paar wel heel kleine détails benaderen, maar ik kan hier heel goed mee aan de gang’, zo berichtte hij aan Theun de Vries. Hij hoopte ‘dat het de jongens lukt er een opdracht voor te krijgen, en dat mijn voorstel voor een samenwerking met het orkest van de grond komt’. Met ‘de jongens’ doelde hij op de bestuursleden van het 4 Mei Projekt in Groningen.3
Andriessen wilde de tekst van De Vries graag op muziek zetten voor vierstemmig amateurkoor en instrumenten. In de eerder genoemde bijeenkomst had de componist al voorgesteld dat het koor samenwerking zou zoeken met het Noordelijk Filharmonisch Orkest. Hij dacht aan een instrumentale bezetting als bij Bachs Mattheuspassie. De duur van het muziekstuk schatte hij op twintig minuten. Het werk zou meer tonaal worden en vooral eenvoudiger uit te voeren dan bijvoorbeeld De Staat, dat hij in de jaren zeventig gecomponeerd had op tekst van Plato. Naar eigen zeggen zou ook nu weer Stravinsky zijn voorbeeld zijn. In een brief aan Jan Lameris, oprichter en dirigent van het koor, liet hij weten dat een goed honorarium het componeren van het stuk sterk zou bespoedigen.4
Overigens zat Andriessen evenmin als Theun de Vries om ideeën verlegen. Begin mei 1982 beschikte het koor zowel over een schets van de compositie zoals Andriessen die in zijn hoofd had, als over Theun de Vries’ tekst. Estrella – Een invocatie voor Koor en stemmen had De Vries het stuk voorlopig genoemd. Op een kattebelletje be-
stemd voor de koorleiding schreef hij: ‘Louis Andriessen noemt het stuk een cantate. – Hij en jullie moeten maar beslissen.’ Cantate klonk traditioneler; een aanduiding als invocatie plaatste het project in een andere categorie, onderstreepte dat ‘Estrella’ niet alleen politiek maar ook muzikaal een sprong naar de toekomst wilde maken. De tekstdichter maakte daar overigens geen punt van; hij liet de keus aan de toondichter en de uitvoerenden. Toen hem vanuit het koor gevraagd werd om de tekst, stuurde hij die prompt in tweevoud toe: ‘Doe er mee wat je voor jullie opzet gewenst acht.’5
Een strijdzang
Estrella (Spaans voor ‘ster’, maar ook ‘geluk’) is in Theun de Vries’ tekst6 de beschermvrouwe van het onderdrukte, opstandige volk. Zij belichaamt vrijheidsverlangen, strijdwil. Haar naam keert in elk van de strofen terug, nu eens meteen aan het begin, dan weer aan het slot. De cantate begint in een sfeer van ontwaken, in beweging komen, opbreken. De natuur ontwaakt (smeltende sneeuw, voorjaar) en daarmee ook het onderdrukte volk: ‘levenden en doden / roepen om recht.’ De roep om recht wordt al gauw een oproep tot gewapende strijd, tegen ‘de heren’, ‘de rovers’, ‘de beulen’, ‘verguld en betrest en dik van meineed’:
Die ‘bondgenoot in het grote witte huis’ kan alleen maar de president van de Verenigde Staten zijn, zoals de ‘dwaze moeders’ die op zoek zijn naar hun zonen, ondubbelzinnig verwijzen naar de talrijke verdwijningen onder de militaire dictatuur in Argentinië en de protesten daartegen (1976-1983). In een latere strofe gaat het opnieuw over de vrouwen: zij ‘ontvangen het kind van de opstand’ en ‘dragen het tot de geboorte’ – het nu nog weerloze kind dat ooit de dood van de vaders zal wreken:
Het slotdeel, de eigenlijke ‘invocatie’ (aanroeping, afsmeking), roept op tot het zingen van ‘de veelstemmige psalm van de vrijheid’, een lofzang op het leven waarin niet alleen de stemmen van mensen klinken maar ook die van de natuur, de jaargetijden, de zee, het oerwoud, de natuurlijke rijkdommen, de hele aarde. Opnieuw
verschijnt de vrouw in de rol van de moeder (‘moeder en zoon verenigd’) èn bruid (‘bruid en bruidegom / in het onbedreigde bed’). Estrella figureert als moedergodin, als belofte van vrijheid die ooit komen zal, ‘zij is onderweg’,
Nee, dit is niet de taal van de bourgeois satisfait. Theun de Vries, in 1971 uit de cpn gestapt, was sindsdien eerder méér communist geworden dan minder. Het Sovjetcommunisme was in de jaren zestig een ontgoocheling voor hem geworden, niet omdat het een dictatuur was, maar omdat van de revolutionaire dynamiek niets meer over was. ‘Mei 1968’ had bewezen dat de moed, de durf om op het cruciale moment de macht te grijpen een grote communistische partij als de Franse ontbrak.7
Theun de Vries deed hetzelfde als zoveel linkse kunstenaars en intellectuelen van zijn generatie, maar ook talloze jongeren: ze verplaatsten hun idealisme en hun solidariteit naar landen waar ze die revolutionaire dynamiek wèl zagen: China, Cuba, Vietnam, Bolivia, Chili, Nicaragua. Onmiskenbaar is het optimistisch geloof in de heilzame werking van wapengeweld. Daarmee bleef Theun de Vries trouw aan zichzelf. Had hij niet in de jaren dertig de lof gezongen van ‘Han-Sjai van Nanking’, de danseres die partizaan werd (‘Toen zij den eersten / Japanner neerschoot, / beefde Han-Sjai, / maar haar vingers streelden / de karabijn’)8 en in de jaren vijftig een monument opgericht voor Hannie Schaft, Het meisje met het rode haar? Sleutelwoord in Estrella is het zeven maal herhaalde ‘guerilla!’
Correctief peuteren
‘Doe er mee wat je voor jullie opzet gewenst acht’, had Theun de Vries laten weten. De royale aansporing tekent de schrijver. Werd er op zijn schrijverschap een beroep gedaan voor een goede zaak, of het nu de revolutionaire bevrijdingsstrijd in de Derde Wereld was of het Kerstboek voor het Rode Kruis, dan reageerde hij vrijwel altijd positief. Over een honorarium, auteursrechten of eindredactie werd vaak niet gesproken, zeker niet als het om kleinere teksten ging.
In dit geval ging het echter niet enkel om een gedicht of column. De tekst moest op muziek gezet, dirigent en koor zouden de cantate moeten instuderen, en dan was er nog de kwestie van de begeleiding. Het bestuur van het 4 Mei Projekt zou de plannen voorleggen aan de koorleden en een subsidieverzoek indienen bij het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (crm).9
Gemikt werd op een uitvoering op 4 mei 1983. Maar voor het zo ver was, zouden nog wel grote moeilijkheden overwonnen moeten worden. Eén struikelblok was de door Andriessen gewenste begeleiding door een professioneel symfonieorkest. Het Noordelijk Filharmonisch Orkest was voor 1983 in elk geval niet beschikbaar. Op welk tijdstip het stuk af zou zijn, was overigens nog steeds onzeker. Zou het lukken ergens geld vandaan te halen voor een honorarium?
In een brief aan Jan Lameris probeerde Andriessen duidelijk te maken dat de inzet van linkse kunstenaars voor de goede zaak niet onbegrensd was. Zolang er geen geld toegezegd kon worden moest hij andere klussen voorrang geven. ‘Betalende opdrachten gaan altijd voor; waar moet ik anders van leven?’ Hij was immers fulltime componist. ‘Ik wil Estrella heel graag maken, maar het komt er alleen zeker als buma of een ander met poen op tafel komt.’ Al wilde dat natuurlijk ook weer niet zeggen ‘dat het er niet zou komen als er geen geld op tafel komt’.10
Nu er een tekst lag wilde het 4 Mei Projekt graag opnieuw met De Vries en Andriessen praten alvorens een definitieve beslissing te nemen. Ze dachten erover met een delegatie van het koor naar Amsterdam te komen. Geld was zoals we zagen niet het enige probleem en misschien ook niet het grootste. Want intussen was er in Groningen een controverse ontbrand over de tekst zoals Theun de Vries die had ingeleverd. Het radicalisme van de schrijver scheen niet helemaal te sporen met dat van zijn opdrachtgevers. Kon een koor als het 4 Mei Projekt wel voor de dag komen met déze Estrella, geschreven volgens het stramien ‘de man als strijder, de vrouw die de kinderen baart en verzorgt’, kortom ‘het traditionele rolpatroon’?11 Al demonstreerden er in Buenos Aires op de Plaza de Mayo nog zoveel moeders die hun echtgenoten en zonen terug wilden hebben – in de ogen van de koorleden, of minstens een aantal van hen, leverde dat nog geen rechtvaardiging voor een tekst die de stereotype rolverdeling van man en vrouw bevestigde.
Andriessen vond dat onzin. Geïrriteerd liet hij weten: ‘Ik vind het persoonlijk nogal idioot om met de “eminence grise” van de Nederlandse literatuur te gaan liggen emmeren over “rolpatronen”. Als ik Theun was zou ik de delegatie de deur
uit schoppen. Estrella, de naam, staat voor het hele revolutionaire Latijns Amerika, mannen en vrouwen. En de rest is emmeren. Wie zegt dat “wij” mannen zijn? En sinds wanneer “ontvangen” mannen kinderen? Nee, op die vergadering zal ik niet aanwezig zijn. Ik zou de volgende keer een linkse reklameschrijver vragen.’12 ‘Ik hoop dat je het me niet kwalijk neemt,’ schreef hij aan Theun de Vries, ‘maar ik vind je tekst écht veel te goed voor dat kruideniersachtige vergader.’ Op Andriessens animo om aan de cantate te gaan werken deed een en ander kennelijk nog geen afbreuk: ‘Ik hoop binnen niet al te lange tijd aan het stuk te beginnen.’13
Theun de Vries zat er natuurlijk ook niet om te springen zijn tekst ingrijpend te herzien. Hij zag daar ook helemaal de noodzaak niet van in. Hij was immers altijd al feminist geweest? ‘Dat ik een feminist “avant la lettre” ben weet iedereen. En bovendien – de goede genius onder wier vrijheidsvleugel zich alles voltrekt is Estrella, een vrouw, de beschermgodin, de ware vrijheid. Ik denk dat dit wel voldoende is, al zal ik suggesties om in de tekst nog wat correctief te peuteren graag accepteren (Wim Jurg weet misschien wel wat!)’
Als er dan per se aan zijn tekst moest worden gesleuteld, was dat misschien wel iets voor de historicus Wim Jurg, meende De Vries. Jurg was niet alleen nauw betrokken geweest, onder meer als vertaler, bij een eerdere produktie van het 4 Mei Projekt (De moeder van Bertolt Brecht), ook had hij zich in de jaren zeventig als geschiedenisstudent in het werk van Theun de Vries verdiept en de schrijver uitvoerig geïnterviewd. De Vries kende en vertrouwde hem.14
Wie weet hebben De Vries en Andriessen het er nog mondeling met elkaar over
gehad. Hoe dan ook: toen in september de plannen voor een bijeenkomst over de tekst vastere vormen aannamen, gooide ook Theun de Vries de kont tegen de krib. Wijzigingsvoorstellen, daar had hij geen bezwaar tegen, maar een discussie ‘met een kamer vol mensen’ over zijn tekst – nee, dat was hem nu toch ook te gortig, daar voelde hij zich echt te oud voor.15
Het bestuur van het koor zag zich nu dus niet alleen geconfronteerd met een geïrriteerde componist, maar bovendien nog met een geïrriteerde schrijver. In een poging te voorkomen dat de onderneming schipbreuk zou lijden, verzekerde bestuurslid Chris van Lee Theun de Vries dat het enthousiasme om het project ‘De Vries-Andriessen’ tot een klinkend eind te brengen onverminderd groot was. De kritiek op Estrella kwam vooral van de vrouwengroep. Zij miste de actieve rol van vrouwen in het verzet. ‘Wij zijn blij met uw bereidheid om de mogelijkheid tot “correctief peuteren” te onderzoeken.’
Van Lee gaf nauwkeurig aan waar Estrella in de ogen van vooral de vrouwen de fout inging. In de derde strofe ging het over verdwenen zonen en vaders. Maar het waren toch niet alleen vaders en zonen die verdwenen? In de vierde strofe was sprake van mannen die een vakbond oprichtten. Deden vrouwen dat soms niet? En in de zevende strofe liet Theun de Vries ‘het kind van de opstand’ opgroeien en volwassen worden ‘om de dood van de vaders te wreken’. Alsof in de strijd alleen mannen om het leven kwamen!16
In de ogen van Louis Andriessen, die van deze brief een kopie kreeg toegestuurd, gingen de Groningers ver over de schreef. Blij dat ook Theun de Vries inmiddels wat meer op zijn strepen was gaan staan, liet hij de schrijver weten het ‘nog steeds schandelijk’ te vinden ‘om over een tekst van jou te gaan zitten emmeren. Want dat ìs het, zo noem ik dat: emmeren.’ Andriessen dacht al verder vooruit. Vooralsnog wilde hij nog wel even afwachten ‘wat ze daar [in Groningen, jp] allemaal zitten te vergaderen’; maar ‘als het daar misloopt, dan wil ik het graag voor een Amsterdams koor met de Volharding maken’. Hij vond De Vries’ tekst nog steeds ‘inspirerend’.17
Ontknoping
Nog geen twee weken later kreeg Andriessen van het 4 Mei Projekt nu ook formeel het verzoek een werk te componeren op Theun de Vries’ tekst Estrella. De uitvoering, oorspronkelijk gepland op 4 mei 1983, werd een jaar opgeschoven. Er was nu toch weer sprake van samenwerking met het Noordelijk Filharmonisch Orkest. De compositie zou in of vlak na de zomer van 1983 voltooid moeten zijn. Omdat het 4 Mei Projekt zelf niet rijk genoeg was om een honorarium te betalen, had men na overleg met crm en tevens op advies van Andriessen het buma-fonds verzocht de componist een opdracht te geven. Het buma-fonds zou deze aanvraag medio januari behandelen.18
Er was, kortom, een nieuwe uitvoeringsdatum, er was een orkest en er was uit-
zicht op financiering. Over herziening van de tekst werd in deze laatste brief niet meer gerept. Zou het dan toch nog allemaal goed komen?
Helaas. Ruim drie maanden later liet de componist aan zijn opdrachtgevers weten, dat ze maar niet meer op hem moesten rekenen. ‘Het spijt me heel erg jullie te moeten schrijven dat Estrella voor uitvoering in mei ’84 niet gereed zal zijn. Ik heb lang erover gedacht, er veel over getobd, maar nu maar de knoop doorgehakt.’ Er waren verschillende redenen. Een ander stuk (‘voor San Francisco’) waar hij aan werkte, vorderde veel minder vlot dan hij had gehoopt. In januari had hij naar eigen zeggen drie maanden werk in de prullenmand gegooid omdat hij het zelf niet radicaal genoeg vond. Wat hem nu vooral trok waren plannen voor een vrije compositie in samenwerking met de orkesten de Volharding (door hem zelf opgericht) en Ho-
ketus; ‘dat heeft voorrang op alles. […] Ik moet bekennen dat de richting waarin ik mij muzikaal ontwikkel, me van mijn oorspronkelijke enthousiasme voor het project, afvoert. Dat is een muzikaal probleem, niet wat de politiek of de tekst aangaat. Ik zie me hoe langer hoe minder in staat om nieuwe muziek te schrijven voor 4-stemmig gemengd koor. Ik heb het gevoel dat ik iets doe wat al beter gedaan is. Ik krijg niet echt nieuwe ideeën ervoor en ik wil geen cliché’s maken.’ Ook de orkestbezetting vond hij ‘niet radicaal genoeg meer’. Hij vreesde het toegezegde stuk voorlopig hoe dan ook niet te kunnen leveren. ‘Ik geef de opdracht terug en laat jullie volkomen vrij te beslissen wat jullie het beste lijkt.’ Het liefst zag hij dat een jongere componist, Boudewijn Tarenskeen of Henk van der Meulen, zijn taak overnam. Hij vond het ongepast tegenover Theun de Vries, diens tekst voor zichzelf te reserveren.19
Een verrassende wending. Dat behalve het koor ook de componist zelf er niet gelukkig mee was, ligt voor de hand. Het was immers op zijn instigatie geweest dat men Theun de Vries had benaderd, plus het orkest, plus het buma-fonds. Hij verzekerde Theun de Vries dat hij diens tekst nog altijd heel graag op muziek zou zetten, maar ‘niet meer voor het groningse koor, om muzikale redenen. Want je tekst is prachtig. Mochten we in dit geval niet tot een resultaat komen, dan hoop ik van ganser harte dat we nog eens, in grotere artistieke vrijheid, samen kunnen werken.’20
Aan goede wil ontbrak het niet. Andriessen heeft nog het plan geopperd Estrel-
la voor zes zangeressen op muziek te zetten. Maar het kwam er niet van.21 De tekst van Theun de Vries bleef ongecomponeerd in de la. Jammer! Wie had deze cantate niet graag willen horen, vrucht van een niet-alledaagse samenwerking tussen drie generaties: het strijdkoor van linkse, feministische jongeren, de 43-jarige avantgardecomponist, en de 75-jarige communistische literator?
Louis Andriessen
Theun de Vries
Estrella
Een invocatie voor koor en stemmen
- +
- Jos Perry (1950) is als historicus verbonden aan de Universiteit Maastricht en bereidt een biografie van Theun de Vries voor.
- 1
- Louis Andriessen, Gestolen tijd. Alle verhalen, bezorgd en ingeleid door Mirjam Zegers (Amsterdam 2002).
- 2
- Brief Wim Jurg aan Theun de Vries 3-5-1981; brief Louis Andriessen aan Theun de Vries 1-7-1981 (beide brieven in Archief Theun de Vries, Letterkundig Museum, hierna afgekort als Arch. ThdV).
- 3
- Brief Louis Andriessen aan Theun de Vries 12-11-1981 (Arch. ThdV).
- 4
- Brief Louis Andriessen aan Jan Lameris 12-1-1982 (kopie aanwezig in Arch. ThdV).
- 5
- Brief Theun de Vries aan Wim Jurg 13-1-1982 (collectie Wim Jurg).
- 6
- Aanwezig in collectie Wim Jurg; integraal opgenomen als bijlage bij dit artikel, met dank aan Wim Jurg, Louis Andriessen en de Erven de Vries voor hun toestemming.
- 7
- Hans van de Waarsenburg, Voetsporen door de tijd. Theun de Vries – portret van een kunstenaar (Amsterdam 1984), p. 137.
- 8
- Theun de Vries, ‘De danseres’, in Politiek en Cultuur 4 (1938) nr. 4, p. 245.
- 9
- Brief Mary Smit (secretaris) aan Theun de Vries 2-5-1982 (Arch. ThdV).
- 10
- Brief Louis Andriessen aan Jan Lameris 5-7-1982 (kopie in Arch. ThdV).
- 11
- Brief Jan Lameris aan Louis Andriessen 30-6-1982 (kopie aanwezig in Arch. ThdV).
- 12
- Brief Louis Andriessen aan Jan Lameris 5-7-1982 (kopie aanwezig in Arch. ThdV).
- 13
- Brief Louis Andriessen aan Theun de Vries 7-7-1982 (Arch. ThdV).
- 14
- Brief Theun de Vries aan ‘Beste projectmakers’ 2-8-1982 (collectie Wim Jurg), geheel afgebeeld op de pagina’s 56-57.
- 15
- Brief Theun de Vries aan Chris van Lee 12-9-1982 (kopie in collectie Wim Jurg).
- 16
- 4 Mei Projekt / Chris van Lee (bestuurslid) aan Theun de Vries 13-10-1982 (Arch. ThdV).
- 17
- Brief Louis Andriessen aan Theun de Vries 18-10-1982 (Arch. ThdV).
- 18
- Brief 4 Mei Projekt aan Louis Andriessen 27-10-1982 (kopie aanwezig in Arch. ThdV).
- 19
- Brief Louis Andriessen aan Jan Lameris 9-2-1983 (kopie in Arch. ThdV).
- 20
- Brief Louis Andriessen aan Theun de Vries 9-2-1983 (Arch. ThdV).
- 21
- Brief Wim Jurg aan Theun de Vries 16-8-1984 (collectie Wim Jurg). Anna Wassenaar e.a., Het was in mei. Tien jaar 4 Mei-Projekt, Groningen 1990, p. 64.