Laagwater
Jan Paul Hinrichs
Van Schooneveld terug in Leiden
Toen ik in 1975 in Leiden Slavische talen ging studeren, stuitte ik in de Slavische studiezaal, die toen nog op een fraai betimmerd zoldervertrek in de ‘oude ub’ aan het Rapenburg was gevestigd, al gauw op boeken van de Haagse uitgeverij Mouton & Co. die verschenen waren onder redactie van C.H. van Schooneveld. Een enkele keer stond cursief ‘Leiden University’ onder zijn naam, dan weer ‘Stanford University’, maar nog wel het vaakst ‘Indiana University’. Aangezien de boeken in de Mouton-reeksen Slavistic printings and reprintings en Janua linguarum tot de meest gebruikte vakliteratuur uit die dagen behoorden, kwam ik de naam Van Schooneveld gedurende mijn studie nog vaak tegen. Enige voorstelling van de redacteur had ik niet: ik had hem nooit gezien en nooit iets van hem gelezen. Verhalen over zijn Leidse jaren deden onder studenten niet de ronde. Hij maakte de indruk tamelijk oud te zijn, gezien de carrière die hem reeds naar drie universiteiten had gebracht. Toen Karel van het Reve in zijn afscheidscollege in 1983 gewag maakte van een collega proximus die zijn secretaresse etiketten op wijnflessen liet plakken, zal menigeen niet begrepen hebben dat hij het over Van Schooneveld had.
Mijn kennismaking met Van Schooneveld kwam pas veel later tot stand. Dit gebeurde via Petra Couvée, die in 1998 en 1999 in De Parelduiker artikelen publiceerde over de rol van drukkerij Mouton bij de eerste Russische publicatie van Pasternaks roman Dokter Zjivago (1958). Voor haar onderzoek had ze Van Schooneveld bezocht in Vozérier-Amancy, een dorp in de Franse Savoie, vlak onder Genève, waar hij in 1970 een oude boerderij als zomerhuis had gekocht die na zijn emeritaat in 1986 zijn permanente woning werd. Bij een bezoek aan Leiden in de herfst van 1997 kwam Van Schooneveld met Petra mee naar de ub. Daar stond een man met een zeer zwaar postuur, die ondanks regen en kou op sandalen zonder sokken rondliep. Gedrieën bezochten we in de magazijnen de imposante boekerij van zijn leermeester Nicolaas van Wijk, die hij zelf nog na diens dood in 1941 had gecatalogiseerd. Een etentje volgde bij een lokale Griek, waarbij Van Schooneveld zich liet ontvallen dat hij niet ongenegen was zijn Mouton-archief aan de Leidse ub te schenken. Toen hij dat enige weken later telefonisch nog eens herhaalde, nodigde hij me tevens uit om eens op zijn boerderij te komen praten.
In het voorjaar van 1998 maakte ik een
dienstreis naar Savoie. Ik kwam gebruind terug, met de toezegging van de schenking op zak. Aanvankelijk wilde Van Schooneveld alleen zijn ‘Franse’ archief schenken, dat duplicaten bevatte van de originelen die zich in zijn verhuurde huis in Bloomington (Indiana, usa) bevonden. Uiteindelijk zegde hij toe ook de originelen te schenken. Twee keer keerde ik terug naar Vozérier-Amancy om de zaak af te handelen en één keer reisde ik naar Bloomington om vandaar het vervoer naar Leiden te regelen. Voor die gelegenheid was ook Van Schooneveld naar Amerika overgevlogen. Het resultaat staat sinds het najaar van 1998 in de kluis van de ub: zo’n dertig meter archief dat de redactiedossiers bevat van de honderden boeken die in Van Schoonevelds Mouton-reeksen verschenen, aangevuld met zijn beroepsmatige correspondentie en dossiers over allerlei verwante onderwerpen. Men kan het allemaal nalezen in de catalogus van deze collectie, die in 2001 verscheen.
Van Schooneveld bleek niet zo oud te zijn als ik als student had gedacht. Hij was op z’n eenendertigste in Leiden hoogleraar geworden en zeven jaar later, in 1959, naar Amerika vertrokken, naar hij zei vanwege een belastingconflict over het vermogen van zijn toenmalige Amerikaanse echtgenote. Hij is de auteur van boeken en artikelen over Russische taalkunde en algemene taalwetenschap. Het bekendst is hij door het redacteurschap bij Mouton, dat hij zelf ‘een groot en meeslepend avontuur’ heeft genoemd. In deze hoedanigheid hebben generaties slavisten en linguïsten als lezers en auteurs met hem te maken gehad. Het boek Syntactic Structures (1957) van Noam Chomsky, de omstreden bestseller van de twintigste-eeuwse taalkunde, verscheen in Van Schoonevelds reeks Janua linguarum. Van Schooneveld schertste dat zijn Franse huis deels was betaald uit de royalties die hij als redacteur voor de Chomsky-verkopen kreeg. Zijn Mouton-werk was zo omvangrijk – de ontvangst van twintig brieven per dag was geen uitzondering – dat hij secretaresses nodig had om zijn brieven te tikken en papieren te ordenen. Mede dankzij deze secretaresses heeft Leiden uiteindelijk zo’n voortreffelijk geordend archief ontvangen, waarin men het ontstaan van honderden boeken tot in de kleinste details kan nagaan.
Nadat Mouton in 1977 was verkocht aan de Berlijnse uitgeverij Walter de Gruyter, viel al gauw het doek voor de redacteur Van Schooneveld. De bedrijvigheid die Mouton met zich mee had gebracht – inclusief het ratelen van de telexmachines die de uitgeverij zowel in Bloomington als in Vozérier-Amancy in zijn huis had geïnstalleerd – leek Van Schooneveld ook op hoge leeftijd nog te missen. In Bloomington had hij al eens geprobeerd een eigen uitgeverij te beginnen, Physsardt Publishers, maar die was evenmin een lang leven beschoren geweest als de distributie- en vertaalactiviteiten die hij daar had ontplooid onder de bedrijfsnamen Bloomington Distribution Group en Bloomington Translation Group. Op zijn Franse boerderij droomde hij ervan om in Rusland een uitgeverij te beginnen. Daadwerkelijk verschenen in 2000 en 2001 nog twee delen van een nieuwe reeks Slavistic printings and reprintings bij de door Van Schooneveld gestarte uitgeverij Bouy Tour Publishers, die formeel op een postbusadres in Genève gevestigd was, maar waarvan de boeken in Rusland werden gedrukt en verhandeld.
Ik heb nooit iets gehoord over Van
Schoonevelds optreden als docent. Wel heb ik gemerkt dat hij met oud-studenten, ook uit zijn Leidse tijd, vriendschappelijke betrekkingen bleef onderhouden. In de privésfeer waarin ik hem meemaakte – steevast rondlopend in pyjama en kamerjas – liet hij zich kennen als een uitermate levendige en gastvrije persoon die zich meteen liet tutoyeren: Kees. Wijn (Givry) en sterke drank schonk hij in royale mate.
Eenmaal aan het woord hield Van Schooneveld moeilijk op met praten. Zijn scherpe geheugen stond borg voor een onuitputtelijke hoeveelheid verhalen. Als hij naast iemand in een ziekenhuis had gelegen, kon hij jaren later ook diens verhalen nog gedetailleerd navertellen: ‘Hij was de zoon van een aardappelenboer uit Purmerend die…’ In Frankrijk begon hij minstens twee keer per dag over Roman Jakobson (1898-1982), de befaamde Russische taalkundige onder wie hij na de oorlog aan de New-Yorkse Columbia University had gestudeerd en bij wie hij was gepromoveerd. Later maakte hij Jakobson tot belangrijkste auteur van Mouton. Niet zo lang geleden stuurde hij me nog een kopie van een brief waarin iemand schreef dat Jakobson op een college iets positiefs over hem, Van Schooneveld, gezegd had. Daar was hij heel blij mee. De grote collectie Jakobsoniana die middels Van Schooneveld in de Leidse ub terechtkwam, is op zichzelf een proefschrift waard. Men kan daaraan de enorme invloed aflezen die Jakobson kreeg op uitgeverij Mouton, die in de jaren vijftig en zestig de onbetwiste westerse marktleider op het gebeid van slavistiek en taalkunde was.
Van Schooneveld voelde zich als wetenschapper miskend. Een groot theoretisch werk over lexicologie en semantiek had eenwetenschappelijke doorbraak voor hem moeten opleveren. Hij had het er steeds over, maar hij heeft het nooit afgemaakt. Hoe dan ook: Van Schooneveld was een groot verzamelaar. Zijn perfecte Mouton-archief zegt daar eigenlijk alles van. ‘Ik kan niets weggooien,’ zei hij op 2 februari 2001 in een korte toespraak bij de opening van de tentoonstelling ‘Mouton & Co. revisited’ in de Leidse ub.* Ik trof in zijn kelder in Bloomington naast een gigantische bibliotheek (zo’n vijftig stalen kasten) een hele winkel aan van plastic dozen waarin hij zijn leven lang uitgeversfolders had bewaard.
Van Schooneveld was al jaren slecht ter been. In 1997 viel hij na afloop van zijn bezoek aan de ub in Leiden plat op straat neer:
het deed hem ogenschijnlijk niets. Andere kwalen kwamen daarbij. Maar hij bleef actief en broedde op allerlei plannen, zoals de aankoop van een huisje op de Krim. Zijn Russisch was goed, en op zijn oude dag beter dan ooit: aangezien zijn vrouw Dorothy in Genève werkte en hij niet graag de hele dag alleen zat, nodigde hij de laatste jaren steeds Russinnen uit om enkele maanden als conversatiedame bij hem door te brengen. Het e-mailverkeer, verzorgd door zijn vrouw, verbond hem ondertussen met velen in Amerika en Europa. Hij was een gretig afnemer van elektronische nieuwsbulletins, zoals dat van de Wereldomroep. Dorothy printte die voor hem: zelf kon hij niet met een computer overweg. Ik betwijfel ook of hij ooit zelf een brief heeft getikt. Hij was al jaren Amerikaans staatsburger – zijn drie kinderen spreken vermoedelijk geen Nederlands -, maar hij bleef een ouderwetse Hollander met grote behoefte aan gezelligheid en kloek taalgebruik, voor wie men het beste oude boerenkaas en haring als geschenk kon meebrengen.
Op 18 maart 2003 is Kees van Schooneveld onverwachts op tweeëntachtigjarige leeftijd in Vozérier-Amancy gestorven. Zes dagen later is hij aldaar begraven. Een rouwadvertentie in Nederland verscheen veel later, in nrc Handelsblad van 3 mei 2003. In de pers werd zijn dood, voorzover ik weet, verder niet gemeld. Middels zijn archief was Van Schooneveld na een leven van omzwervingen al op eigen wijze thuisgekomen: de Slavische studiezaal in de ‘nieuwe ub’ op de Witte Singel, waar dit archief in een ondergrondse kluis wordt bewaard, bevindt zich volgens zijn mededelingen precies op de plaats waar voordien zijn ouderlijk huis heeft gestaan.
- *
- Zie verder: Jan Paul Hinrichs, The C.H. van Schooneveld Collection in Leiden University Library. Editorial correspondence and documents relating to Mouton & Co., The Hague, and other papers in the fields of Slavistics and linguistics. With contributions by A.Th. Bouwman. Leiden: Leiden University Library, 2001 (Codices manuscripti; 31). De tentoonstelling ‘Mouton & Co. revisited’, die van 2 februari tot 15 maart 2001 in de Leidse ub was te zien, kan men op internet bekijken: klik op ub.leidenuniv.nl/bc door bij Tentoonstellingen.