Henk Romijn Meijer
Dagboek 2007
19 januari 2007
Verhoudingen afgemaakt.1
23 januari 2007
Nu Verhoudingen af is, mis ik het boek – het dagelijks werken eraan. Geen idee wat ik ervan vind – alleen: waar vind ik weer een thema?
9 februari 2007
En zo’n beetje de eerste echte post hier: een kleurenfoto van een baby in een wieg, juichend en met rammelaar – waarop Gerben2 schrijft: ‘Een juichkreet? Is het boek af? – Een aanmoedigingskreet? Ze rammelt met haar rammelaar: haal je de najaarsaanbieding van 2007? Houd goede moed!’
Die moed is eerder nodig om weer nieuwe aarzelingen te overwinnen dan om het boek af te maken dat al een paar weken af is. Han vond het indertijd ‘lastig om te lezen’ en dat lastige dat ik nu zelf ook vind en dat te veel goede wil van de lezer vroeg heb ik er nu wel uitgehaald, zodat Van Oorschot zaliger nagedachtenis misschien wat minder bruut zou zijn dan toen, in ± 1970: ‘en voor een gewone lezer die ik ben stomvervelend.’
Ik moet het dus nu toch naar Tilly3 zien te krijgen voordat de dokteren hun aanslag op me plegen – 12 mrt het ziekenhuis in!
10 mei 2007
Tilly zou opbellen, vanmorgen of vanmiddag – het is 16 uur, ze heeft het nog steeds niet gedaan. ‘Het is er niet van gekomen’ – dat gebeurt wel meer bij haar, maar op den duur komt het goed. Uitgevers zijn geen efficiënte mensen – als ze efficiënt waren zouden ze ws. niet veel goede manuscripten in handen krijgen. Tilly heeft het me vaak gezegd, en het is waar, dat ze erg veel geduld heeft.
Er zijn schrijvers die al schrijvend zoeken naar het thema dat bij ze hoort, maar ik begin meestal pas als het zoeken voorbij is, of het thema zich heeft opgedrongen, zodat ik niet hoefde te zoeken. Het verhaal zit in mijn hoofd, het wacht op een geleide. Maar met Verhoudingen is het heel anders gegaan. Het thema kwam voor als
een minimaal embryootje in een roman die ik schreef kort nadat ik de Reina P.G. had gekregen voor Consternatie – verhalen die vaak om hun geraffineerdheid en hun vorm werden geprezen. Van die roman zag ik gelukkig al gauw dat er weinig was overgebleven van het raffinement en de vormvastheid – hij haalde van alles overhoop dat maar geen hoofdthema wilde worden – themaatjes die weinig met elkaar te maken hadden en elkaar niet raakten. Het boek heette De ontspoorde/gekantelde zegewagen – zoiets, maar alleen voor dat zegewagen kan ik instaan – en het was boos geschreven – boosheid is zelden een goede organisator. Ik denk dat ik het manuscript kwijt ben geraakt – in elk geval weet ik niet meer waar het is en ben ik blij dat het nooit is uitgegeven.4 Ik weet niet meer waarom ik zoveel later (± 1974) opnieuw aan dat thema ging werken of liever in een nieuw boek het thema zonder franje boven haalde en een boek schreef dat nu niet meer De ontspoorde zegewagen (een weinig belovende titel) heette maar Verhoudingen. Omdat Van Oorschot toen mijn Bang weer5 had uitgegeven dacht ik dat hij nu mijn uitgever was. Ik bood hem het manuscript aan en schrok zo van zijn reactie dat ik het boek daarna heb laten liggen, al waren een paar mensen enthousiast (Han, Judith6). De manier waarop hij het weigerde was bruut – ik herinner me eigenlijk alleen: ‘…voor een gewone lezer die ik ben is dit stomvervelend’. Zo verdween het boek min of meer uit mijn gedachten – totdat iemand die ik had verteld dat het bestond zo aandrong om hem het nog te laten lezen. Ik was inmiddels wat zekerder geworden, en degeen die het vroeg was geen Van O. en waardeerde mijn boeken. Toen Gerben het had gelezen was hij zo enthousiast dat ik weer belangstelling kreeg.
Nu ik het weer eens las begreep ik Van O. ’s brute reactie wel wat beter – het
boek was ‘moeilijk’ geschreven – Han zei het ook – het rekende een beetje experimenteel op de bereidheid van de lezer om suggesties aan te vullen etc. – misschien omdat ik Faulkner had gelezen – in ieder geval ging ik, na Gerbens reactie (en ook, voorzichtig, die van Tilly die ik het boek had laten lezen) – van de zomer weer aan het werk – in Parijs, op een stoep, bedacht ik me opeens dat het in de ik-vorm moest – een inspiratie die ik weet niet waar vandaan kwam – en die me het schrijven hoe dan ook veel makkelijker maakte. En zo is het eindelijk een heel nieuw boek geworden dat geen moment afwijkt van zijn thema.
Nu is het themaatje van zo’n vijftig jaar geleden allesoverheersend geworden, en zonder ingewikkelde suggesties verteld. Ik heb er die hele zomer aan gewerkt maar ik geloof dat ik geloof dat ik dat al gezegd heb. Nu is Verhoudingen een boek dat zich vrijwel uitsluitend afspeelt in twee kamers en de overloop daartussen op de vierde verdieping van een kleurloos rijtjeshuis in Amsterdam-W. Eindelijk is het thema tot zijn recht gekomen – het recht dat het zich zoveel jaren niet durfde toeëigenen – het thema dat ik zonder aandringen van Gerben (en ook van Tilly, op de achtergrond) misschien nooit meer zou hebben opgevat. Herkende ik het niet, vertrouwde ik het niet, durfde ik het niet aan? In elk geval heeft het zich hersteld van Van O. ’s harde trap.
- 1
- Verhoudingen, Amsterdam 2007.
- 2
- Gerben Wynia.
- 3
- Tilly Hermans, Romijn Meijers uitgever.
- 4
- De ontspoorde zegewagen werd in 1958 geweigerd door de uitgeverijen J.M. Meulenhoff en D.A. Daamen (zie pagina 136). Het typoscript bevindt zich in het archief van het Letterkundig Museum te Den Haag.
- 5
- Bang weer verscheen in 1974.
- 6
- J.J. Voskuil, Judith Herzberg.