Hans van Straten+
De wraak van de schoppenvrouw
Een occulte graaf bij Poesjkin
Wat is de beroemdste novelle uit de wereldliteratuur? Eigenlijk hou ik niet van zulke vragen, die doen mij te veel denken aan de wereld van de topsport. Maar als iemand mij met een pistool op mijn borst ernaar vroeg, zou ik onmiddellijk antwoorden: Schoppenvrouw van Alexander Poesjkin.
Het is de eerste novelle geweest die ik heb gelezen. Schoppenvrouw stond, in een corrupte vertaling en nog sterk bekort ook, in een voddig blaadje dat Ideaal heette. Dat is pas roem! Ik was tien jaar en lag op bed met mijn zoveelste bronchitis. Nooit ben ik de fascinatie vergeten die er van dit verhaal uitging. Telkens als ik het weer ergens tegenkwam, herlas ik het. Meestal in Duitse en Engelse bloemlezingen, maar eindelijk toch ook weer in het Nederlands, in het eerste Poesjkin-deel van de Russische bibliotheek.
Waarom is dit verhaal zo beroemd? Ik denk dat het hierdoor komt. Schoppenvrouw is het eerste voorbeeld van een snel populair geworden verhaaltype, dat karakteristiek is voor de moderne novelle: de held die een strik spant waarin hij onbedoeld zelf zijn hoofd gaat steken.
Een wat zielig meisje, Lizaweta, pleegdochter van een stokoude gravin, ontdekt dat op straat een jonge officier naar haar raam staat te kijken. Hoewel Petersburg dik onder de sneeuw ligt, houdt hij dit uren vol en de volgende dag staat hij er weer. Na enkele dagen speelt hij haar een briefje in handen. Er ontwikkelt zich een geheime correspondentie. Ten slotte nodigt zij hem uit om ’s nachts, als zij met de gravin naar een bal is, het huis binnen te dringen en zich in haar kamer te verstoppen.
Maar Hermann is het niet om Lizaweta begonnen. Een kleinzoon van de gravin, ook officier, heeft zich tijdens het kaartspel laten ontvallen dat zijn grootmoeder over een geheim beschikt. In haar jeugd had zij met haar man Parijs bezocht, waar zij meteen ‘zeer in de mode’ was geweest. Daar had zij met kaarten een vermogen verspeeld. In haar wanhoop had zij zich gewend tot de schatrijke graaf van Saint-Germain. Die wilde haar wel helpen, maar niet met geld. Hij vertelde haar hoe zij, spelend tegen de bank, haar vermogen kon terugwinnen. Daarvoor moest zij achtereenvolgens drie bepaalde kaarten uitspelen en inderdaad wist zij op die manier haar verlies weer goed te maken.
Hermann is door dit verhaal geobsedeerd. Het geheim van die drie kaarten heeft de
gravin nooit willen prijsgeven, maar hij wil een poging wagen. Via Lizaweta wil hij het mens benaderen. Waarom zou zij, aan het eind van haar leven, dit geheim niet met hem willen delen?
’s Nachts, het bal is in volle gang, sluipt hij langs de slapende portier het verlaten huis binnen. Als de gravin is thuisgekomen en nog wat zit te dommelen in een leunstoel, betreedt hij haar kamer. Hij vraagt naar het geheim en als zij geen antwoord geeft, trekt hij zijn pistool. De vrouw schrikt zo hevig, dat zij dood in elkaar zakt.
Na haar begrafenis wordt Hermann ’s nachts wakker. Een vrouw in het wit verschijnt in zijn kamer en onthult het geheim: ‘De drie, de zeven en het aas, achter elkaar uitgespeeld, zullen je fortuin brengen.’ En jawel, als hij in een ‘club van vermogende spelers’ de drie uitspeelt, wint hij 47.000 roebel. Een volgende avond brengt hem het dubbele op, maar als hij zijn derde kaart neerlegt, gaat het mis. Die kaart blijkt geen aas te zijn, maar schoppenvrouw.
‘Op dat ogenblik scheen het hem toe, alsof de schoppenvrouw met haar ogen flikkerde en hem uitlachte. Hij werd getroffen door een wonderbaarlijke gelijkenis…
– Het is de oude vrouw! riep hij ontsteld.’
Merkwaardig detail: die graaf van Saint-Germain is geen fictieve figuur. Hij heeft werkelijk bestaan. Poesjkin vertelt dat hij voorkomt in de memoires van Casanova en dat is
geen verzinsel. De graaf was een door Europa rondtrekkende avonturier, net als Casanova, maar veel beroemder.
Tegenwoordig is die belangstelling sterk teruggelopen. De aan hem gewijde ruimte in de encyclopedieën wordt steeds kleiner: in de eerste druk van de Larousse (1865 -) was het zevenduizend woorden, in de laatste nauwelijks tweehonderd. Casanova leeft voort door zijn memoires, maar van Saint-Germain zijn geen memoires bekend. Ook geen dagboek. Zijn schaarse biografieën bestaan voornamelijk uit hiaten. We weten niet eens wanneer en waar hij is geboren.
Meestal wordt zijn herkomst gezocht in Spanje. Daar was koning Karel ii, laatste telg uit het Spaans-Habsburgse huis, in 1689 weduwnaar geworden, zonder dat zijn vrouw een troonopvolger op de wereld had gezet. Dit wekte onrust in Wenen: als Karel kinderloos stierf, zou het Europese machtsevenwicht ernstig worden verstoord. De Franse koning Lodewijk xiv had de Spaanse troon allang aan een Bourbon toebedacht.
Wat te doen? Karel, toen achtentwintig jaar, moest maar hertrouwen, hoewel allang werd vermoed dat hij impotent was. Er werd een nieuwe gade voor hem gevonden in de persoon van een Duitse prinses, Marie Anna von Pfalz-Neuburg, een gerenommeerde mannengek. In januari 1690 aanvaardde zij via de Spaanse Nederlanden de reis naar Madrid. Voor de gezelligheid kreeg zij, hartstochtelijk muziekliefhebster als zij was, een Italiaanse muzikant mee, met wie zij het uitstekend kon vinden. De begeleider van het gezelschap werd nauwkeurig geïnstrueerd: alles moest in het werk worden gesteld om de opbloeiende romance tussen die twee te verhevigen.
De 27ste januari gingen zij in Vlissingen op de boot. Aan het streng-katholieke Spaanse hof werd zij ontvangen door een deputatie grandes onder aanvoering van de markies del Carpio, die hoopvol bij de reisleider informeerde: ‘Is zij zwanger?’ Want daarop was iedereen gespitst. De bruid moest zo gauw mogelijk in verwachting raken, het gaf niet van wie. Helaas, dit gebeurde niet en toen Karel in 1699 overleed, was de wieg nog altijd leeg.
Dat werd vechten in Europa. In 1701 brak de Spaanse Successie-oorlog uit. Karel zelf had Philips van Anjou als zijn opvolger aangewezen, een kleinzoon van Lodewijk xiv. Daar ging de koning gretig op in, maar Oostenrijk en Engeland verzetten zich en kregen de Republiek mee – geen wonder, onze stadhouder Willem iii was sinds 1689 ook koning van Engeland.
In 1706, de oorlog was nog lang niet afgelopen, verliet de koningin Madrid om zich te vestigen in Bayonne. Daar is zij, aanvankelijk in gezelschap van een bankier, blijven wonen tot haar dood in 1740. Volgens de legende heeft zij daar (of misschien al eerder?) een kind ter wereld gebracht, van wie een schatrijke Portugese jood de vader zou zijn.
Was hij misschien dezelfde als die bankier? Of was hij identiek met een niet-adellijke minister van financiën, die zij in Madrid had aangesteld? Of – derde mogelijkheid – ging het telkens om één en dezelfde persoon?
Er waren meer problemen. Was haar zwangerschap soms aanleiding geweest tot haar vlucht? En was het kind de latere graaf van Saint-Germain? Al deze vragen zijn vaker gesteld, maar er is nooit een bevredigend antwoord gekomen.
Over de jeugd van de ‘graaf’ is niets bekend. Wel weten we dat hij als jongeman naar
Italië is gegaan, waar hij zich ‘marquis van Montferrat’ noemde, hoewel hij ook de titel ‘graaf van Aymar’ heeft gevoerd (een Spaanse jezuïet van die naam is ook wel als zijn vader aangewezen).
Hij werd naar Parijs gehaald door de maarschalk Belle-Isle, die hem in Duitsland had ontmoet. Daar heette hij graaf van Saint-Germain en onder die naam werd hij in 1757 door de maarschalk geïntroduceerd aan het Franse hof. Frankrijk was sinds een jaar verwikkeld in een oorlog die later, bij gebrek aan beter, de Zevenjarige werd genoemd, maar de belangstelling van koning Lodewijk xv werd voornamelijk in beslag genomen door zijn nieuwe gast. Zijn charmante omgangsvormen, zijn ongeëvenaard verteltalent en zijn onmetelijke rijkdom maakten grote indruk op de koning en zijn maîtresse, madame de Pompadour.
De graaf was een overrompelende raconteur. Toen zij hem eens vroeg wat de Franse koning Frans i (1494-1547) eigenlijk voor een man was geweest, wist hij zo’n levendig portret van hem te tekenen, dat zij verbaasd uitriep: ‘Het lijkt wel of u hem persoonlijk hebt ontmoet!’ Dat wilde hij niet ontkennen. Karel v, Hendrik viii, Wallenstein, Gustaaf Adolf, Catharina de Médicis, Margareta van Valois, Maria Stuart, als je hem hoorde vertellen had hij ze allemaal van nabij gekend. Maar als dat waar was, moest hij al honderden jaren op de wereld zijn! Sterker: ook Jezus en Pilatus hadden tot zijn kennissenkring behoord. Hoe oud mocht hij dan wel wezen? Als er zulke vragen werden gesteld, glimlachte hij beleefd en ging over op een ander onderwerp.
Hij maakte geen geheim van zijn rijkdom. Hij bezat geen landgoederen, geen kastelen, geen banktegoeden, maar voerde zijn bezit in een kistje met zich mee. Zijn verzameling diamanten was adembenemend. Daar waren exemplaren bij ter grootte van een ei, en allemaal loepzuiver.
Waren die wel echt? Saint-Germain hield zich ook bezig met chemie en zelfs met alchimie. Had hij de Steen der Wijzen ontdekt? Toen hij liet doorschemeren dat hij die grote diamanten had verkregen door versmelting van kleinere, stelde de koning enkele vertrekken in het kasteel Chambord tot zijn beschikking, daar mocht hij een scheikundig laboratorium inrichten. Wie weet wat de koning wel van hem verwachtte.
Een andere uitvinding van hem was een levenselixer, een drankje dat de gebruiker onsterfelijk maakte. Voor wie het interesseert, geef ik hier het recept: een extract van sennebladen, gedroogde vlierbloemen, anijszaad, venkelzaad en cremor: tart: of wel tartras kalicus acidus (met die sennebladen moet je wel voorzichtig zijn, want die werken sterk laxerend). Tot ver in de negentiende eeuw is dit wondermiddel in Nederlandse apotheken verkrijgbaar geweest onder de naam Saint-Germainthee.
In 1760 was de Zevenjarige Oorlog vier jaar aan de gang en Lodewijk xv had meer dan genoeg van deze geldverslindende onderneming. Op zijn verzoek begaf Saint-Germain zich naar Den Haag om contact op te nemen met de hertog van Brunswijk, uit onze vaderlandse geschiedenis bekend als de voogd van de toen twaalfjarige prins Willem v. Met zijn hulp wilde de koning tot een afzonderlijke vrede komen met Pruisen. Deze opdracht werd zorgvuldig geheim gehouden voor ’s konings eerste minister, de hertog van Choiseul.
In Den Haag wekte Saint-Germains verschijning groot opzien, zo lezen we in een zeldzaam boekje uit 1869, Historische herinneringen uit de achttiende eeuw, van jhr C.A. van Sypestein. De faam van de graaf was ook in de Nederlanden doorgedrongen. Hij liet uiteraard niemand weten wat het doel was van zijn missie, maar deed het voorkomen of hij in Amsterdam geld kwam lenen voor Lodewijk xv. Daarvoor zou hij diamanten in onderpand geven. Casanova vertelt dat hij de Amsterdamse bankier Hope, met wie hij bevriend was, heeft gewaarschuwd dat die diamanten best vals konden zijn. (Histoire de ma vie, ed. 1966, vi, 36).
Toen dit Saint-Germain ter ore kwam, werd hij woedend en stelde alles in het werk om de echtheid van zijn diamanten te bewijzen. Toch sprong de lening af, wat de graaf allerminst verdroot: hij was immers met een andere opdracht naar Holland gekomen.
Zoals hij had kunnen verwachten, lekte zijn contact met Brunswijk spoedig uit. Het gerucht bereikte de oren van de Franse gezant in Den Haag, de graaf D’Affry, die verbijsterd was toen hij hoorde dat zijn eigen majesteit hem als onderhandelaar had gepasseerd voor een dubieuze figuur als Saint-Germain. Per speciale koerier stuurde hij een brief naar Choiseul die, niet minder verbijsterd, zich spoorslags wendde tot de Staten-Generaal in Den Haag. Hij verzocht de hoogmogende heren de graaf onmiddellijk in zijn kraag te vatten en gevankelijk op te sturen naar Parijs.
Aan dit verzoek wilden de heren wel voldoen, maar zij haastten zich niet en Saint-Germain kreeg een wenk: hij moest zo gauw mogelijk zien weg te komen. Volgens Casanova vertrok hij op 16 april 1760 via Emden naar Engeland (Hist. vi, 39), waar hij zich, net als bij een vroeger bezoek, ‘Ridder Welldone’ noemde.
In de London Chronicle van 3 juni verscheen een artikel van een journalist die uitstekend over ridder Welldone was geïnformeerd (of de ridder er misschien zelf de hand in heeft gehad, vermeldt de historie niet). Het artikel telde 1700 woorden en werd ruim een eeuw later nog in extenso opgenomen in de eerste Larousse.
Eén anekdote uit dit artikel trekt de aandacht, omdat een echo ervan verneembaar is in Schoppenvrouw. Een dame uit betere kringen, die haar schoonheid langzaam maar zeker zag verwelken, riep de hulp in van de graaf. Zij had bij geruchte vernomen dat hij over een geheim middel beschikte, een middel dat de verwoestingen van de ouderdom ongedaan kon maken. Wilde hij haar met dit middel bekend maken? De occulte graaf, getroffen door de nood waarin de vrouw verkeerde, beloofde haar te helpen en de volgende dag bracht hij haar een flesje. Daaruit moest zij, bij een bepaalde stand van de maan, tien druppels innemen.
Zij borg het flesje op en liet haar kameniers weten dat dit een middel was tegen koliek. Diezelfde avond werd een van de vrouwen bezocht door een hevige darmloop. In haar onschuld ontkurkte zij het flesje en dronk het in één teug leeg.
De volgende ochtend, thuiskomend van een bal, riep de dame haar juffers bij zich om haar te helpen bij het uitkleden. Tot haar verbazing ontdekte zij onder hen een meisje dat zij niet kende.
‘Wat doe jij hier?’ riep zij uit. ‘Jou heb ik niet aangesteld! Ga maar gauw weer weg.’
Zij luidde de bel en riep om Radegonde, de vrouw die, buiten haar medeweten, het flesje had leeggedronken.
‘Radegonde? Maar mevrouw, dat ben ik!’ zei het meisje. ‘Herkent u mij niet?’ Zij keek in de spiegel en zag tot haar verrassing een blozende jongedochter van zestien jaar, terwijl zij toch al vijfenveertig was.
De overeenkomst met Schoppenvrouw, althans met een passage daaruit, is evident. Poesjkin moet, zo niet het verslag uit de London Chronicle, dan toch deze anekdote hebben gekend. De vrouw die zich in nood wendt tot Saint-Germain en hem een geheim weet te ontfutselen, heeft hij virtuoos in zijn verhaal verwerkt.
In Engeland is de graaf niet lang gebleven. In 1762 bevond hij zich in St. Petersburg, waar hij een belangrijke rol zou hebben gespeeld bij de militaire putsch die tsaar Peter iii het leven heeft gekost en zijn vrouw Catharina op de troon gebracht. ‘Ongetwijfeld een occulte rol,’ schrijft Larousse ironisch, want de geschiedschrijvers maken geen melding van ’s graven aanwezigheid tijdens de revolutie. Maar de legende laat Catharina hem tot generaal-majoor benoemen en later zou hij zich in Italië bij feestelijke gelegenheden in Russisch generaalsuniform hebben vertoond onder de naam ‘graaf Soltikoff’.
Ondanks zijn onsterfelijkheidsdrank is hij in 1784 gestorven, aan reumatiek. Hij had jaren gewerkt in een schuur te Eckernförde in Sleeswijk, die zijn vriend landgraaf Karel van Hessen voor hem had gekocht. Samen hadden zij daar onderzoek gedaan op het gebied van de occulte wetenschappen. Maar die schuur was kil en vochtig, daar hielp geen elixer tegen.
Vijftien jaar later werd Poesjkin geboren. Die hoefde natuurlijk niet occult onderlegd te zijn om te weten wat schoppenvrouw in de kaartlegkunde, de cartomancie, betekent: tegenslag, ongeluk, rampspoed.
- +
- Hans van Straten (1923) publiceerde onder meer Hendrik Nicolaas Werkman, de drukker van het paradijs (1963), De omgevallen boekenkast (1987), Opmars der plagiatoren (1993) en Multatuli, van blanke radja tot bedelman (1995).