Hans van Straten+
‘Bloed wilden ze zien!’
Westman’s Wereld (1982) van Erik Lankester
In 1971 werden de Zwarte Beertjes van uitgeverij Bruna uitgebreid met twee opmerkelijke subreeksen, op de rug herkenbaar door de letters cc – dat waren de Crime Classics – en feh: een afkorting van Fantasy en Horror.
De eerste reeks moest het opnemen tegen concurrerende reeksen van Sijthoff en De Arbeiderspers, maar Fantasy en Horror hoefde het terrein alleen te delen met Bert Bakker, die incidenteel fantasy-boeken van onder meer Lord Dunsany op de markt bracht. Misschien daardoor kwam bij Bruna de nadruk te liggen op horror: griezelromans en dito verhalenbundels van onder meer H.P. Lovecraft, Robert E. Howard, Clark Ashton Smith, maar ook klassieken als Frankenstein van Mary Shelley en Dracula van Bram Stoker, en werk van Nederlandstalige auteurs: Eddy C. Bertin, Ef Leonard en Anton Quintana.
Beide reeksen stonden onder redactie van Erik Lankester (1932). Na zijn vertrek bij Bruna in april 1975 – waarover aanstonds meer – werden ze spoedig stopgezet. Van de feh-tjes waren er toen 29 verschenen (de nummering liep door tot 31, maar de nummers 27 en 28 ontbraken), van de cc-tjes 22. Sindsdien zijn die 51 boekjes collector’s items.
Lankester opende in Amsterdam een van de kleinste antiquariaten van Nederland, ‘Westman’s Winkel’, Korte Lijnbaanssteeg 1, een fantastisch boekenhol dat nog steeds bestaat. Onder de naam ‘Erik L. Westman’ (een anagram van Wim Lankester, zoals zijn officiële naam luidt) had hij in de jaren vijftig bescheiden naam gemaakt als cartoonist in Zweden. In 1980 begon hij met het samenstellen van bloemlezingen voor diverse uitgevers. Enkele titels: Van Edgar Allan Poe tot Roald Dahl; In de grafkelder; Met vrouwelijk venijn; De detective is een vrouw; Zuid-amerikaanse misdaadverhalen; Nachtmerrie in groen; Van lichtelijk
luguber tot meedogenloos macaber; Van Jules Verne tot Isaac Asimov. In totaal ontvangt hij nog steeds leenvergoeding voor 48 titels (verschenen bij Bruna, Loeb, Sijthoff en Hema) die door hem zijn samengesteld, geredigeerd of vertaald en in alle gevallen voorzien van een soms zeer instructief voor- of nawoord. Ongeveer tweederde daarvan zijn bloemlezingen, waarmee Lankester nèt niet het record van de knip- en plakfabriek Leonard de Vries wist te evenaren.
In februari 1982 ontving ik het eerste nummer van Lankesters eenmanstijdschrift Westman’s Wereld. Het bestond uit één A4-tje, aan beide kanten bedrukt. Dat nummer werd gratis verspreid. Toen alle exemplaren de deur uit waren, kwam er een tweede versie, die er heel anders uitzag. Het A4-tje was nu op zijn kant gelegd en door het zetsel dichter tegen elkaar te schuiven hield de redacteur ruimte over voor een illustratie, meestal een collage van plaatjes uit de vorige eeuw. Alle volgende nummers zouden met antieke illustraties of collages worden opgeluisterd.
Om de kosten te drukken paste Lankester een opmerkelijk procédé toe. Elk verhaal dat bestemd was voor Westman’s Wereld stuurde hij eerst naar Propria Cures, het Amsterdamse studentenblad. Zodra het nummer met zijn verhaal was verschenen, knipte hij de kolommen met zijn tekst uit en plakte die op zijn A4-tje. Ook de koppen waren plakwerk. Daarin was hij zeer knap.
Later zou hij zich niet zonder trots herinneren dat zijn leraar in de typografie niemand minder was geweest dan de uitgever A.A.M. Stols. In 1950, hij was toen dus achttien jaar, had Lankester een baantje gehad hij Elsevier. Daar deelde hij een kamer met Stols, die uit geldnood de typografie verzorgde van de Atlas van de Westerse Beschaving. Op een dag had Lankester het gewaagd hem iets te vragen.
‘Meneer Stols, waarop komt het nu eigenlijk aan in de typografie?’ Hij had verwacht iets te horen over fraaie lettertypen of handgeschept Oudhollands papier, maar Stols zei dat het in hoofdzaak ging om de gulden snede en legde uit wat dit inhield; ook wat kopwit was en staartwit en gerezen wit leerde hij van Stols.
Westman’s Wereld zag er dus heel anders uit dan pc. De redacteur maakte voor zijn koppen veel gebruik van de Broadway, een Art Deco-letter die in de jaren ’70 een tweede jeugd beleefde in de reclame (Stols zou liever de hand aan zichzelf hebben geslagen dan deze letter toe te passen!).
In dat eerste nummer nam Lankester zijn concurrent Martin Ros, redacteur bij De Arbeiderspers, op de hak. Beiden hadden begin jaren zeventig tot taak een misdaadreeks op te zetten, Lankester de Crime Classics, Ros de Crime de la Crime. En dan mocht Ros wel van boeken bezeten zijn, van de misdaadliteratuur had hij weinig kaas gegeten. Gelukkig was er juist een omvangrijk Amerikaans lexicon verschenen, A Catalogue of Crime, Being a Reader’s Guide to the Literature of Mystery, Detection & Related Genres (Harper & Row, 1971). Lankester beschikte natuurlijk over hetzelfde naslagwerk, maar hij had, anders dan Ros, een sterke persoonlijke affiniteit met het misdaadgenre.
Het leek Ros het beste tot een onderlinge afbakening van het terrein te komen en daar had Lankester niets tegen. Zij troffen elkaar dus enkele malen, soms in Hotel Polen, soms
op de kamer van Ab Visser, toen adviseur van Bruna. Komisch genoeg raakten Ros en Lankester met elkaar slaags om Uncle Silas, een Victoriaanse griezelroman van Sheridan Le Fanu. Geen van beiden wist blijkbaar dat daarvan al een uitstekende vertaling bestond van C. Buddingh’, verschenen bij Capitool, een obscuur uitgeverijtje in Dordrecht.
In het Utrechts Nieuwsblad van 20 februari 1982 schreef ik over dit eerste nummer onder meer: ‘Hoogtepunt werd de strijd om de classic At the Villa Rose, een vrijwel vergeten werkje van A.E.W. Mason uit 1910, dat echter in de breinen van beide concurrenten aanzwol tot gigantische afmetingen. Bruna won de slag. Verder kan men lezen hoe er ten behoeve van crime-criticus Ab Visser een fles Rémy Martin wordt gekaapt uit de drankkast van directeur Abs Bruna, hoe Annie M.G. Schmidt boos wegloopt bij De Arbeiderspers om bij Querido een nieuw nest te vinden en hoe de ap blijft zitten met een pakhuis vol onverkoopbare boeken van Dashiell Hammett. Kortom, een vinnig kijkje achter de schermen, dat wat belooft voor de volgende nummers.’
Vrij Nederland-redacteur Lex Runderkamp besprak ww 1 en zijn redacteur in het nummer van 13 maart 1982. Hij schreef onder meer: ‘Het Leven van Lankester is dat van iemand die altijd gepasseerd is, zich altijd miskend heeft gevoeld; doorgaans ontwikkelt zo iemand zich tot een onuitstaanbare zuurpruim, maar Lankester heeft van zijn zwakte een sterk wapen gemaakt: hij kan er heel luchthartig over schrijven.’
Lankesters ingezonden reactie, twee weken later: ‘Het enige kleine en, gezien de lengte van het stuk, zéér overkomelijke bezwaar dat ik tegen Lex Runderkamps artikel zou kunnen aanvoeren is, dat ik mezelf er absoluut niet in herken. Ik heb me namelijk nooit miskend, gepasseerd of wat dan ook gevoeld. Integendeel, ik heb bij Bruna kunnen doen en schrijven wat ik wou; nooit een bemoeial die in je teksten ging zitten schrappen of veranderen, iets wat ik zo graag bij anderen doe, maar wat men mij niet moet flikken. En gepasseerd? Wat heet gepasseerd? Als een directeur van een bedrijf (waar je bij staat!) een groentje in huis haalt en dit benoemt tot je op één na hoogste chef, zit er maar één ding op: gewoon meteen opstappen. […] Mijn irritaties en frustraties hebben uitsluitend betrekking op de Arrogantie, de Domheid, de IJdelheid, de Willekeur, het Gebrek aan Fantasie van de Macht, die ik in de uitgeverswereld vijftien jaar achtereen heb ervaren. Met één uitzondering: ex-Meulenhoff-directeur Rienk Visser, van wie ik veel heb geleerd (sprak Nescio’s oue sok, en dat zeg ik hem hier na).’
Nummer 2, dat als prijs f 2,50 vermeldde, droeg als titel De Ondergang van het Kasteel Bruna, een toespeling op het verhaal The Fall of the House of Usher van Edgar Allan Poe. Want het ging niet goed met Bruna. Twee redacteuren, Wim van Beusekom en Dieneke Corvers, hadden de bui al zien hangen en waren eind 1974/begin 1975 vertrokken, de een naar De Bezige Bij, de ander naar De Harmonie.
In april 1975 ging Lankester met ziekteverlof. Er was boven hem een chef aangesteld die weliswaar was afgestudeerd in de rechten, maar geen ervaring had in het uitgeversvak. Bij zijn terugkomst werd duidelijk dat Bruna hem kwijt wilde. Op een dag las hij in de agenda van directeur Jan Buis: 3 uur, Erik Lankester knippen en scheren. Buis opende het onderhoud door zijn werknemer uit te schelden.
‘Ik scheld in zo’n geval altijd meteen terug en omdat ik veel hard-boiled thrillers persklaar heb gemaakt, beschik ik over een klein maar doeltreffend repertoire. Jan Buis verwachttekennelijk een stortvloed van krachttermen terug van mijn kant, want hij zette de deur wagenwijd open. Maar ik zweeg. Wat was er met mij aan de hand? Ik leek wel eenzombie. Ik zat erbij en keek ernaar.’
Wilde Buis het ontslag forceren?
Natuurlijk liep het allemaal met een sisser af en werden de salarisbetalingen al spoedig hervat, want er was helemaal geen reden voor zo’n ontslag, behalve misschien als ik in het bijzijn van personeel had teruggescholden. Waarom deed ik dat niet? Bestaat er dan toch een God? Mijn vrouw zei later: “Heb je er iets van gemerkt? Dat ik stiekem drie valiumpjes in je thee had gedaan?”’
Na nummer 2 kregen alle nummers een naam. No. 3 was het Queen of Crime-nummer (nog meer herinneringen aan Bruna), no. 4 het Kruimeltje-nummer. Kruimeltje-nummer? Jawel. Het was Lankester opgevallen dat een nieuwe druk van Kruimeltje, het kinderboek van Christiaan van Abkoude uit 1922, met een andere zin begon dan de vorige drukken. Oorspronkelijk had er gestaan: ‘D’r uit of ik trap je d’r uit!’ Dat riep een bakker tegen Kruimeltje, de Rotterdamse straatjongen die om een krentenbol had gevraagd, omdat hij niets te eten had. Maar in nieuwe drukken had uitgeverij Kluitman die beginzin veranderd in ‘D’r uit en geen praatjes!’ En dat was niet het enige. Het hele boek was – op initiatief van een commissie! – gekuist, gefatsoeneerd en had daarmee zijn echtheid verloren. Daartegen tekende hij protest aan: Kluitman, d’r uit, man!
Op de achterkant bleek dat er nóg een Kruimeltje was voor wie Lankester opkwam: Hans Plomp. Uitgeverij In de Knipscheer had een verhalenbundel van hem uitgegeven, Gedroomde reizen met vrouwen. Die werd in de HP besproken door Jaap Goedegebuure, dat wil zeggen, die besprak één verhaal en liet daar weinig van heel. Plomp protesteerde met een ingezonden stuk, maar daar schoot hij weinig mee op. Ook Willem Frederik Hermans, uitgenodigd zijn artikel ‘Dag dokter!’ af te staan voor een medische-verhalenanthologie, kreeg en passant het Kruimeltje-nummer onder ogen en reageerde aldus: ‘Geachte Heer Lankester, Nee, het spijt me wel, maar van mij moogt u niets overnemen in die door uw [sic] geplande verschrikkelijke bloemlezing. Uw bijgevoegde uitstekende beschouwingen over Goedegebuure en Kluitman las ik met instemming. Vr. gr. W.F. Hermans’ (brief van 5 oktober 1982).
Westman’s Wereld opende nu een campagne tegen Goedegebuure: bij ww 4 werd een enquêteformulier ingesloten. De lezers konden kiezen wat er met deze recensent moest gebeuren. Afdanken, handhaven of meer ruimte ter beschikking stellen? Of veel ww-lezers hun formulier hebben ingevuld en opgestuurd, weten we niet, maar Goedegebuure bleef zitten waar hij zat en zit daar nog steeds. Hij kreeg zelfs meer ruimte.
ww 5, het Xaviera Hollander-nummer, zag er iets anders uit dan de voorgaande nummers. De kolommen waren niet uit pc geknipt, maar uitgetikt op de ibm en op het kopieerapparaat verkleind.
Xaviera Hollander, pseudoniem van Vera de Vries, was de dochter van Mick de Vries, een
studievriend van Vestdijk. Zij was Amerika uitgezet omdat zij een call girl-organisatie runde. Daarover had zij een boek geschreven dat haar beroemd zou maken: The Happy Hooker, waarvan vijf miljoen Dell-pockets – Dell-pockets! Je kiest de juiste naam of je kiest er géén – waren verkocht. In 1982 verscheen de vertaling. Lankester woonde de signeersessie bij in de Amsterdamse Bijenkorf en bracht daarvan enthousiast verslag uit. In twee uur tijd had zij 420 exemplaren van haar handtekening voorzien.
Het zesde nummer heette het Nescio-Reve-nummer, Nescio omdat de eerste zin en de laatste persiflages waren op de eerste en de laatste zin van ‘De uitvreter’, Reve omdat er een Broom over Reve in stond. Het verhaal zelf gaat in hoofdzaak over Yvonne, de vrouw van Peter Loeb, de uitgever voor wie Lankester verhalenbundels samenstelde.
Met uitgeverij Sijthoff kwam Lankester in aanvaring toen hij een verhaal van Agatha Christie, waarvan Sijthoff de rechten bezat, in een bloemlezing wilde opnemen. In ww 7, het Cat People-nummer, vertelde hij dat Sijthoff een bewaker had neergezet bij het kopieerapparaat in het Hoofdpostkantoor. Dat was natuurlijk malligheid, maar aan Doris Grootenboer onthulde hij (Algemeen Dagblad, 17 december 1982) dat zijn schotschriften deels waar, deels verzonnen waren: ‘Ik schrijf geen verslagen, maar verhalen met levende ingrediënten; als het verhaal niet aardig genoeg dreigt te worden, geef ik er een krankzinnige draai aan; ik vind dat je de waarheid mag liegen.’
Hoe het Lankester lukte een door hem voor Peter Loeb vertaalde roman van James M. Cain (niet The postman always rings twice, die zat al in Crime de la Crime van de ap) te laten bespreken in Vrij Nederland, en zo een weddenschap om drie mille van Loeb te winnen, lezen wij in ww 8. Waarheid of verzinsel? Amusant is het verhaal wel. De grote ver(t)rossing (ww 9) is het verslag van een door Martin Ros gepresenteerd tv-programma over de misdaadroman, waarin de auteurs van andere uitgeverijen bekwaam de mond werd gesnoerd.
De jaargang werd besloten met het Ape Men-nummer, waarin onder meer een brief aan Carmiggelt was opgenomen. Die had eerder gepubliceerde, maar niet gebundelde cursiefjes laten drukken in afzonderlijke uitgaven, helaas als lelijk handelsdrukwerk. Hij kreeg van de redacteur een (duce) Graphospen aangeboden, ‘waarmee je van je teksten puntgave cameraklare modellen kunt vervaardigen’. Gezegd moet worden dat Lankester zelf beschikt over een benijdenswaardig fraai, karakteristiek handschrift.
Op de nieuwe jaargang kon men zich abonneren voor een tientje. Wie niet betaalde, werd uit het bestand gelicht ‘en kwam er nooit meer in’. Westman’s Wereld had eind 1982 honderdtwintig abonnees, onder wie Bekende Nederlanders als Dirk Baartse, Camiel Hamans, G.J. Hemmink, Anton Hermus, Margreet Hirs, W.L. Idema, Frans de Jong, Guus Luijters, Joost Nijsen, Bob Polak, H. Polzer, Aart Prins, Louis Putman, Vic van de Reijt,
Tom Rooduijn, Edith Visser en Thijs Wierema. Ethel Portnoy kreeg het blad gratis, zij had haar essay over de vampier afgestaan voor de feh-bundel Vampier, vampier, bijt me nog een keer.
Een mooi gezelschap, maar de meesten vergaten hun tientje te storten. Het liet ze koud dat ze voorgoed als abonnee werden geschrapt. ww ging het nieuwe jaar in met twintig abonnees. Waarom hadden de anderen afgehaakt? Waarom plaatste pc zijn verhalen niet meer? Lankester nu, terugkijkend: ‘ww wendde zich steeds meer af van de domme, arrogante, bedreigende, ijdele mannenwereld en creëerde met Yvonne, Xaviera en Yoka Berretty een wereld van geïdealiseerde vrouwen. Maar daarin waren de lezers niet geïnteresseerd. Bloed wilden ze zien! De dichter Brodsky was gestorven met de glimlach van Jeanne Moreau voor ogen. Die kant ging ww op.
Maar daar was geen markt voor.’
- +
- Hans van Straten (1923) publiceerde eerder in De Parelduiker over Poesjkin.