Frans Oerlemans en Peter Janzen+
Och, we kunnen met zoo weinig, dat zoo veel is, zoo eindeloos gelukkig zijn!
Uit het dagboek van Jan Veth
In het Amsterdamse Rijksprentenkabinet bevindt zich het origineel van het niet eerder gepubliceerde dagboekje van Jan Veth. In telegramstijl en vaak slordig schrijft Veth daarin over zichzelf, zijn familie, zijn vrienden en over zijn verblijf in Brussel en ‘het bedevaartsoord’ La Roche.1 Het dagboekje, dat op 5 augustus 1884 begint en op 25 augustus van dat jaar eindigt, beslaat ongeveer de drie weken die Jan Veth met Willem Kloos als gastheer in België doorbrengt. Bij Willem Kloos in Brussel loopt ook Albert Verwey rond en Franc van der Goes, op doorreis naar Nederland, blijft eveneens een nachtje over. Willem Witsen ten slotte, die gevraagd wordt naar Luik te komen en dat ook doet, om met Kloos en Veth af te reizen naar La Roche, blijft ook nog even in Brussel hangen. Zo geeft Veths dagboekje een aardig beeld van het doen en laten van twintigers, kunstenaars in spe, in een augustusmaand van de jaren tachtig in de negentiende eeuw. Daarom lijkt het gerechtvaardigd dat dit dagboekje hier voor het eerst wordt gepubliceerd. Voor we met dit boekje op zak Brussel intrekken, zullen we eerst eens zien waarom Willem Kloos, die altijd zonder geld zat, daar in Brussel de gastheer kon uithangen.
Rue Tasson Snel
Tussen juli 1882 en januari 1885 vinden we Willem Kloos pendelend tussen Amsterdam en Brussel. In de Belgische hoofdstad zit hij veel bij de familie van zijn vroegere leraar aan de Amsterdamse hbs, Willem Doorenbos, die net als Kloos enige jaren afwisselend in Amsterdam en Brussel woont. Mevrouw Doorenbos verbleef al sinds 1879, om de goedkoopte – het onderwijs was immers kosteloos – met de dochters Martha en Antoinette en zoon Cornelis in Brussel. Haar echtgenoot huisde met de andere kinderen in de Amsterdamse Jacob van Campenstraat, waar hij op de zondagavonden zijn oud-leerlingen Willem Kloos en Albert Verwey ontving. Jacques Perk en Franc van der Goes bevonden zich, niet zo heel lang daarvoor, al eerder onder zijn gehoor. Met zijn pensionering, in maart 1884, behoren de zondagavondsessies tot het verleden. Doorenbos voegt zich dan definitief bij zijn gezin in de Brusselse Rue Veydt.
Willem Kloos, die na de dood van zijn hartsvriend Jacques Perk de inleiding zou schrijven bij diens gedichten, heeft in de zomer van 1882 nog geen letter op papier. Zijn leermeester Doorenbos, van het een en ander op de hoogte, haalt hem naar Brussel. Met hem betrekt Willem Kloos een paar kamers in dezelfde straat waar ook mevrouw en de kinderen domicilie houden. Naast de rust om zijn magistrale inleiding te schrijven, vindt Willem ook de tijd om met Doorenbos’ dochter Martha langs de Brusselse boulevards te flaneren of met haar aan zijn arm zich te laten zien in het Terkamerenbos. Ze zijn als het ware verloofd.
Als kandidaat in de klassieke letteren, het is inmiddels juli 1884, vertrekt de 25-jarige Kloos opnieuw naar Brussel om zich daar metterwoon te vestigen. Voor het zover is doet zich nog een raadselachtige kwestie voor rond f 300,-. Kloos had nota bene iemand dat bedrag geleend en zat nu knijp. Jan Veth, die bij de familie Jolles over de vloer komt, weet het geld bij mevrouw los te krijgen en zo vertrekt Kloos met driehonderd pop op zak naar Brussel.2 Even om de hoek van de familie Doorenbos heeft Kloos zijn kamer: ‘Ik heb een afschuwelijke Belgische kamer, waarvan het bed de grootste helft inneemt, maar met een vrij ruim uitzicht […],’ schrijft hij Veth in Dordrecht.3 Doorenbos wil Kloos dit keer niet over de vloer hebben. Willems wispelturige karakter en dientengevolge het gesol met zijn dochter Martha zijn hier vast en zeker debet aan: ‘Ik vrees wel eens dat Kloos, die ook meer praat dan doet, van zijn leven weinig genot zal hebben en geven. Ik kan hem om familieredenen hier onmogelijk zien; het spijt mij, maar ik zou hem moeten afwijzen. Hij gedraagt zich dan ook tegenover mij niet zeer loyaal,’ schrijft hij Verwey, die, wat Doorenbos betreft, van harte is uitgenodigd. Dat is immers een man van zaken die Doorenbos’ pensioen in Amsterdam kan incasseren.4 Albert Verwey wil maar wat graag in Brussel komen logeren, maar zit helaas vast aan een baan. Wanneer hij ook van Kloos een invitatie op zak heeft, komt hij met een plan: ‘Je zult me misschien spoediger dan we dachten in Brussel zien. Sints Vrijdag ben ik ongesteld en ik denk van de gelegenheid gebruik te maken verlof te nemen om gezondheidsredenen, om andere redenen geeft Ziegelaar [Verweys werkgever] het toch niet. Als alles gaat zooals ik denk – ik meen als ’n paar omstandigheden bij elkaar zullen vallen zooals ik hóop dat ze zullen doen, dan ga ik Donderdag om 11.55 op spoor en ben Donderdagavond bij je […]’.5 Van deze opzet komt even niets terecht, maar een week later verschijnt Verwey
toch in Brussel. ‘Amice Mijn adres is Rue Tasson Snel 30 Quartier Louise Als je mij bezoekt, kom ik je afhalen van den trein. Anders niet. Vind het zeer plezierig dat je komt.’6 Mocht je bij Doorenbos gaan logeren, dan zoek je het zelf maar uit, geeft Kloos hem te verstaan.
Op 6 augustus zit Verwey in de Rue Tasson Snel, zoals hij de aankomend arts en schrijver Van Eeden meldt: ‘Ik logeer bij Kloos, hij laat je groeten. […] Doorenbos zie ik dagelijks en de oude heer toont zijn jeugd nog door lange wandelingen met ons te maken naar Bois de Cambre, waar we dan eten, drinken en vroolijk zijn onder Bock of Faro. Van der Goes is ook hier gekomen en Veth verwachten we. ’t Wordt hier een kolonie van Hollanders zegt Kloos al.’7 Ook Franc van der Goes duikt op in Brussel. Franc heeft liefdesverdriet. Hij is hopeloos verliefd op Henriëtte Perk, de jongere zus van zijn schoolvriend Jacques. Wanneer de familie Perk in augustus 1884 in het Luxemburgse Diekirch op vakantie is, reist hij ze achterna om Henriëttes hand te vragen. Maar ze moet hem niet. De acteur Arnold Ising, net als Van der Goes een huisvriend van de familie Perk en van ‘het drama’ op de hoogte, schrijft hem in Brussel: ‘Beste Franc, Heel erg heb ik met je te doen. Nu komt ’t er op aan je ferm te houden en te toonen dat je karakter hebt. […] Ik wil je troosten zooveel ik kan. Een dergelijk geval had ik ook in mijn leven en ik begrijp er dus alles van. Groet Kloos. Wandel met hem naar Boitsfort daar is ’t mooi. Geloof mij tt. Arnold Ising.’8
Als ook Jan Veth zich in Brussel meldt, is de Hollandse kolonie bijna compleet. Alleen Willem Witsen ontbreekt nog. Hem zullen we in La Roche ontmoeten.
Jan en Anna
Op 16-jarige leeftijd doet Jan Veth, die opgroeide in een intellectueel liberaal Dordts milieu – zijn vader, van professie ijzerhandelaar, was achtereenvolgens lid van de gemeenteraad, wethouder van Dordrecht en lid van de provinciale staten -, in september 1880 toelatingexamen voor de Amsterdamse Rijksacademie van Beeldende Kunsten. Daar is hij, net als zijn vriend Marius Dittlinger, op voorbereid door zijn tekenleraar aan de hbs, Jacob Terwen. Maar voor het zover is, stuurt zijn vader hem eerst naar Pictura’s tekenzaal aan het Hof in Dordrecht.9 Zijn latere teken- en schildervrienden Roland Larij, Bernard Koldewey, Frans Lebret en Carel van der Sande Lacoste ontmoet hij daar uiteraard. Met Sande Lacoste en jonkheer Dittlinger zit hij later op de Academie in Amsterdam. Al spoedig raakt hij daar bevriend met Gerard Muller, Jan Toorop en Antoon Der Kinderen en met Jacobus van Looy en Willem Witsen. Die laatste twee lopen al een tijdje langer op de Academie rond. Op St. Lucas, de leerlingenvereniging van de Rijksacademie, wordt hij verliefd op Anna Dirks, vanaf september 1883 studerend aan de Rijksacademie. Met haar heeft hij, zoals uit zijn dagboekje blijkt, die zomer een drukke en soms hartstochtelijke correspondentie.
Op maandag 4 augustus waren Jan Veth en Willem Witsen van de Ewijkshoeve, het buiten van de familie Witsen bij de Lage Vuursche waar zij wat hadden zitten schilderen, naar Amsterdam vertrokken. Daar verschijnt Jacobus van Looy, die
ook wel op Ewijkshoeve verbleef, ten tonele. De volgende dag reist Jan Veth door naar zijn geboortestad. De dagen daarop zit hij thuis en wacht op bericht van Willem Kloos, die had aangekondigd hem in Brussel te noden. In zijn boekje noteert hij:
5 Aug. ’84 Gisteren van Ewijkshoeve in Amsterdam gearriveerd. Vandaag naar Dordt aangekomen. Witsen en Looy brachten mij naar den trein. Zij waren erg hartelijk. Aan Wim mijn kleine Shelley gegeven. Clara en Cor logeeren op Hulkesteyn. Chris Onnen logeert hier. Gelezen Gerda van Wallis.10
6 Aug. ’84 Brief geschreven aan Kloos. Brief ontvangen van Anna Dirks. Carel van der Sande weer gezien. (xxx) Zijn werk niet vooruit gegaan is. Bij Terwen geweest waar broer en schoonzuster. Bij Eloud en Maria geweest. En bij oom Jan – Na ’t eten met de fam naar Sliedrecht gevaren vandaar over Papendrecht terug gewandeld. Onderweg gepraat met Chr. O. over de Dirksen. Te Sliedr de onvoltooide spoorbrug gezien. De wandeling eentonig. Vandaag niets gewerkt als een potlood portret van moeder begonnen.
7 Aug. ’84 10 uur opgestaan Dittlinger gesproken met hem naar Terwen geweest. ’t Hooft en Gaper allebei uit de stad. Bij tante Leen geweest. Brief aan Anna Dirks geschreven. Wat geknoeid aan het portretje van moeder. Anders niet gewerkt.
8 Aug. ’84 ’s Morgens bezoek van van der Sande. Brief van Kloos. ’s Avonds gewandeld met Kwant. Koldewey gesproken. Deze was gebeten en gekalmeerd sprak zeer ongunstig over de Boeles karakter – Aan de koffie gespr. over van Trigt en van Seppenen.
Niets gewerkt.11
Zijn vriendin Anna Dirks schrijft hij: ‘Ik wacht voortdurend op bericht van Kloos, wanneer hij me in Brussel kan hebben. Het is altijd spannend op een brief te wachten! […]. Woensdag om 12 uur ontving ik je brief. Ik weet niet hoe het komt, maar ik houd niet van een correspondentie die met eenige warmte werd begonnen en al heel spoedig gaat bekoelen. […] Ik weet soms niet hoe ik het met je heb. […] Blijf je brieven hier adresseeren. Ofschoon ik komende week van huis ga is dit toch het best. Men zendt dan mijn brieven wel op […].’12 De volgende dag arriveert eindelijk Kloos’ invitatie: ‘Poor dear little Veth, och, zit je zoo in de knel, of ik je wel zou willen ontvangen? […] Maar je bent toch een goede jongen: want op het einde heb je den kostelijken naiven zin: “Ik wou nu wel graag wat gauw komen.” En ik wou ook graag, dat je gauw kwam, zoo gauw mogelijk, al was het morgen. Ik zal je heel hartelijk ontvangen, of je mijn eigen kind was. Je zult slapen in een lekker Belgisch bedje, op je eigen kamer en het gezelschap genieten van Homunculus die op het ogenblik bij mij logeert. Maar nu denk je, dat je dat voor niets hebt. Daar vergis je je echter danig in, want je zult dagelijksch te betalen hebben voor het vrije gebruik van drie kamers de somma van 33 1/3 cent […].’13 Het is inmiddels vrijdag 8 augustus.
9 Aug. ’s Morgens vertrokken naar Brussel. Afgehaald door Kloos en Verwey die hier ook is. Na ’t eten visite bij Doorenbos daarna gewandeld met de familie. Kobus aardigst Martha wel wat meegevallen Lang gesprek met Verwey over moraal. Van der Goes die hier ook is gevonden. – slotscène op de slaapkamer. Het engagement van der Goes af. Verwey heeft een bezoek aan Hélène Swarth gebracht.14
10 Aug ’s Morgens uitgegaan met 2 jongens Doorenbos, Kloos, Goes en Verwey ons aangesloten bij de groote liberale manifestatie op boulev. ’s Middags naar het Bois de Cambre gereden Gedineerd bij Dubois met Goes en Kloos. ’s Avonds [xxx] thuis gekomen Brief van Anna Dirks. Briefk van oom Jan.15
In de Brusselse binnenstad demonstreren liberalen en katholieken, in de nasleep van de parlementsverkiezingen van juni. De klerikalen, na zes jaar oppositie opnieuw aan de macht, hadden de liberale schoolwet weer ongedaan gemaakt. Daar moest tegen gedemonstreerd worden. ‘Er was volk op de been, maar niets van wat geleek naar gedrang of groote opwinding. In de straten waarlangs de optocht komen zou, twee of drie rijen nieuwsgierigen aan de schaduwzijden van de straat op het trottoir. Voor het overige ruimte genoeg en tram- en wagenverkeer volkomen ongehinderd. In het andere gedeelte der stad, dat van den clericalen optocht geen drukte. Alleen op onderscheidene punten vrij sterke afdeelingen van de burgerwacht, die ik in het andere stadsgedeelte in het geheel niet had opgemerkt. […] Ik was vroeg genoeg terug, om den optocht nog te zien aftrekken en intijds op de brede trappen voor de beurs, waar de heer Janson [liberaal voorman] zijne rede hield. Alles ging zeer ordelijk en geregeld en vooral zeer vroolijk,’ bericht het Algemeen Handelsblad.16 Met de jongens Doorenbos staan ook Van der Goes, Verwey, Kloos en Veth
die zondagmorgen samengedrongen op het Beursplein. ‘Ik vind het heel aardig voor u dat gij dien optocht eens gezien hebt, vooral nu het zoo goed is afgeloopen. Het moet dunkt mij verschrikkelijk warm geweest zijn onder die menigte […],’ schrijft vader Veth later, die er door zijn zoon over was geïnformeerd.17
Op die warme augustusdag wordt er verder geluierd in het Terkamerenbos, zonder Verwey gedineerd en ondanks het feit dat Van der Goes de volgende morgen vroeg op de trein moet, maken de heren het knap laat.
11 Aug. Naar het Museé Royal geweest. Van der Goes weggebracht. Verwey weinig gevoel voor schilderijen. Kloos voornamelijk voor landschap en portret. ’s Avonds boulevard gewandeld.18
12 Aug. ’s Morgens brief aan Anna Dirks geschreven. Met Kloos naar het Musée geweest en daar de gothische schilderijen gezien. Met Kloos de heele avond gepraat vooral over zijn engagement. Om tien uur in Porte Royal Doorenbos en zoonen gevonden. Hij was vriendelijk. Naar huis wandelende met hem gepraat.19
Na zo’n dag cultuur is het op een zwoele avond goed flaneren langs de boulevards van het grootsteedse Brussel. Wanneer Kloos en Veth de volgende dag tot elkaar veroordeeld zijn – Verwey zit bij de Doornbossen – sleept Veth Kloos opnieuw het museum in en zet hem in een zaal vol laatmiddeleeuwse realisten. De afwezigheid van Verwey biedt Veth de gelegenheid om Kloos eens goed over diens moeizame relatie met Martha door te zagen. Een onderwerp dat, zolang Jan Veth bij Willem Kloos logeert, niet van de agenda verdwijnt: ‘Gisteren heb ik weer een lang gesprek
met Kl gehad over de dwaasheid van zijn engagement. Hij geeft alles toe maar zal, vrees ik niet tot handelen komen. Vreemd dat iemand die zoo krachtig schrijft, zoo slap kan leven,’ schrijft hij Witsen.20
Stekeligheden
Veths prille relatie met Anna Dirks lijkt iets heel moois te gaan worden: ‘Ik heb gejuicht toen ik je brief had gelezen. Ja ik wist wel dat je eindelijk jezelf zoudt laten zien. […] Ik stel mij een heerlijken tijd voor dat ik van tijd tot tijd zal mogen zien en spreken dat we oprecht goede vrienden zullen zijn en zullen lachen als de wereld soms over onze verhouding aanmerkingen maakt. Als we elkaar maar begrijpen kan men niets uitrichten. Maar begrijpen moeten we elkaar dan ook en je moet me daarom alles zeggen wat je in deze mijn beschouwingen niet zou bevallen. We moeten het eens zijn en daarom moet je de moeite nog eens nemen deze slordig geschreven brief stukje voor stukje te beantwoorden. Als hij wat verward is, komt dit ook daarvan, dat ik dezen zit te schrijven in een kamer waar ook twee anderen (Kloos en Verwey) zitten, die nu en dan praten en mij dus soms afleiden.’21
Over zijn belevenissen in Brussel laat hij haar in het ongewisse. Willem Witsen daarentegen wordt uitvoerig geïnformeerd: ‘Ik ben hier nu al vier dagen en heb je nog niets nader over den stand van de afspraak gemeld. Doch dit had zijn goede reden. Je moet namelijk weten dat Verwey ook hier is. En daar Kloos prikkelbaar is en Verwey opgewonden en onnatuurlijk, is de eerste bijna voortdurend een beetje ontstemd jegens de laatsten. Hierom wil hij hem niet meê hebben naar Laroche. Maar daar hij hem dit niet ronduit wilde zeggen, heeft hij moeten wachten, nader met mij af te spreken, totdat hij wist hoelang Verwey hier denkt te blijven. Nu vertrekt deze Maandagmorgen 18 aug. en wilden wij dan dus ’s middags dadelijk naar Laroche gaan […]. Enfin als jij dus den 18den of den 19den zoudt kunnen, dan kan ik je nog nader schrijven wanneer wij je in Luik vinden om verder samen naar Laroche te gaan. […] Hoe is het met je Medeia? Heb je weer wat lust er in gekregen? Hier is het een drukke rommel […]. Het stuk van Kloos over Couperus voor den Spectator is natuurlijk weer niet opgenomen. Hij schrijft nu juist aan Vosmaer er over […].’22
Albert Verwey waren de stekeligheden rond zijn persoon niet ontgaan. Een maand later komt hij er op terug: ‘Tegen uiterlijkheden in den omgang kan ik niet – die hebben ons beiden in Brussel veel kwaad gedaan. Als men moe wordt van iemand die onophoudelijk bij ons is dan toont men dat iemand op verkeerde wijze, want men wordt er geïrriteerd door. Dat werd jij ook toen ik bij je was. Dan oordeel je gauw te hard en dat zou ik niet willen dat je deed. Ik ben in een tijd van onrust en verwarring, onrust in al mijn gevoelens, een sturm und drang-periode van mijn gedachten – ontevredenheid met mezelf is er dikwijls het gevolg van.’23
Vosmaers weigering Kloos’ recensie van Couperus dichtbundel Een lent van vaerzen in zijn Spectator op te nemen, maakt het er allemaal niet vrolijker op. En er zijn nog meer spanningen. Doorenbos schijnt Veth niet zo te mogen. Waarom? Kloos heeft de oplossing. Het is een misverstand.
13 Aug Vanmorgen is het Kloos te binnen geschoten waardoor Doorenbos aan zijn ongunstig oordeel over mij komt. Hij heeft het van J.C. Zimmerman die gezegd heeft dat ik als schilder niets beloofde mijn oordeel niets waard was en ik verwaand ben. Zimmerman kent mij niet en het komt mij voor dat hij mij verward heeft met Muller omdat hij het over ‘oordeel’ heeft. Die kritieken kwestie zou daar dan het hare toegedaan hebben. Brief geschreven aan Witsen. Gaan eten en wat geboulevaard met Kloos Een portret in krijt en profil van hem begonnen Bij de fam Doorenbos gaan thee drinken De oude heer zeer druk. Met hen uitgegaan – Kloos gespannen met Martha. Nabetrachting hierover met hem en Verwey. Deze vervelend.24
14 Aug. Brief van Pa – Kloos gedrukt. Gaan eten op de boulevard gezeten, geslenterd. Om 8 uur naar huis gegaan. Geslapen tot 11 uur. Uitgegaan naar de Porte Louise waar de jongens Doorenbos ook kwamen. Daar en onder het naar huis gaan verhalen over de Brusselse academie aangehoord van Cornelis Doorenbos. 1 uur thuis.25
De dagen lijken een vast ritme aan te nemen: de heren slenteren wat langs de boulevards, brengen de avonden door in de restaurants en tavernen van de Porte Louise en zoeken rond één uur hun bed op. Ook is er voor Kloos een lief briefje van Martha zoals Veth in zijn dagboekje vastlegt. Veth zelf is die nacht helemaal niet lekker en Verwey is weer alleen op stap en juist wanneer Veth denkt ook maar eens naar buiten te gaan, kan hij er niet uit. De deur zit op slot. En dan die eeuwige spanningen tussen Kloos en Martha en Kloos en Verwey. Kloos, toch al gekweld door stemmen in zijn hoofd, heeft daar zelfs paragnostische waakdromen over.
15 Aug. ’s Nachts onwel geweest. Om elf uur gaat Verwey alleen uit. Kloos een verzoeningsbriefje van Martha D. gekregen. We zijn gaan eten en daarna op de Place Royale gaan zitten. Hij heeft me zeer intieme sentimenten meegedeeld waarna hij bekende dat ze geleidelijk voorbij zijn. Tweede gezicht oorsprong. In de kerk op de Place royale geweest. Kloos kan Verwey in dagelijkschen omgang niet uitstaan en twijfelt aan zijn sentiment. We hebben nog wat op de boulevard Anspach gaan zitten en zijn tegen 7 uur naar huis gewandeld. Hij is naar Doorenbos gegaan. Ik thuis gebleven en heb een brief aan Coba Witsen geschreven. Briefk van Witsen dat hij in Laroche zal komen. Om 10 uur uit willende gaan om de anderen in Porte Louise te vinden, vond ik de deur gesloten en moest ik binnen blijven. Heb toen nog wat gelezen en ben naar bed gegaan.
Gelukkig verdwijnt Albert Verwey even uit beeld; hij gaat met Willem Doorenbos op stap. Tezamen met het aardige briefje van Martha biedt dat Kloos de gelegenheid tot enige reflectie. Verwey is naar Oudergem gegaan, blijkt uit een verjaardagskaartje aan diens broer: ‘[…] ik zit nu met Dr. D. op ’n dorpje in de buurt van Brussel. Ik heb den dag in het Bosch van Cambres / Kameren doorgebracht.’26 Maandagavond zal hij weer in Amsterdam zijn, laat Verwey aan Van Eeden weten, en verder is hij druk in de weer met Zola.27 Ook Veth is doende met Zola’s La joie de vivre.
’s Avonds treffen ze de familie Doorenbos in een uitgelaten stemming.
Uit Veths aantekeningen van die zondag de 17de augustus blijkt dat Albert Verwey Doorenbos’ dochter Mientje zonder chaperonne mee uit wandelen heeft genomen. Het Terkamerenbos is een ideaal doel voor zulks. Midden in een vijver, slechts per pont te bereiken, bevindt zich het ‘chalet Robinson’. Jaren later komt Verwey in een brief aan zijn broer Chris nog eens op deze Brusselse tijd terug: ‘Van de week ben ik in den Haag geweest bij Doorenbos. Ook Mientje weêrgezien, je weet wel waar ik als jongen verliefd op werd in Brussel, en die ik brieven schreef. Ze zag gezond en ik was blij dat ze mijn vrouw niet was.’28
16 Aug. Briefk. van moeder. ’s Morgens met Kloos naar Boitsfort gewandeld waar we Kobus Doorenbos en Verwey vonden die vooruit geloopen waren. Vandaar gespoord naar Groenendael. Gelezen in La joie de vivre. Gewandeld – hooge niet aangelegde bosschen. Naar Brussel terug gespoord. Vijf uur thuis. ’s Avonds naar Doorenbos geweest waar behalve het gewone gezelschap – Mevr. Keasberry, Mientje D. en Juffr. De Jong. Kobus gezongen – prachtig geluid. Bij Cornelis op zijn kamer geweest. Deze niet wel. Boetseerde tamelijk portret van zijn vader. Teekenen niets. Met hen naar de Porte Louise geweest. Juffr. De Jong natuurlijk opgewonden lacherig optimistisch gezond. Doorenbos stil. Aan portret v. Kl geteekend.29
17 Aug. Naar het Bois gegaan met Kl. Daar Verwey en Mientje gevonden. Gaan wandelen. Gegeten op het eilandje en nog wat gewandeld en in ’t gras gelegen. Naar huis gegaan.
’s Avonds weer naar Doorenbos en met de fam. uitgegaan. Veel gepraat met Kobus – buitengew. sympathiek. Diep ernstig. Hij is pas 17 jaar en is toch al zeer gevormd wat karakter betreft. Waren het eens omtrent Verwey. Hij heeft een stillen hoogen lach en toch niet verwaand – Brief van v. Deventer dat hij niet in Laroche kan komen.30
18 Aug. ’s Morgens Verwey weggebracht. Hij was de laatste dagen wel aardig. Toch een gevoel van opluchting. Ik ben niet in mijn humeur daar ik geen brief uit Amst. krijg. Met Kl boodsch gedaan. Gegeten en boulev. gezeten. Een eind gelezen in de Vicar of Wakefield. Kl om 5 uur uitgegaan naar Doorenb. Ik thuis gebleven en een brief aan Coba Muller begonnen. Kl en Martha D. kwamen mij halen. Uitgegaan naar de Porte Louise waar Kobus gevonden. Wat gedomineerd. Naar huis.31
La Roche
Vier dagen, tussen 19 en 23 augustus, zitten Kloos, Veth en Witsen in La Roche. Daar verblijven zij aanvankelijk in een particulier huis, maar dit bevalt niet. Met z’n drieën in twee bedden is wel erg intiem. Na een nacht houden ze het voor gezien en verkassen naar Café Royal. Dat kent Kloos nog van een eerder reisje naar België. In de zomer van 1880 zwierf hij drie weken met Jacques Perk door de Belgische Ardennen en frequenteerden zij veelvuldig het terras van Café Royal. Bij de gebroeders Meunier van Hôtel du Nord, weet Kloos zich te herinneren, kun je maar beter niet logeren. Met Perk had hij nogal last van wat ‘beestjes’ gehad, waarop een van de broers Meunier destijds de twee heren maar in zijn eigen huis te slapen legde. Kloos was in die julimaand vreselijk humeurig en stug geweest. Dit keer zal het niet veel anders zijn.
19 ’s Morgens negen uur naar station du Luxembourg gegaan met Kloos. De trein ging echter van den Nord. Toen gewacht tot half elf en naar Luik gespoord waar we om 2 uur aankwamen en Witsen van de trein haalden. Luik vroolijke ruime stad wat het nieuwe gedeelte betreft wat we zagen. Hier gegeten en wat rond gewandeld. Gespoord naar Melreux en vandaar 7 uur onder vreselijken slagbui naar Laroche gereden waar we om half tien uur aankwamen. Briefk aan moeder geschreven Gesoupeerd en in een huis in het dorp gaan slapen. Waar 2 bedden voor ons 3. (Gelezen Vicar).32
20 ’s Morgens regen den ochtend verboemeld daardoor. Naar een andere kamer in het Café Royal verhuisd, wat gelezen in den Vicar Een stijle berg beklommen waar mooie rotsen. Om 1 uur gegeten tot 2 uur. Daarna weer gaan wandelen. Andere kant uit waar het minder mooi en woest was en het mij sterk aan Esneux herinnerde. 7 uur gesoupeerd daarna nog wat opgeloopen in bed gelezen en gaan slapen. Het logies hier beter.33
21 Aug. Half acht opgestaan – ontbeten uitgegaan met de schilderkisten en de stijlen berg van gister beklommen. Een studietje van rotsen (xxx) met bergen in het verschiet begonnen. Ging slecht. Witsen kon nog niet recht vinden wat hij noodig heeft voor zijn Medeiâ. Kloos erg eenzelvig. Gedineerd. ’s Middags weer naar de rotsen gegaan. Mijn studie over geschilderd met somberder effect. Witsen ook nog een andere studie begonnen. Mijn studie erg leelijk. Gesoupeerd. Eerst aan het diner een briefk van vader die mijn briefk van eergister avond nog niet ontvangen had. Nu aan het souper een brief van vader met ingesloten brief van Anna Dirks ik ben onder den indruk. Nog een flesch wijn in het Café Royal gedronken wat opgewandeld en naar bed gegaan
22 Aug. ’s Morgens om half negen uur al aan het schilderen op den rots. Mijn studie weer overgeschilderd met ochtendeffect. Hij is nu wat beter maar het geval is niet erg mooi en toch moeilijk. Het lijkt wat op een chromo. Witsen aan beide zijn studies geschilderd. Kloos thuis gebleven. Hij leest den heelen dag in de Documents littéraires van Zola. Ik heb hierin het art. over Musset gelezen. Na het diner met Witsen langs de Ourthe gaan wandelen. Gebaad en op blote voeten wel een half uur langs den rotsigen kant en soms weer in het water geloopen. Een romantische tocht Na het souper vroeg naar bed gegaan34
Willem Witsen en Jan Veth brengen hun dagen al schetsend en schilderend door. Jan Veth die van mening was dat een landschapschilder na jaren studie in de natuur misschien iets van niveau kon leveren, is allerminst verbaasd dat het schetsen naar de natuur voor hem zo moeizaam verloopt.35 Veel liever zou hij met Witsen langs de Ourthe trekken, die hem ‘schaterend van plezier opvangt in haar mollige schoot en de betraande lokken met natte kussen overdekt’, zoals Perk in de zomer van 1880 zijn ouders aan de Amsterdamse Reguliergracht schreef. Een romantische tocht, zoals hij optekent in zijn dagboekje, terwijl Kloos – die meent dat zijn liefste vrienden van dat moment de ‘heilige plek’ zullen aanschouwen waar zijn hartsvriend Jacques Perk de inspiratie opdeed voor zijn beroemde ‘Mathilde’ – zich terugtrekt in humeurigheid en de hele dag met zijn neus in Zola zit.
Witsen is in de vroege ochtenduren, voordat ze met de postwagen de terugtocht naar Melreux ondernemen, nog flink aan het werk. Veth blijft met Kloos rond het café hangen en doet zijn correspondentie af. ‘Ik ben weer een half uurtje alleen en kan dus dezen brief even voortgaan. Je schrijft “ik ben de gelukkigste mensch die bestaan kan”. Ik hoop beste meid dat dit niet de uiting van een geëxalteerd oogenblik geweest is, maar dat dit voor langer tijd, voor goed is. Dan is al ons getob vergeten, niet waar,’ schrijft hij zijn geliefde Anna en maakt nog maar eens een nieuwe fles open.36
Sprakeloos
Terug in Brussel, waar Kloos leest dat Vosmaer zijn herziene stuk ook niet zal plaatsen, wordt er bij Strobbe op de Louizalaan onder een ijzige stilte gesoupeerd. Veth, die al drie weken lang Kloos’ stemminkjes over zich heen krijgt, hoort tot zijn verbijstering dat Witsen hem de schuld geeft van die vervelende avond. Voor straf wordt er niet meer uitgegaan. Natuurlijk zijn de heren moe van het reizen en uiterst prikkelbaar. De 20-jarige Veth noteert in zijn boekje:
23 Aug. Witsen uitgegaan om zijn studie af te maken. Ik iets later opgestaan en met Kl op de waranda van het café R. gaan zitten. Ik schrijf een brief aan moeder. Heb den brief aan Coba Muller afgemaakt en br. aan Anna Dirks begonnen. Hiermede de morgen om. Witsens beide studies goed geworden. Gaan dineren en daarna tien m. voor drieën weggereden met den hoogen postwagen naar Melreux. Van hier naar Marloie gespoord waar we een half uurtje wachtten en vandaar over Namen naar Brussel. In den trein de Vicar of Wakefield uitgelezen. 9 uur in Brussel. Naar de kamer van Kl gereden, onze bagage afgezet en naar Strobbe gewandeld. Daar gaan souperen. Kloos had een brief van Vosmaer ontvangen dat zijn stuk over Couperus geweigerd was. Hierover was hij ontstemd. Ik stil. Bij het weggaan wilde Witsen niet meer zoo als eerst ons plan geweest was de stad in. Hij verweet mij dat ik het er op toelei zijn avond te bederven. Ik thuis dadelijk naar bed gegaan. Kl en W nog een uur sprakeloos blijven zitten.37
24 Aug. Half zes opgestaan en Witsen naar de trein gebracht die weer goed was en op het laatste oogenblik me zei dat het hem speet dat hij zich de vorigen avond zoo boos had gemaakt. Kloos onder het naar huis wandelen mij verweten dat ik in Laroche zoo vervelend was geweest waardoor hij zich niets geamuseerd had. Na ontbeten in de Br. Porte Louise naar huis. Ik brief aan Anna afgemaakt. Kl en Martha D. kwamen mij half elf halen. Naar het Bois gegaan – heelen dag gebleven en op het eilandje gegeten. Vervelend. Vijf uur thuis. Half zeven weer naar Doorenbos. Wat pianogespeel van Martha aangehoord De oude heer met Hélène Swarth naar het congres te Brugge. Met de familie uitgegaan. Place Royale gezeten. Ik schijn iets gezegd te hebben waarover Kl boos is geworden. Hij bij het naar huis gaan geen woord gesproken en zonder hand geven dadelijk naar bed gegaan. Getracht een sonnet te maken38
25. Negen uur opgestaan. Kloos nog zeer boos, doch komt langzamerhand wat bij door een gesprek over het thuisgekomen waschgoed. Daarna hij om elf uur naar Doorenbos gegaan. Ik thuis gebleven en mijn boeltje in orde gemaakt. Wat in de Edda gelezen. Het boos zijn was niet op mij zegt hij. Hij brengt mij weg naar de trein.39
Witsen, die wel inziet dat het onzin is om Veth aan te wrijven dat hij de avond zo naar had gemaakt, brengt het met zijn schildersvriendje maar weer gauw in orde. Daar wil Kloos niets van weten. Misschien dat het dan voor die avond gold, maar in La Roche had Kloos zich behoorlijk lopen ergeren aan Jan Veth en daarmee is het hele uitstapje wat Kloos betreft mislukt. En Kloos volhardt in zijn koppigheid. Ook ’s avonds kan Veth geen goed doen en Kloos geeft hem voor het slapen gaan zelfs geen hand en wenst hem geen goede nacht.
De volgende morgen breekt de bezorging van hun frisse schoongewassen goed het ijs tussen beide vrienden. Kloos is wel boos, maar niet op Veth. Kloos is waarschijnlijk boos op zichzelf. Hij heeft zich ook behoorlijk in de nesten gewerkt. Doorenbos ziet hem liever gaan dan komen en Martha weet ook niet wat ze met haar Willem aan moet.
Aan de theetafel
Terug in Amsterdam neemt Verwey ondertussen het initiatief tot een literaire parodie. De kritiek, die het volgens Kloos en zijn kornuiten onwaarachtige gerijmel van Fiore della Neve (oftewel Martinus van Loghem) zo luid heeft bejubeld, moet eens een lesje worden geleerd. Verwey en Kloos beginnen al corresponderend een zogenaamd ‘verhaal in verzen’ in Della Neves stijl in elkaar te timmeren.
De dames Doorenbos blijven ondertussen ook de nodige aandacht vragen. Mientje, met wie Verwey in Brussel zo gezellig aan het scharrelen was, ontvangt in september ten minste twee brieven van hem uit Amsterdam: ‘Mijn kamertje heeft één raam op de straat. Aan de twee muren hangen wat portretten van bekende zangeressen en een stuk of wat poëten, waarvoor ik natuurlijk de meeste sympathie voel. […] Tegen één dier zijmuren staat mijn tafel, stopvol boeken, papieren, inktkokers, etc. Daarnaast bij de deur een boekenkastje vol van binnen en van buiten. Ik heb een aardige collectie boeken, waaronder veel cadeaux van vrienden.’40 In het andere briefje schrijft hij haar: ‘Als je eens hier komt zal ik je niet éen vers, maar […] een bundel vol laten zien die ik gemaakt heb in de laatste jaren. Misschien zal […] voorjaar 1885 uitgeven. Ik begon eenige gedichten te schrijven toen ik 15 jaar oud was. Op de Noordermarkt woonde ik toen op een bovenhuis en zat ’s morgens op de voorkamer in de boomen te kijken […]. Later schrijf of vertel ik je wel meer […]. “Je Pa” bracht mij in contact met Van der Goes. Dat was een belangrijke tijd. Toen begon, in voorjaar 1881, de vriendschap met Willem Kloos.’41
Hun ‘gescharrel’ is in huize Doorenbos echter niet onopgemerkt gebleven. Begin november schrijft Kloos vanuit zijn nieuwe Brusselse onderkomen aan de Rue Souveraine, waar hij sinds eind oktober woont, aan Verwey: ‘Dat de oude heer van Mientje’s lotgevallen op de hoogte is gesteld, zou ik wel denken. Mevrouw tenminste weet het: ik heb n.l. de slimmigheid gehad, kort nadat ik weer hier was teruggekomen, om je portret de rondte te laten doen aan de theetafel (de oude heer was er niet bij) en heb toen de verschillende gezichten gadegeslagen. Ik zou het echter zoo erg niet vinden, als die correspondentie van jou te eeniger tijd afgebroken werd, maar daar hebben we ’t al eens over gehad.’ Kloos zelf gaat het inmiddels voor de wind: ‘Met Martha is het weer goed; zij kwam aan het station lachend naar mij toe, en ofschoon ik boos was, of juist daardoor misschien, heeft zij verschillende feiten zoo weten te rangschikken en te kleuren dat ik eindelijk maar berustte […]. Ik heb hier uitstekende kamers voor dertig francs geheel vrij: als ik uitga, sluit ik mijn deur en steek den sleutel in mijn zak. Daar zit ik nu prettig te werken aan een uitvoerige studie over Shelley voor ‘Nederland’ (10 vel denk ik).’42
Etsen en dichten
Terug uit België slaat Jan Veth ijverig aan het schilderen: ‘Donderdagmorgen 9 uur 29 Aug. 1884 Ik heb maar even tijd, straks komt mijn zusje om te pozeeren, maar ik wil even wat op papier gooien om me te verlichten. Ik ben dronken, dronken van geluk […],’ schrijft hij zijn vriendin Anna, die hij al maanden niet heeft gezien. Hij legt zich ook toe op de dichtkunst: ‘Ik heb eenige mijner laatste verzen aan Kloos gezonden om hem te vragen hoe hij ze vond. Maar die uitsteller antwoordt me maar niet. Ik was half van plan ze voor me te houden als hij ze afkeurde. Zoo gaandeweg schrijf ik ze echter toch.’43
Verder is Veth druk doende met de voorbereidingen voor een etsclub. Witsen, die in augustus 1884 de academie verlaten heeft – een voorbeeld dat Veth in mei 1885 zal volgen44 -, antwoordt Veth over diens plan: ‘Over je voornemen om ’n etsclub op te richten zou ‘k graag mondeling eens met je praten. Ik durf niet zeggen dat ‘k je bedoeling volkomen begrijp. Maar als ‘k me niet vergis en mijne medewerking samen kan gaan met mijn wonen buiten Amsterdam, dan zou ‘k me heel veel plezier doen met jou, anderen samen te werken om wat nieuws en degelijks te presteren. […] Hoe vond Verwey je vers; ik durfde er niets van te zeggen wel wetende hoe weinig waarde zoo’n oordeeltje heeft […].’45
Veths etsclub wordt uiteindelijk op 15 januari 1885 opgericht. Kloos breekt met Doorenbos (én Martha) en keert terug naar Amsterdam. Hij kan de kamer van Van Looy in de Amsterdamse Govert Flinckstraat betrekken, die als winnaar van de Prix de Rome op reis is door Europa. ‘Bevrijd’ van juffrouw Doorenbos hecht Kloos zich des te sterker aan zijn jonge vriend Jan Veth. ‘Ziezoo, nu is Verwey weg en ik kan rustig aan jou zitten denken en schrijven. ’t Is van avond muziekale soirée, maar ik ben liever bij jou, dan bij het trio; en heb daar om Albertje maar in mijn plaats gestuurd. Ik wil alleen zijn… met jou,’46 schrijft hij Veth op 27 maart. Hij
vervolgt zijn geëxalteerde brief: ‘Jij verbergt je voor me, omdat je bang bent geen volkomen sympathie te vinden hoe weinig ken je me! Maar moet ik het mij daarom ook voor jou doen? Als je niet met me meê zoudt gevoelen, dan waren het toch alles louter woorden voor je, en zou je nog even wijs omtrent me zijn, als vroeger, en nu je het wèl doet, als je ’t wilt, wèl, wat kan er schooners op de wereld zijn? Zonder dat, is de heele boel me niets waard, met dat voel ik de kracht in me tot alles. Ik moet je zeggen, wat er in mij omgaat, al doe je ook net, of je er niet naar luistert of het niet begrijpt. Waarom? Wel, omdat je de ziel van mijn ziel bent, en het blijven zult, welke vreemde sprongen je ook maakt en gezichten je ook trekt, om mij in de war te brengen. Ik ken je mooie, blanke ziel door alles heen. En om zoo over je te denken, heb ik honderd geldige redenen, waarvan ik je het lijstje in sonnettenvorm, wel eens zal laten zien. Zoo, nu kom ik weer in een lichteren toon. Och, we kunnen met zoo weinig, dat zoo veel is, zoo eindeloos gelukkig zijn! Ieder regel schrifts zal me welkom zijn […].’ Veth neemt echter afstand van Kloos; hij is zelfs een beetje bang van hem, zodat Kloos toch weer naar Verwey trekt die hem in Brussel nog zo op zijn zenuwen had gewerkt.
De bundel die Verwey aan Mientje aankondigde komt er inderdaad. Persephone en andere gedichten ligt dat voorjaar in de boekhandels: ‘Hoera Veth! Mijn bundel wordt aangenomen. Hij is “mooier” dan Jacques Perk beweert Rössing en vooral dat vers “op” Van der Goes is “heel mooi” […].’47
En eind 1885 verschijnt bij Gosler in Haarlem Julia. Een verhaal van Sicilië door een zekere Guido. Achter die naam gaan naast Kloos en Verwey ook Veth en Van Eeden schuil. Het ‘verhaal in verzen’ lijkt geïnspireerd door de romantische poëzie van de zo bewierookte Fiore della Neve. De critici zijn dan ook positief, sommigen zelfs enthousiast. In mei 1886 is de maskerade voorbij. Dan komen Kloos en Verwey met hun De onbevoegdheid der Hollandsche literaire kritiek en maken zich bekend als de werkelijke auteurs van Julia.
Gebroken geluk
En hoe gaat het verder met de liefde? Franc van der Goes, afgewezen door Henriëtte Perk, wordt heel gelukkig met zijn Marie Koens op een bovenhuis in de Helmersstraat. De wankelmoedige relatie tussen Willem Kloos en Martha Doorenbos was in Brussel al stukgelopen. Albert Verwey, die het net als Jan Veth tot professor zal schoppen, verliest Martha’s zus Mientje snel uit het oog en trouwt een meisje Van Vloten. Dat doen ook Willem Witsen en Frederik van Eeden. Willem Kloos, die na Verweys verloving met Kitty van Vloten in 1888 spoedig met Verwey breekt en ook Van der Goes nauwelijks meer ziet, verbindt zich in 1900 in de echt met Jeanne Reyneke van Stuwe.
Alleen Jan Veth, die zou uitgroeien tot de meest geliefde portretschilder van zijn generatie (aan studies naar de natuur waagde hij zich niet meer), trouwt op 10 augustus 1888 in Den Haag de dame die hij al in 1884 zo hartstochtelijk beminde: Anna Dirks.48 Henriette Roland Holst, die veel met de familie Veth in het Bussum-
se verkeerde, schrijft in haar Levensherinneringen over dat huwelijk: ‘Hij was altijd druk bezig, hetzij dat hij portretten schilderde of werkte aan een teekening voor de serie Bekende Tijdgenooten. Anna, zijn vrouw, had insgelijks de Rijksacademie bezocht en had veel talent, maar ze was een te grondige en ernstige natuur om iets half te willen of te kunnen doen. Na haar huwelijk wijdde zij zich geheel aan haar man, haar vier kinderen en haar huishouding, maar men voelde, dat er iets in haar gebroken was en somtijds was zij bitter […].’49 Jan Veth geniet van zijn succes: in 1906 wordt hij door de Universiteit van Amsterdam tijdens een erepromotie tot doctor benoemd en vanaf 1918 is hij buitengewoon hoogleraar aan de Rijksacademie van Amsterdam. Juist door haar eigen vorming aan diezelfde Rijksacademie is Anna Dirks heel goed in staat het werk van haar man kritisch te beoordelen en dat is een geluk voor Veth geweest, aldus Henriette Roland Holst.50 Anna zal haar man, die kort na hun verhuizing naar de Keizersgracht in Amsterdam op 1 juli 1925 overlijdt, slechts vier jaar overleven.
Van 17 september tot 27 november loopt in Museum Boijmans van Beuningen te Rotterdam de tentoonstelling Sprekende portretten. Grafiek van Jan Veth en tijdgenoten.
- +
- Frans Oerlemans, neerlandicus, en Peter Janzen, historicus, publiceerden eerder in De Parelduiker portretten van diverse Tachtigers, onder wie Willem Kloos en laatstelijk Hein Boeken.
- 1
- Wordt aldaar bewaard onder signatuur: J.P. Veth: 273. Ook in microfiche aanwezig. Het boekje is gering van omvang: 8 bladzijden van elk 11.5 cm. × 19.5 cm. De eerste drie en een halve bladzijde zijn met potlood beschreven en later met inkt overgetrokken; de rest van het boekje is uitsluitend met inkt beschreven.
- 2
- Brieven en kaartjes uit mei 1884 over deze ‘zaak’ in het Verwey-archieff (XLIB 15879 e.v.), Universiteitsbibliotheek Amsterdam (uba). Tevens in het Vetharchief, Stadsarchief Dordrecht (sda): ‘Beste Jan,’ schrijft mevrouw Jolles-Singels op maandagmorgen mei 1884, ‘Zooals ik dacht kan ik je helpen. Kom morgenavond driehonderd gulden bij mij halen en laat Kloos zelf de quitantie bewaren en in de volgende Mei het geld van zijn schuldenaar ontvangen en aan U of mij teruggeven, dan is alles voor alle partijen op het makkelijkst geschikt […].’ Mevrouw Jolles is evenals Veth afkomstig uit Dordrecht.
- 3
- Briefkaartje van Willem Kloos aan Jan Veth, 23 juli 1884, Veth-archief 101’47, Rijksprentenkabinet (rpk) Amsterdam. Ook in: Hubert Michaël, ‘Willem Kloos temidden van de Doorenbossen’, De Nieuwe Taalgids 54 (1961), p. 145. Kloos vraagt Veth op dat kaartje tevens hem Karl Simrock, Die Edda (1851) te sturen (zie n. 39).
- 4
- Brieven van Willem Doorenbos aan Albert Verwey, 17 juni 1884, Verwey-archief XLIB 2982, en 3 juli 1884, Verwey-archief XLIB 2984.
- 5
- Brief van Verwey aan Kloos, 27 juli 1884, Verwey-archief XLIB 7355.
- 6
- Kaartje van Kloos aan Verwey, dagstempel Brussel 5 augustus 1884, Verwey-archief XLIB 7356.
- 7
- Brief van Verwey aan Frederik van Eeden, 8 augustus 1884, Verwey-archief XLIB 3462. Bock en Faro zijn Belgische bieren.
- 8
- Brief van Arnold Ising aan Franc van der Goes, 9 augustus 1884, Van der Goes-archief, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis Amsterdam, 817. Boitsfort: zie noot 29.
- 9
- J. Huizinga, Leven en werk van Jan Veth (Haarlem 1927), p. 3.
- 10
- Clara en Cor (Cornelia) zijn twee zusters van Veth. Op Hulkesteyn (Hulkestein), een villapark tussen Arnhem en Oosterbeek, woont in 1884/1885 prof. P.J. Veth, een oom van Jan. Chris Onnen is een vriendin van de familie. Gerda van Wallis: in De Gids van augustus 1884 (p. 185-212) was gepubliceerd ‘Gerda. Vrij bewerkte Noordsche Saga’, door A.S.C. Wallis (1857-1925), een pseudoniem van Adèle von Antal-Opzoomer.
- 11
- H.A. van Trigt (Dordrecht 1829-Heilo 1899), jhr. M.B.F. Dittlinger (Breda 1864-Den Haag 1942): beiden schilders, Van Trigt vooral van historiestukken.
- 12
- Brief van Jan Veth aan Anna Dirks, 7 augustus 1884, Veth-archief 545/738, sad (1317, 1187, 1085).
- 13
- Brief van Kloos aan Veth, 7 augustus 1884, Veth-archief 101/48, rpk. Sebastiaan en Homunculus: pseudoniemen van respectievelijk Kloos en Verwey. Ook in: Hubert Michaël, ‘Willem Kloos temidden van de Doorenbossen’, De Nieuwe Taalgids 54 (1961), p. 145.
- 14
- Kobus: Jacobus Martinus Doorenbos (1866-1907). Martha: Martha Maria Doorenbos (1861-1894).
- 15
- Bois de Cambre: het Terkamerenbos bij Brussel. Dubois: het goed bekend staande restaurant Jean Dubois in de rue de la Bourse (vlak bij de Grote Markt).
- 16
- Nieuwe Amsterdamsche Courant / Algemeen Handelsblad, dinsdag 12 augustus 1884, avondblad.
- 17
- Brief van Gerardus Huibert Veth aan zijn zoon Jan, 13 augustus 1884, Veth-archief 545/601, sad.
- 18
- Museé Royal: het Musée royal de peinture et de sculpture (tegenwoordig Koninklijke Musea voor Schone Kunsten).
- 19
- Porte Royal: ook wel Place Royale of Koningsplein.
- 20
- Brief van Veth aan Willem Witsen, 13 augustus 1884, Witsen-archief 75C 51k2, Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. Ook in: Hubert Michaël, ‘Willem Kloos temidden van de Doorenbossen’, De Nieuwe Taalgids 54 (1961), p. 146.
- 21
- Brief van Veth aan Anna Dirks, 12 augustus 1884, Veth-archief 545/738, sad (1317, 1187, 1085).
- 22
- Brief van Veth aan Witsen, 13 augustus 1884, Witsen-archief 75C 51k2. Ook in: Hubert Michaël, ‘Willem Kloos temidden van de Doorenbossen’, De Nieuwe Taalgids 54 (1961), p. 146; en in P. Kralt, ‘De vrouwen, de vriend en de verborgen god. Willem Kloos zomer 1884-winter 1885’, Maatstaf 43 (1986) 1 (januari), p. 23. Met beide Coba’s doelt Veth op Coba Witsen en haar bij de Witsens inwonende vriendin Coba Muller (1844-1918), later C. Tholen-Muller. De zuster van Willem Witsen heeft eigenlijk als roepnaam Cobi Witsen (1851-1930), later J.H.E. Amtzenius-Witsen. Medeia: Hein Boeken beschreef in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van zaterdag 4 mei 1929 een bezoek aan Kloos, waarbij hij ook Witsen ontmoette. ‘Kloos en Witsen lazen tezamen in het Grieksch […] de Medea van Euripides: Witsen wilde toen schilderen of was reeds bezig met het maken van een schilderij, voorstellend Medea met haar twee kinderen. Dat schilderij heb ik nooit gezien. Of het ooit voltooid is weet ik niet, noch of het nog bestaat.’
- 23
- Verwey maakte een conceptbrief die hij niet verstuurde. In: P. Kralt, ‘De vrouwen, de vriend en de verborgen god. Willem Kloos zomer 1884-winter 1885’, Maatstaf 43 (1986) 1 (januari), p. 23.
- 24
- J.C. Zimmerman (1828-1888): letterkundige en bankier te Amsterdam, liberaal, redacteur van De Gids, uitgever van werken van de door hem bewonderde Potgieter. Schreef onder het pseudoniem Bernard Koster jr. Zimmerman was voorzitter van de Commissie van toezicht van de Rijksacademie. Muller: Gerard Gustaaf Muller (1861-1929), schilder, klasgenoot van Jan Veth. Broer van H.C. Muller, een van de oprichters van Flanor. Gerard Muller was eveneens lid van Flanor, net als zijn andere broer Hugo. Gerard Muller is ook voorzitter van Sint Lucas geweest. Onder zijn voorzitterschap werd op 2 februari 1884 in Maison Stroucken aan de Marnixstraat het grote Sint Lucasfeest gevierd. Frederik van Eeden schreef voor dit feest, op verzoek van voorzitter G.G. Muller, het blijspel Frans Hals, waarin onder anderen Jacobus van Looy, Jan Veth, Coba Muller, Anna Dirks en Willem Witsen optraden. Spoedig hierna treden Van Looy, Veth en Witsen uit Sint Lucas.
- 25
- Porte Louise, ook place Louise of Louizaplein. Cornelis Doorenbos: Cornelis Theodorus, Den Haag 1863-[onbekend].
- 26
- Kaartje van Albert Verwey aan zijn broer Chris, 15 augustus 1884, Verwey-archief XLIB 15252.
- 27
- Brief van Verwey aan Frederik van Eeden, 15 augustus 1884, Verwey-archief XLIB 3463.
- 28
- Mea Nijland-Verwey, Kunstenaarslevens. De briefwisseling van Albert Verwey met Alphons Diepenbrock, Herman Gorter, R.N. Roland Holst, Henriette van der Schalk en J.Th. Toorop (Assen 1959), p. 136. Brief van Albert Verwey aan Chris Verwey, 24 november 1895.
- 29
- Boitsfort (Bosvoorde), ‘oerbos’ bij Groenendael tussen het Terkamerenbos en het Zoniënwoud. La joie de vivre van Emile Zola (1840-1902), verschenen in maart 1884, werd reeds op 23 maart door Van Deyssel in De Amsterdammer besproken onder de titel De vreugde van te leven. Kort daarna verscheen bij F.C. Bührmann te Amsterdam een anonieme vertaling in twee delen, getiteld De vreugde te leven. Men. Keasberry: Edgar Keasberry, trouwt op 24 maart 1883 met Antoinette Doorenbos. Edwin Keasberry, zijn broer, was een kostganger van de familie Doorenbos toen deze nog in de P.C. Hooftstraat woonde. Over Juffr. De Jong ontbreken verdere gegevens.
- 30
- Mientje: Wilhelmina Doorenbos (1864-1937). Charles van Deventer, met familie op vakantie in het Ardense Esneux, was als jeugdvriend van Perk gevraagd mee te gaan naar La Roche.
- 31
- Oliver Goldsmith (1728-1774), The vicar of Wakefield (1766).
- 32
- Station du Luxembourg: nu station Leopoldswijk.
- 33
- Esneux, waar Charles van Deventer die zomer verbleef, ligt ten zuiden van Luik op een smalle landtong in de Ourthe. Stroomopwaarts ligt La Roche. Aan Frederik van Eeden schreef hij erover: ‘Het Belgische landschap is zeer bekoorlijk, doch het verwondert mij niet meer dat de belgen hun land zo weinig schilderen. De kleuren zijn niet treffend, de natuur werkt niet voor de kleuren. Er is een […] combinatie van bergen, boomen en water, doch het warme […] van onze weiden en waters ontbreekt. België is een goed land voor teekeningen en vooral voor deographien [?] die zoo schilderachtig zijn […]. In de omstreken van Esneux heb ik plekjes gevonden, die mij van Breughel beter deden verstaan […].’ Brief van Van Deventer aan Van Eeden, 28 augustus 1884, Van Eeden-archief XXIV C17, uba.
- 34
- Emile Zola (1840-1902), Documents littéraires (1881).
- 35
- J. Huizinga, Leven en werk van Jan Veth (Haarlem 1927), p. 13.
- 36
- Brief van Jan Veth aan Anna Dirks, gedateerd 23 augustus 1884, Veth-archief 545/738 (1317, 1187, 1085). De volgende dag vervolgt hij zijn brief en post hem te Brussel.
- 37
- Marloie en Melreux zijn nog steeds de plaatsen waar een reiziger naar La Roche achtereenvolgens op trein en bus overstapt, zoals in 1884 op de postwagen. Strobbe: niet te verwarren met de taverne De la Régence van eigenaar Strobbe, gelegen aan de place Royale / het Koningsplein.
- 38
- Doorenbos gaat met mejuffrouw Swarth naar het 19e Nederlandsch Taalcongres te Brugge, van 24 tot 27 augustus.
- 39
- Edda: Karl Simrock, Die Edda (1851) (zie ook noot 3).
- 40
- Brief van Verwey aan Mientje Doorenbos, 11 september 1884, in: Maurits Uyldert, De jeugd van een dichter (Amsterdam 1948), p. 113.
- 41
- Kladje zonder datum, waarschijnlijk brief aan Mientje Doorenbos uit zeer waarschijnlijk september 1884, Verwey-archief XLIB 7625.
- 42
- Brief van Kloos aan Verwey, [waarschijnlijk eerste helft] november 1884, in: Hubert Michaël, ‘Willem Kloos temidden van de Doorenbossen’, De Nieuwe Taalgids 54 (1961), p. 148, en Verwey-archief XLIB 7369.
- 43
- Brief van Veth aan Anna Dirks, 29 augustus 1884, Veth-archief 545/738, sad (1317, 1187, 1085).
- 44
- Irene M. de Groot e.a., Willem Witsen. 1860-1923. Schilderijen tekeningen prenten foto’s (Bussum 2003), p. 23. Witsen had dat voornemen al op de dag voor zijn vertrek naar België, op 18 augustus 1884, aan een onbekende correspondent laten weten. Voor het vertrek van Veth van de Academie (mei 1885): Fusien Bijl de Vroe, Jan Veth 1864-1925. Chroniqueur van een bewogen tijdperk (Amsterdam / Brussel 1987), p. 15.
- 45
- Brief van Witsen aan Veth, 3 december 1884, Veth-archief 545/1498, sad.
- 46
- Brief van Kloos aan Veth, 27 maart 1885, Veth-archief 101/50, rpk.
- 47
- Brief van Verwey aan Veth, mei 1885, Verwey-archief XLIC 297.
- 48
- Gemeentearchief ‘s-Gravenhage, bevolkingsregister, trouwregisters.
- 49
- Henriëtte Roland Holst-Van der Schalk, Het vuur brandde voort. Levensherinneringen (Amsterdam / Antwerpen 1949), p. 92.
- 50
- Elsbeth Etty, Liefde is heel het leven niet. Henriëtte Roland Holst 1869-1952 (Meppel 1997), p. 94.