Frans Oerlemans en Peter Janzen+
‘Laat ons eten, drinken en vroolijk zijn’
De vrienden van Jacques Perk
Sinds zijn huwelijk in 1912 met Henriëtte Perk waakte Charles van Deventer (1860-1931) als een Cerberus over de nagedachtenis van zijn jeugdvriend Jacques Perk. Jacques Herman Fabrice Perk was op 1 november 1881, 22 jaar oud, overleden. Zijn literaire nalatenschap was een jaar later door Willem Kloos bezorgd. Kloos’ magistrale inleiding bij Perks sonnetten (‘Wien de goden liefhebben’) maakte Perk tot de heraut van Tachtig. Vanaf dat moment was er naar de mening van Van Deventer met het Perk-archief maar wat aangerommeld. Dertig jaar na Perks dood stelde hij orde op zaken. En dat was hard nodig. Zo hield Greebe, die Jacques Perk’s Mathilde-Cyclus; In den oorspronkelijken vorm hersteld1 had gepubliceerd, de papieren die de familie voor zijn studie beschikbaar had gesteld, naar Van Deventers smaak te lang bij zich. Van Deventer geeft hem te verstaan de documenten onmiddellijk terug te bezorgen. Mevrouw Van Deventer schaamt zich zelfs een beetje over de barse toon in de brieven van haar man.2 Vervolgens maakt Van Deventer jacht op het ‘derde’ Mathilde-manuscript, dat al geruime tijd zoek is. Van Deventer, die via Greebes publicatie op het spoor komt van Willem Kloos3, verlangt van Kloos in niet mis te verstane bewoording dat hij de hele boel bij hem thuis nog maar eens grondig doorzoekt.4 Maar voorlopig komt het manuscript niet uit Willems handen. Zelf publiceerde Van Deventer in 1916 – niet in De Nieuwe Gids, wat voor de hand had gelegen, maar in de ‘oude’ Gids – brieven die hij van zijn vriend Jacques Perk in de jaren 1876-1880 had ontvangen.5 Dat was het laatste dat van de familie Van Deventer-Perk, wat hem betrof, naar buiten kwam.
Helaas ging Van Deventer – Chap voor zijn vrienden – bij die publicatie in De Gids nogal selectief te werk. ‘Van de brieven aan mij kan ik enkel brokken geven,
[…],’ zegt hij hierover in zijn inleiding.6 In de praktijk betekende dit dat hij in de brieven flink had zitten krassen en knippen, om ze ten slotte na publicatie aan de vlammen prijs te geven. ‘Chap was op sommige punten wat vreemd en zette me altoos aan al mijn souvenirs (papieren) te verbranden,’ schreef zijn weduwe kort na de dood van haar man aan Willem Kloos en in diezelfde brief: ‘Jammer is ’t dat we niet eerder aan het corresponderen zijn gegaan. Maar… Chap zou ’t niet goed gevonden hebben. Ik mocht nooit met “de Tachtigers” schrijven, zelfs niet met Frank v.d. Goes, wiens vriendschap ik nooit verloor […].’7
Van Deventers brievenpublicatie in De Gids vormt een belangrijke bron voor het latere Perk-onderzoek. Garmt Stuiveling, die niet alleen Perks gedichten en ondichten publiceerde, de brieven en documenten van Perks leven verzamelde, maar ook een gezaghebbende biografie over Het korte leven van Jacques Perk schreef, maakte in die levensbeschrijving dankbaar gebruik van Van Deventers materiaal.8
Brokken
Het jaar 1878 vormt een turbulente periode in het leven van Jacques Perk. In februari van dat jaar heeft Perk zijn eerste bloedspuwing, het eerste symptoom van een ziekte die hem fataal zou worden. Zijn school is al eerder mislukt en sinds zijn ziekte gaat het met de studie voor het admissie-examen, een toelatingsexamen voor de universiteit, allesbehalve naar wens. Ook komt er een eind aan de relatie met het meisje Marie Champury, zijn eerste grote liefde. Samen met zijn vader schrijft hij, op zoek naar een baantje, talloze tevergeefse brieven. Wanneer Eduard Samson, in de kost bij de familie Perk en inmiddels een goede vriend van Jacques, in mei 1878 plotseling sterft, stort Perk helemaal in. Uitvoerig schrijft hij over die tragische gebeurtenis aan zijn vriend Chap in Dordrecht. In de brieven-publicatie van 1916 vinden we van Perks schrijven weinig of niets terug. Van Deventer houdt Perks reactie op Samsons dood voor zichzelf. Hij kan enkel ‘brokken’ geven, liet hij ons al weten in zijn inleiding.
Hoe reageert een dichter in spe op zo’n dramatische gebeurtenis? Komt er een stroom aan gedichten los, of gaat hij als ‘gezonde’ adolescent de hort op? Perk kiest voor het laatste.9 Hij stort zich die zomer in het studentenleven van Amsterdam en zwalkt met vrienden door Den Haag. ‘Om te vergeten ging hij liedjes horen in de Nes,’ vernemen we van zijn zuster Dora.10 Nu was in die dagen de Nes de rosse buurt van Amsterdam. Over zijn escapades in Den Haag en later in Amsterdam schrijft Perk opnieuw uitvoerig aan zijn ‘ami in Dordt’, Van Deventer. Deze brief, of in ieder geval ‘brokken’ eruit, gaf Van Deventer wel aan de openbaarheid prijs. Het liep allemaal zo’n vaart niet, luidde zijn commentaar.
Een briefkaart in het Van der Goes-archief brengt ons op het spoor van vrienden die tot nu toe in Perks biografie ontbraken.11 Met hen belanden we in een sociëteit aan het Singel. Dit spoor vormt een eerste aanzet tot het antwoord op de vraag of het inderdaad allemaal zo’n vaart niet liep, zoals Chap meende.
Van zijne vrienden
In het Van der Goes-archief bevindt zich een niet eerder afgedrukte briefkaart van Henry Samson aan Franc van der Goes, gedateerd 2 november 1881. Perk is de dag ervoor overleden. Samson schrijft aan Van der Goes: ‘Ik heb volgens afspraak gehandeld en in de Regulierstraat een groote krans van levenden bloemen besteld met witte doffe lint waarop gedrukt “van zijne vrienden” ter waarde van hoogstens f 15.-. Heden morgen zal het bezorgd worden. v.Dev., C.H., Jeroen, jij en ik zullen de kosten moeten delen. Kloos wil alleen een krans geven. Adieu.’12
Wie zijn deze mannen die zich bij Perks dood zo prominent als vrienden afficheren? De bekendste van hen is natuurlijk Perks vriend Willem Kloos. Hij geeft in z’n eentje een krans. Zo lijkt het alsof Kloos in die novemberdagen een vriendschap wilde benadrukken die in feite al niet meer bestond. Perk had met Kloos gebroken en wilde hem zelfs aan zijn ziekbed niet ontvangen. Frank van der Goes kennen we uit de Perk-publicaties als een oude schoolvriend. Met v.Dev. is natuurlijk Van Deventer bedoeld: de vriend uit de tijd dat de Perken nog in Dordrecht woonden. Wie schuilgaat achter de initialen C.H. is op voorhand niet duidelijk. Er zijn twee mogelijkheden. Samson schrijft wat hij bedoelt en een zekere C.H. is inderdaad een tot nu toe onbekende vriend van Perk. Of het is mogelijk dat Samson zich in de haast heeft verschreven en eigenlijk H.C. bedoelde. Want H.C. Muller, oftewel HaaZee, zoals hij zich graag liet noemen, was een goede vriend van Perk. Zo’n goede vriend zelfs dat Perk hem in maart 1880 met een fotoportretje vereerde.13 Ook kwam H.C. bij de Perken over huis, flirtte korte tijd met een van Perks zussen, Dora, en schreef gedichtjes in de poëziealbums van de meisjes. Trouwt Dora, dan is H.C. onder de genodigden.14 In een brief van 5 oktober 1879 ten slotte schrijft Perk aan Chap over H.C. Muller: ‘Ik heb zes intieme vrienden van wie ik houd. Ising, Van der Goes, Muller, v.d.Voort, Mesquita en Van Ruyven. Dat zijn 3 studenten en 3 artisten. H.C. Muller is dichter tevens evenals Mesquita.(…)’15
Maar als we ervan uitgaan dat Samson zich niet verschreef, dan zijn van hen die zich in die trieste herfstdagen van 1881 ‘zijne vrienden’ noemden, Jeroen, C.H. en Samson zelf in de Perk-literatuur niet of nauwelijks bekend. Naar hen gaan we hier op zoek.
Eduard en Henry Samson
In Stuivelings Brieven en Dokumenten vinden we Henry Samsons naam, weliswaar in combinatie met Van der Goes, één keer terug. Perk vraagt de twee vrienden in de zomer van 1881 op zijn logeeradres bij zijn pas getrouwde zuster in Loenen te komen.16 Dat deden ze ook.17 Twee maanden later, op 1 november van dat jaar, overlijdt Jacques Perk en nemen Samson en Van der Goes,
zoals uit Samsons briefkaartje bleek, het initiatief voor een krans. Wie was deze Samson?
Sinds 1876 is Henry Samsons jongere broer Eduard, vers uit Paramaribo, als gezegd een van de kostjongens in het huis van de familie Perk. Eduard wil notaris worden. Dominee Perk had twee jaar daarvoor zijn statige pand aan de Herengracht verruild voor het veel ruimere huis aan het Haarlemmerplein 17, eveneens in Amsterdam, juist met het oogmerk jongens in de kost te nemen. Eduard Samson – Eli voor vrienden – is een van hen.18 Dan speelt zich op 2 mei 1878 in het huis van de familie Perk een drama af. Eduard Daniël Samson (1858-1878), nog geen twintig jaar oud, overlijdt daar plotseling. Het hoe en waarom blijft onduidelijk. De bronnen spreken elkaar op het punt van de doodsoorzaak tegen. Zelfmoord lijkt het waarschijnlijkst.19 ‘Eene korte ongesteldheid’ staat als doodsoorzaak vermeld in de door Henry Samson geplaatste rouwadvertentie.20 De onmiddellijke reactie van Perk op Samsons dood, die hij in een brief en briefkaart aan Chap van Deventer toevertrouwt, is door Van Deventer vernietigd. Wel schrijft Van Deventer in zijn commentaar dat hij Perk de onaangename en ruwe toon van beide epistels indertijd voor de voeten heeft geworpen.21 Een ‘onomwonden amende honorable’ was op 17 mei 1878 Perks antwoord: ‘Niet onverschilligheid omtrent Samson was de oorzaak van die ongelekte briefkaart. Integendeel, zooals ik zeide, is S. bijna twee jaren mijn contubernaal geweest.’22 Inderdaad was Eduard Samson niet zomaar een kostjongen voor Perk: een tot nu toe onbekende foto van het gezin Perk lijkt dat te onderstrepen. Eli Samson staat op die bewuste foto naast Jacques; één hand van hem rust op Perks schouder. Even terzijde zit een andere kostjongen: Johannus van Andel.23
Dat Eduard Samsons onverwachte dood Henry Samson in nauwer contact met Perk heeft gebracht, lijdt geen twijfel. Hun vriendschap moet uit die dagen dateren. Een tijdgenoot, verslaggever van het Algemeen Handelsblad, memoreert bij het overlijden van Henry Samson in 1921: ‘Zijn beste herinneringen gingen naar de dagen waarin hij met Perk en Kloos en Chr. van Deventer jong was geweest […].’24
Op de dag van Eli Samsons begrafenis ontbrak Perk. Hij lag ziek op bed en het herstel van zijn eerste bloedspuwing verliep maar moeizaam. Door zijn ouders werd hij om op krachten te komen eerst naar familie in Haarlem en later naar Den Haag gestuurd. In een brief van 3 juli 1878 staat de jonge dichter uitvoerig stil bij zijn omzwervingen in de twee maanden na Samsons dood: geen onbelangrijke brief, zoals we zullen zien.
… Toen S. gestorven was, ging ik naar Haarlem en bleef er hoogstens 3 weken. Toen te Amsterdam teruggekeerd verwijlde ik aldaar tot en met mijn geboortedag, die luisterrijk werd gevierd, natuurlijk omdat ik bijna gecrepeerd was. Alsdan volgde ik een lief nichtje van me naar hare woonplaats ‘s-Gravenhage. Den Haag gaf zich aan mij bloot onder allerlei schoone gezichtspunten. Dagelijks werden er allerlei amusementen bedacht en vooral de Scheveningse terrassen half door onze voetzolen ingedrukt. De pret vermeerderde toen van R. en ik in kennis raakten met een Leidsch jurist, die zijn propjes juist achter den rug had en die in de alleropgewektste stemming zijn ziel uit zijn lichaam scheen te willen cancaneeren… Daarbij voegde zich een oud vriend uit Breda van me, die 2 jaar luitenant is en in den Haag ter schietschool gedetacheerd was. De vier genoemde lui bleven natuurlijk niet in gebreke al wat gezellig en leuk in den Haag is te doorsnuffelen en te proeven. Rijden en rossen, zuipen, pooien en pimpelen, ’t ging er alles door als koek. Zoo vloden ruim veertien dagen in ongestoordheid naar buiten. Nu vijf dagen geleden werd het tijd van scheiden en toog ik met S.L. en v.R. naar A. Sindsdien,
nu zich nog een stuk of zes gezellige Amsterdammers aan ons gesloten hebben, sjouwen we tamelijk gezellig dag in dag uit. Café chantants en kroegen, publieke vermakelijkheden en niet publieke, rijp en groen, we rieken er aan en proeven ze. […]25
Na deze ‘beproevingen’ gaat Perk op 10 juli van dat jaar met zijn ouders op vakantie naar Diekirch. Daar maakt hij kennis met de kunstschilder Herman van der Voort in de Betouw, een van de vrienden die hij in 1879 tot zijn intimi rekende.26
Is Henry Samson een van de ‘zes gezellige Amsterdammers’ die Perk in zijn brief aan Chap van Deventer noemt? Vast wel. Henry Samson, net als zijn jongere broer Eduard afkomstig uit Suriname, vindt in 1875 aan de Keizersgracht een kamer bij dominee Pantekoek. Net als Pantekoeks zoon Johan staat Henry Samson ingeschreven aan de Rijkskweekschool voor Militair Geneeskundigen.27 Zij volgen een opleiding tot militair arts, en – voor ons van meer belang – beiden zijn lid van de studentenvereniging Mavors Medicator en van Machäon, de sociëteit van deze vereniging. In het archief van Mavors Medicator duikt Perk met zijn vrienden op.
Machäon
Op de zolder van de Agnietenkapel te Amsterdam bevindt zich het archief van het Militaire Studentencorps Mavors Medicator en zijn sociëteit Machäon.28 Het introductieboek van deze sociëteit wordt daar bewaard. Zoals te doen gebruikelijk werd een dergelijk boek incidenteel en onvolledig bijgehouden. Dat Jacques Perk deze sociëteit regelmatig bezocht, was tot op de dag van vandaag niet bekend. Maar op 1 juli 1878 vermeldt het introductieboek dat Jacques Perk, uit ’s Hage, zonder beroep samen met Stipriaan Luïscius, student te Leiden, voor de duur van 14 dagen is geïntroduceerd door, inderdaad, H.G. Samson.29 Uit de eerder door ons aangehaalde brief van 3 juli 1878 weten wij dat Perk samen met v.R. en S.L., in de laatste week van juni uit Den Haag naar Amsterdam komt. En ze zijn kennelijk niet van plan hun gefuif spoedig af te blazen. ‘Introduceer ons maar voor 14 dagen,’ lieten ze Samson weten. Pas de 10e van de maand zou Perk met zijn ouders naar Diekirch vertrekken. Dat v.R. Perks oude klasgenoot Johan van Ruyven is, meldt ook Stuiveling in zijn Brieven en Dokumenten.30 Het archief van Mavors Medicator kende Stuiveling niet, dus over S.L. zwijgt hij. Maar Machäons introductieboek brengt ons verder. Sinds oktober 1877 studeert Johan Marius van Stipriaan Luïscius, die net als Perk inmiddels 19 jaar is, rechten te Leiden.31
Charles van Deventer plaatste ook bij deze uitvoerige brief zijn commentaar: ‘Er mag hier wel opgemerkt worden dat Perk’s eigen aandeel in de ruwe jongeluis-vermaken door de verbeelding aangedikt zal zijn. Hij was volstrekt niet zo lichtmissig van aard, véél minder dan de meesten op dien leeftijd, en kon ook weinig verdragen. Ging hij zich een enkele maal ook maar een weinig te buiten, den volgenden dag moest hij dat duur betalen. Doch een beetje meedoen werd voor zijn verbeelding al gauw een wilde fuiverij.[…]’32 Van Deventer bagatelliseert dus Perks wilde verhalen. Het liep allemaal zo’n vaart niet. Maar hij heeft ongelijk.
Perks kasboekje uit die zomer laat bijvoorbeeld zien dat hij nogal wat geld besteedde aan uiterlijkheden en vertier. In juli noteert hij: voor eigen gebruik f 20,-, voor schoenen f 4,- en voor hoeden f 6,40. De maand daarvoor, met zijn vrienden aan het ‘rijden en rossen, zuipen, pooien en pimpelen’ in Den Haag, noteerde hij en passant: Venus f 3,50.33
Terug in Amsterdam strijkt hij op 1 juli met zijn vrienden neer in de sociëteit Machäon. De sociëteit, gevestigd in het Muntgebouw, bezat in die dagen een bijzondere reputatie. Op het grote balkon boven het Singel was in oktober ’77 de aanslag beraamd op de ‘Muur van Oostmeijer’. Dit lelijke restant van een huizenblok, dat de confectionair Oostmeijer uit de Kalverstraat als reclamezuil gebruikte, werd door de medicijnenstudenten, ‘de pillen’, tijdens een kroegjool gesloopt.34 Natuurlijk liet Perk zich door Samson daar graag introduceren. H.C. (HaaZee) Muller, classicus en een van Perks vrienden, schreef over deze gebeurtenis, die plaatsvond op letterlijk een steenworp afstand van de sociëteit, een ‘groote fantastische opera’.35 In de Almanak van het Militaire Studentencorps Mavors Medicator voor 1879 wordt bij de opvoering van deze opera uitgebreid stilgestaan. In de bespreking van Mullers ‘opera’ stuitten we op de initialen C.H., oftewel Ze-Ha, zoals uit de verslaggeving blijkt.36 Het is Coenraad Hesterman, de arts in opleiding die in Machäon-kring bekendstond als Ze-Ha.37 Samson heeft zich dus niet verschreven. Ook C.H. vertegenwoordigt, naast Samson, de Machäon-connectie aan Perks graf. Vinden we in diezelfde kring wellicht ook ‘Jeroen’?
Uit het introductieboek van de sociëteit blijkt dat Perk en zijn vrienden zich op Machäon thuisvoelden. Zelfs de brave Chap is volgens dit boek op Machäon geweest, op introductie van Samson. Van Ruyven is een regelmatige bezoeker, wat zeker opgaat voor C.H. (Ze-Ha). Perk zelf, nog maar net terug van vakantie uit Diekirch, verschijnt alweer op 9 augustus met Henry Samson op het balkon van de sociëteit. Dan volgen nog enkele vermeldingen uit de zomer van ’79, voordat het introductieboek ons voorgoed in de steek laat.
Alfred Jesurun
Aan de Reguliersgracht 53, waar de familie Perk sinds kort woont, wordt Samsons krans nog diezelfde dag bezorgd. Van de vrienden die de kosten delen, zijn Van Deventer, Van der Goes, Samson en C.H. inmiddels thuisgebracht. Maar wie was Jeroen? Van Deventer zet ons op het spoor. In een naschrift bij zijn Gids-publicatie merkt hij op dat hij van Perk ooit vernam dat een vriend van hem,
Alfred Jesurun, een gedichtje van Perk de Almanak van het Amsterdamsch Studentencorps (1879) had binnengesmokkeld. Onder pseudoniem weliswaar: Ruen Delfra Sui, een omzetting van Alfred Jesurun.38 Deze Jesurun, kortweg Jeroen, net als Perk rechtenstudent in Amsterdam, was lid van het corps en bezocht Machäon zeer regelmatig. Hun vriendschap wordt jaren later door Van Deventers weduwe in een briefwisseling met Mullers zoon, Joan, bevestigd. Deze Joan, druk aan het corresponderen met tijdgenoten van zijn vader, vroeg haar in 1934 of zij hem iets kon vertellen over zijn vaders vrienden. Naast anderen, schrijft zij hem, herinnert zij zich uit die jaren ook de West-Indiër Jesurun.39 Alfred Jesurun is inderdaad op Curaçao geboren. Ook namens deze Machäon-vriend wordt ‘Samsons krans’ aan de Reguliersgracht bezorgd.
Loenen
In de zomer van 1881 zijn H.C. Muller en Franc van der Goes in Amsterdam druk doende met hun literaire club Flanor. Dan komt er van Perk, zoals we zagen, vanuit Loenen een briefkaart. Vanuit het huis Oud-Over, dat zijn zuster Dora Perk en haar man, Jan Blancke, na hun huwelijk betrokken en waar Perk enige tijd verbleef, laat hij Franc van der Goes op 18 augustus 1881 weten dat hij samen met Samson in Loenen wordt verwacht. Stuiveling drukt dit kaartje in zijn Brieven en Dokumenten af.40 Perks uitnodiging luidt:
Loenen a/Vecht 18/8/81
Komt, ziet, wipt over! Neemt geld, kaartjes tot Nieuwersluys en je voetjes op, en kuiert herwaarts.
Laat ons eten, drinken en vroolijk zijn.
Komt vóór het middagbrood – ten elven of zoo.-
Gij zult met open armen en monden worden ontvangen.
Ik heet Jacq.-
Samson en Van der Goes zijn daar in Loenen ook daadwerkelijk geweest. Vanuit de Nieuwstraat in Dordrecht, waar Chap van Deventer die zomer bij zijn ouders verblijft, schrijft hij aan Van der Goes op 31 augustus 1881: ‘Van Jacques kreeg ik een brief die me van jacht- en wildpartijen gewaagde. Hij schijnt zich een waardig nazaat van de Batavieren te willen betoonen. Ik mag lijden dat hij ook maar wat gewerkt heeft. Waar moet het met hem heen, als hij niet slaagt in zijn examen. Heb jullie je op je bezoek nog al goed geamuseerd.’41 De genoemde brief, die Van Deventer van Perk in de zomer van 1881 ontving, is natuurlijk volgens Chap verloren gegaan.42
Twee maanden later bezweek Jacques Perk aan de ziekte die zich in februari 1878 voor het eerst openbaarde.
Tot slot
Van de vrienden die zich rond het graf van Jacques Perk schaarden, bleef een aantal met zijn nagedachtenis verbonden. Kloos bezorgt niet alleen, in 1882,
zijn literaire nalatenschap, maar blijft in zijn Nieuwe Gids voortdurend met Perk in de weer. Van der Goes koestert de banden met de familie aan de Reguliersgracht en doet Henriëtte Perk tevergeefs een huwelijksaanzoek. Ook hij wordt, net als Kloos, redacteur-eigenaar van De Nieuwe Gids. Chap van Deventer, scheikundige en Platokenner, wordt een van de medewerkers. Een tiental jaren verblijft hij in Indië en ontmoet daar Henriëtte Perk, dan nog getrouwd met Voûte. Henry Samson speelt langs de zijlijn zijn rol in Tachtig. Hij wordt lid van Flanor, beweegt zich in de coterie van het toneel, trouwt met de, vooral door Willem Kloos begeerde, actrice Mientje Bouret (1861-1928) en onderhoudt blijvende banden van vriendschap met onder anderen Albert Verwey, Chap van Deventer, Hein Boeken en talloze schilders uit die dagen. Maar dan is Henry Samson inmiddels al een gerespecteerd arts, die zich gevestigd heeft aan de Overtoom. Het is vooral als medicus dat hij gedurende een korte periode in het leven van die andere vriend van Perk, Willem Kloos, zijn invloed doet gelden. Het is dan 1897 en Kloos is aan de drank. HaaZee Muller stapt al snel uit Flanor, is lange tijd classicus aan het Barlaeus Gymnasium, gaat in de politiek, maakt ruzie met alles en iedereen en sterft een roemloze dood. Johan van Ruyven, Johan van Stipriaan Luïscius, Coenraad Hesterman en Alfred Jesurun waren slechts ‘ships that pass in the night’.
- +
- Frans Oerlemans, neerlandicus, en Peter Janzen, historicus, zijn beiden verbonden aan het Hervormd Lyceum West te Amsterdam. Zij publiceerden eerder over de negentiende eeuw.
- 1
- A.C.J.A. Greebe, Jacques Perk’s Mathilde-Cyclus; In den oorspronkelijken vorm hersteld (1915).
- 2
- Volgens een brief van Henriëtte van Deventer-Perk aan Willem Kloos d.d. 13 november 1931. In: J. Meijer, De dichter in depot. Perkmanuscripten en hun lotgevallen (1976), p. 44 e.v.
- 3
- Zie voor de geschiedenis van de verschillende Mathilde-manuscripten: G. Stuiveling, Jacques Perks Mathildekrans naar de handschriften volledig uitgegeven (1961).
- 4
- J. Meijer, op cit. (noot 2), p. 36 e.v.
- 5
- ‘Uit het leven van Jacques Perk. Brieven van hem zelf aan Ch.M. van Deventer.’ In: De Gids 1916, deel iii, p. 199-229 en p. 429-451.
- 6
- Idem, p. 200.
- 7
- Zie noot 2.
- 8
- G. Stuiveling, Jacques Perks leven en werken, Amsterdam, 1957-1959. Dit werk bestaat uit de delen: Het korte leven van Jacques Perk, Verzamelde Gedichten, Brieven en Dokumenten en Proeven in dicht en ondicht.
- 9
- In het Van der Goes-archief (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam) bevindt zich een gedicht getiteld ‘Opdracht’. Stuiveling heeft dit gedicht in zijn Jacques Perk Proeven in dicht en ondicht (1958) op p. 162 opgenomen. Het gedicht is gewijd ‘Aan Eduard Daniel Samson, gestorven 2 Mei 1878. Wi sari hati de membre joe.’ Het Surinaamse motto luidt vertaald: Onze bedroefde harten gedenken jou.
- 10
- J. Meijer, Manipulaties met de Mathilde iii. Schaven achter de schermen (1979), p. 81.
- 11
- Zie noot 12.
- 12
- iisg, Van der Goes-archief, sign. 818.
- 13
- Op verschillende plaatsen blijkt de vriendschap tussen Perk en Muller. Op het iisg te Amsterdam bevindt zich het archief van H.C. Mullet. In dat archief treft men het fotootje aan van Jacques Perk met op de achterzijde de tekst: ‘Den Vriende Muller aangeboden Jacques Perk 12/3/80.’ Dit fotootje, in bezit getaakt van Dora Blancke, geboren Perk, wordt door haat op 24 augustus 1916 naar Muller gestuurd, iisg, archief Muller, sign. 12.47.
- 14
- Idem.
- 15
- De Gids 1916, deel iii, p. 217.
- 16
- Zie G. Stuiveling, Jacques Perk Brieven en Dokumenten (1959), p.359. Stuiveling vermeldt hierbij: ‘18 augustus 1881. Briefkaart van Jacques Perk, geadresseerd Aan de Weledelgeboren Heeren Franc v.d. Goes + Henri Samson Prinsengracht 293 Amsterdam.’ (iisg, Amsterdam).
- 17
- In het Van der Goes-archief (iisg) bevindt zich onder sign. 908 een kaartje van Dora Blancke, geboren Perk, aan Van der Goes d.d. 27 augustus 1881. De tekst luidt: ‘Dus zoals afgesproken verwachten wij U beiden zondag.’
- 18
- Gemeentearchief Amsterdam: Eduard Daniël Samson ingeschr. 19 september 1876, geboren 6 mei 1858 te Paramaribo. Overleden 2 mei 1878.
- 19
- In het Samson-archief (Universiteitsbibliotheek Amsterdam) bevindt zich een foto, sign. Gu/11, voorstellende Eduard Samson met de aantekening: ‘Henry Gilius Samson broer Eduard in zelfde tijd als Henry G. naar Nederland gekomen. In huis bij familie Perk, studeerde voor notaris, doch heeft zelfmoord gepleegd.’
- 20
- Rouwadvertentie in het Algemeen Handelsblad, 5 mei 1878: ‘Den 2den mei ll. overleed ten huize van ds. M.A. Perk, na eene korte ongesteldheid en in de ouderdom van twintig jaren mijn hartelijk geliefde eenige Broeder Eduard Daniël Amsterdam 5 mei 1878 H.G. Samson Eenige kennisgeveing.’
- 21
- De Gids 1916, deel iii, p. 205.
- 22
- Idem.
- 23
- Perk-archief, Universiteitsbibliotheek Amsterdam, sign. gm 37.
- 24
- H.G. Samson overleed 24 juni 1921. Op 27 juni verscheen in het Algemeen Handelsblad een herdenkingsartikel.
- 25
- De Gids 1916, deel iii, p. 206.
- 26
- Zie noot 15.
- 27
- D. de Moulin (red.), ‘s-Rijkskweekschool voor Militair Geneeskundigen te Utrecht (1822-1865). Met een lijst van kwekelingen, samengesteld door M.J.van Lieburg (1988). In deze lijst ook te vinden: Samson, Henry Gilius (Paramaribo 1856) ingeschr. rks Amsterdam 1875, Atheneum 1875, Artsexamen 1885, p. 177.
- 28
- Agnietenkapel te Amsterdam. Het archief is weliswaar geordend, maar iedere signatuur ontbreekt.
- 29
- Idem.
- 30
- G. Stuiveling, Jacques Perk Brieven en Dokumenten (1959), p. 139.
- 31
- Album Studiosorum Academiae Lugduno-Batavae (1875-1925).
- 32
- De Gids 1916, deel iii, p. 206/207.
- 33
- Perk-archief, Universiteitsbibliotheek Amsterdam, sign. xii C5.
- 34
- Zie bijvoorbeeld L. Schade van Westrum, Amsterdam per vigilante (1956), p. 98/99. Daarnaast materiaal hierover in het archief van Mavors Medicator in de Agnietenkapel te Amstetdam.
- 35
- HaaZee, De muurmuurende Maarten Muurmeier (1878).
- 36
- Almanak, p. 118/119.
- 37
- Zie noot 27, p. 154.
- 38
- De Gids 1916, deel iii, p. 450/451.
- 39
- iisg, archief Muller, sign. 12.47.
- 40
- G. Stuiveling, Jacques Perk Brieven en Dokumenten (1959), p. 359.
- 41
- iisg, archief Van der Goes, sign. 817.
- 42
- De Gids 1916, deel iii, p. 200.