Over dit hoofdstuk/artikel

Frans Oerlemans

Peter Janzen

over Hendrik Clemens Muller


+
Frans Oerlemans, neerlandicus, en Peter Janzen, historicus, schreven eerder in De Parelduiker over Jacques Perk, Willem Kloos, Charles van Deventer, Willem Paap en Arnold Ising jr.
1
Zie M.B. Mendes da Costa, ‘Flanor Herinneringen’, in: De Nieuwe Gids (1925), deel 1, p. 501-534.
2
G. Stuiveling, De briefwisseling Vosmaer-Kloos (1939), p. 74.
3
Het Flanor-archief bevindt zich in de uba. G.H. ‘s-Gravesande, De geschiedenis van De Nieuwe Gids. Brieven en documenten bijeengebracht (1955), p. 8-9, besteedt ook aandacht aan Muller, die voortdurend pleit voor een eigen tijdschrift.
4
G. Stuiveling, Jacques Perk. Brieven en documenten (1959), p. 195. Uit deze editie zijn eveneens alle overige brieven van Perk geciteerd.
5
Mullers zoon Joan, eertijds beheerder van het archief, maakte in juli 1950 de aantekening: ‘Hoewel papa tot de intimi van Jacques Perk behoord heeft, heb ik hem nooit veel waardering, laat staan bewondering, voor dezen “als dichterfiguur” hooren spreken. Hij vond dit “sonnetten-geknutsel”.’ Dit is het tegendeel van wat Muller altijd in het openbaar heeft verkondigd. Muller-archief iisg, 12.47.
6
Zit ook Peter Janzen en Frans Oerlemans, ‘Nederland beter af als deelstaat van Duitsland: een grap?’, in: Trouw, 27 augustus 1996.
7
H.C. Muller, ‘Jong Nederland (een droom)’ in: Gedichten (1878), p. 107.
8
H.C. Muller, ‘Eigen levensschets’, in: Lijst der geschriften van Dr. H.C. Muller. Hem op zijn zestigste verjaardag door vrienden aangeboden (31 oktober 1915).
9
Barlaeus-archief, Gemeentearchief A’dam, pa 260.90.
10
Van Gerard Muller bevindt zich in de uba een archief (xviii.A1), met daarin o.a. een beschrijving van zijn jeugd.
11
Zo publiceerde hij in de Almanak van het Leidsche studentencorps van 1875 het gedicht ‘De val van Minerva’, later opgenomen in zijn Verspreide gedichten (1908), p. 35-39.
12
In zijn Autobiografie: Korte inhoud der 30 hoofdstukken schrijft hij: ‘mei 1880 promotie (Cobet) te Leiden paranymfen Blok + Margadant’. lm, M8902.
13
Zoals blijkt uit de Lijst der geschriften, is het pamflet geschreven door H.C. Muller en zijn collega A. Kettner, wiskundeleraar.
14
Ook als brochure uitgegeven: Dr. H.C. Muller, Een woord over Multatuli (1883). Dat de lezing enthousiast ontvangen werd, blijkt uit het verslag van de bijeenkomst in: De Dageraad, 4de jrg. deel iv (1882-1883), p. 431.
15
Multatuli, Volledige Werken (1950-1995), deel 22, p. 492: uit een brief van Multatuli aan H. de Vries, 17 december 1882: ‘Ziet ge Dr. Muller? Och, bedank hem voor z’n postkaart en z’n brochure. De hartelijkheid die daarin doorstraalt deed me aan! Maar of’t iets baat? Neen, neen, neen!’ De correspondentie tussen Muller en Dekker was ruim een maand daarvoor begonnen, toen Muller op 7 oktober 1882 in zijn functie van secretaris van De Dageraad Multatuli benaderde voor het erelidmaatschap van die vereniging. Multatuli antwoordde op 21 oktober dat hij, na veel aarzeling, akkoord gaat. Zie over deze brief en de relatie tussen Muller en Douwes Dekker: Chantal Keijsper, ‘“Kyk, daar ga ik aan ’t redeneeren”. Een (deels) onbekende brief aan H.C. Muller’, in: Over Multatuli, 21ste jrg. nr. 43 (1999), p. 32 e.v. Zie ook Atte Jongsta, De multatulianen. 125 jaar Multatuli-verering en Multatuli-hulde (1985), p. 81 e.v.
16
Barlaeus-archief, Gemeentearchief A’dam, pa 260.95. Brief van Muller aan curatoren, gedateerd 5 maart 1883.
17
Multatuli, Volledige Werken (1950-1995), deel 23, p. 128: uit een brief van Mimi Douwes Dekker aan mevr. De Haas, dd. 23 maart 1884.
18
H.C. Muller, ‘Van Multatuli’, in: De Dageraad, 8ste jrg. deel I (1886-1887), p. 167 e.v.
19
Multatuli, Volledige Werken (1950-1995), deel 24, p. 34 e.v.
20
In De Amsterdammer, weekblad voor Nederland verschijnen in oktober 1887 drie artikelen van Muller onder de titel ‘Nieuw-Grieksche Taal en Letterkunde’.
21
Het Jaarboek der Universiteit van Amsterdam 1890-1891 (1892), p. 81, vermeldt bij dr. H.C. Muller: ‘gaf geen college wegens gebrek aan belangstelling’. Dat is de daaropvolgende vier jaren ook het geval. In het jaarboek van 1895-1896 komt zijn naam voor het laatst voor: hij geeft dan één uur per week college.
22
De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising Jr, 1883-1904 (1968), ed. Harry G.M. Prick, p. 226. Prick spreekt consequent van dr. Hugo C. Muller, volgens hem een ‘levenslang bewonderaar van Thijm’. Joan Muller schrijft echter: ‘Papa kende V. Deyssel persoonlijk. […] Tegenover v. D’s kunst stond papa echter – evenals de hele N. Gids beweging – volkomen afwijzend; hij vond dit in ’t geheel geen kunst en beschouwde v.D. als een dégéneré, ’n groote gedégénereerde ploert, een vent van niks.’ (Muller-archief, iisg, 13.52)
23
Een klein berichtje in Het Nieuws van den Dag, 14 maart 1898: ‘Dr. H.C. Muller, thans te Oxford, privaatdocent in de nieuw-Grieksche taal en letterkunde aan de Universiteit alhier, heeft zijne colleges opgeheven.’
24
Kloos-archief, kb, 69.E7. Zie ook Frans Oerlemans en Peter Janzen, ‘In het diepst van mijn gedachten’, in: De Parelduiker jrg. 3, nummer 2 (juli 1998).
25
De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey (1986), ed. Harry G.M. Prick, deel 3, p. 107.
26
Verwey-archief, uba, av lxviii. Hierin bevinden zich verschillende briefjes en kaartjes met dezelfde vraag: waarom ontving ik geen reactie op mijn toegezonden manuscript? Op 20 september 1898 vraagt hij gegevens voor ‘eenige lezingen te houden voor onderwijzers’.
27
Zie ook: Peter Janzen en Frans Oerlemans, ‘We willen een nieuwe, faire democratie’, in: Trouw, 28 oktober 1995.
28
Bij de verkiezingen stemden in Utrecht 557 mannen op Muller, volgens De Telegraaf van 16 juni 1917.
29
In het Muller-archief, iisg, 12.46, bevindt zich een briefkaartje van Louis D. Perit, bibliothecaris te Leiden, aan Muller, dd. 1 augustus 1911, waarin deze meedeelt de brieven niet te kopen. In het Multatulimuseum, 1911:I:30, wordt een brief bewaard van Muller aan de bibliothecaris van het museum, ook gedateerd 1 augustus 1911.
30
Over Van Eeden en Lady Welby zie o.a. Jan Fontijn, Tweespalt. Het leven van Frederik van Eeden tot 1901 (1990), p. 329 e.v.
31
H.C. Muller, ‘De zoogenaamde tentoonstelling voor letterkunde te ‘s-Gravenhage’, in: Den Gulden Winckel. Maandblad voor de boekenvrienden in Groot Nederland, jrg. 22, nr. 10 (15 oktober 1923), p. 149 e.v. Deze tentoonstelling werd gehouden ter gelegenheid van de viering van koningin Wilhelmina’s 25-jarig regeringsjubileum en bleek achteraf het startschot voor de vorming van het Letterkundig Museum.
32
Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe, ‘Achter de schermen’, in: De Nieuwe Gids (1929), p. 596-609.
33
Muller-archief, iisg, 9.37. Ook in Gemeentearchief Amsterdam bij personalia Dr. H.C. Muller.
34
W. Doorenbos, ‘Een uitval van Dr. J. ten Brink’, in: De Amsterdammer, weekblad voor Nederland (4 december 1881). C.G.L. Apeldoorn, Dr. Willem Doorenbos (1948), p. 165 e.v., beschrijft de affaire uitgebreid.
35
Hubert Michaël, Willem Kloos 1859-1938. Zijn jeugd, zijn leven. Een bloemlezing uit zijn gehele werk (1965) p. 331.
36
In De Dageraad, 3de jrg. nr. 10 (1881-1882), p. 320-321, keerde hij zich nog tegen de jodenvervolging in Europa.
37
Muller-archief, lm, niet-geïnventariseerd. Mapje van Joan met ‘Papa’s laatste ogenblikken’ en diens testament.