Over dit hoofdstuk/artikel

Elly Kamp

over F. Bordewijk

over Johanna Bordewijk-Roepman


+
elly kamp (1944) was tot voor kort als onderzoeker bij het Huygens Instituut-knaw betrokken bij de voorbereiding van de uitgave van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans. Zij publiceerde over Hermans en over F. Bordewijk en werkt nu aan een dubbelbiografie van het echtpaar Bordewijk. Dit is een uitgebreide tekst van een lezing, gehouden tijdens het Bordewijk Symposium in de Koninklijke Bibliotheek op 13 november 2009.
1
Max Pam, ‘Schoolboek. De nieuwe roman van Jan Siebelink gaat over het leven van een jonge leraar. Maar deze Cordesius blijkt geen De Bree’. In: HP/De Tijd, 17 oktober 2008, p. 54-55.
2
In NRC Handelsblad, woensdag 3 juni 1998.
3
F. Bordewijk. Bint. Roman van een zender; bezorgd en van een nawoord voorzien door Wieneke ’t Hoen. (Amsterdam 2009).
4
F. Bordewijk. Nagelaten documenten [De Parelduikerreeks 2] (Amsterdam 2007).
5
Amersfoortse Courant, 16 november 1964.
6
Rotterdams Nieuwsblad, 11 maart 1940.
7
Voorwaarts, 11 november 1940.
8
Eva. Het rijk der vrouw 15 (1958) 14 (5 april), p. 17-18.
9
Het Vaderland, 2 augustus 1952.
10
Dagboek Emmy van Lokhorst. Het gesprek voltrok zich tijdens en bijeenkomst van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde op 7 juni 1941. Informatie uit: Reinold Vugs. F. Bordewijk. Een biografie (Baarn 1995), noot 277.
11
De Groene Amsterdammer, 1 maart 1947.
12
Vrij Nederland, 27 november 1950.
13
In: Over F. Bordewijk. Een inleiding en een chronologie, geschreven portretten, essays en meningen (‘s-Gravenhage 1982), p. 25 (oorspronkelijk gepubliceerd in 1953).
14
Zie voor de volledige lijst van namen en de correspondentie van Bordewijk met de adviescommissie die zijn namen moest beoordelen Elly Beukenhorst-Kamp. Schaduw, stemming en stil water. Bordewijk en de Haagse straatnamen (Oosterbeek 1989). Deze lijst, met inleiding, is ook afgedrukt in: F. Bordewijk. Verzameld werk, xiii (Amsterdam 1991), p. 406-419.
15
Zie hiervoor N.K.C.A. in ’t Veld, De ereraden voor de kunst en de zuivering van de kunstenaars. Een bijdrage tot de geschiedschrijving van de zuivering van het vrije beroep. (‘s-Gravenhage 1981).
16
Bericht in het AD van 22 oktober 1946, met de volgende mededeling van mevrouw Jo Bordewijk-Roepman en de heer Jos Vranken jr.: ‘Wij hebben het van den aanvang af betreurd, dat ons inziens het deskundig element in den uitsluitend uit juristen samengestelde Central Eereraad heeft ontbroken, of althans onvoldoende vertegenwoordigd was. Kunstenaars op wie de eereraad maatregelen toepaste en die om welke reden ook niet in beroep gingen, toen de Centrale Eereraad werd ingesteld, zien zich nu gestraft voor feiten, die ons van minder ernstige aard voorkomen dan die welke bij den Centralen Eereraad naar de door dezen aangelegde maatstaven tot vrijspraak van de betrokkenen leidden. Hierin achten wij groot onrecht gelegen tegenover hen, die onherroepelijk door ons werden uitgesloten, en daarom legden wij onze taak neer.’
17
Zie de brieven van F. Bordewijk aan mevrouw Hélène Wagenaar-Nolthenius van 12 februari en 2 mei 1959, waarin hij probeert haar steun te verwerven bij het doen toekennen van een koninklijke onderscheiding aan Johanna. Hij noemt hier ook expliciet het frustreren van de uitvoering van haar composities, de tegenwerking van de kant van de mensen die in de oorlog onvoldoende karakter toonden maar het nu weer voor het zeggen hebben. Zie F. Bordewijk, Nagelaten documenten (Amsterdam 2007), p. 25-26. Haar zoon Robert beschreef ook haar frustratie in een niet gepubliceerd typoscript met de titel ‘Over moeders muziek’.
18
F. Bordewijk, Verzameld werk, xi (Amsterdam 1988), p. 63-64.
19
Dit verhaal vertelde zoon Robert verschillende keren aan zijn vrouw Gunilla Bordewijk-Ingelsson.
20
Reinold Vugs, F. Bordewijk. Een biografie (Baarn 1995).