Dichter en huisknecht, Rooms leven
In de jaren vijftig en zestig werd iedere onderzoeker die zich bezighield met de dichter P.C. Boutens achtervolgd door mevrouw C.C.V. van Lier-Schmidt Ernsthausen (1894-1978), die in ellenlange brieven en telefoongesprekken, met intriges en praatjes háár Boutensbeeld ingang wilde doen vinden, een Boutens die uiteindelijk terugkeerde tot het christendom en die min of meer ontdaan was van zijn homoseksualiteit. Volgens haar was tijdens Boutens’ uitvaart een christelijke bundel gedichten – Christus te Scheveningen – van de werktafel van de dichter verdwenen. Michel van der Plas publiceerde in Elseviers Weekblad van 26 november en 10 december 1960 artikelen over de hinderlijke onderzoekster. Over het voorwerk deed hij verslag aan Harry Prick, die al heel wat met haar te stellen had gehad.1 Kitty de Josselin de Jong en Henriette L. de Beaufort waren bevriend met Boutens; Cor van Duyvenbode was Boutens’ vriend en huisknecht; de kapitaalkrachtige en goedgeefse Frans Mijnssen maakte samen met Boutens deel uit van diverse besturen.
Aerdenhout, 12 nov. 1960
Beste Harry,
Het is me gisteren het dagje geweest! Ik zal niet proberen je alles te vertellen, moet bovendien zelf eerst nog veel notities uitwerken, maar zal je, behalve een samenvatting van mijn bewegingen, enkele gegevens verstrekken van scandaleus karakter die je, naar ik vertrouw, belang inboezemen.
Ik heb dan gisterenochtend van 10 tot 12 met de dames De Josselin de Jong en de Beaufort gesproken, van kwart voor twaalf tot twee uur met C. van Duyvenbode (in zijn huis), nogmaals met hem van kwart voor drie tot half vier en tenslotte te Amsterdam, over de telefoon, van kwart voor vijf tot half zeven met mevrouw van Lier te Scheveningen; het laatste gesprek heb ik (zonder dat de gesprekspartner dat wist) op de geluidsband vastgelegd, om het later te kunnen uittikken. Wat was mijn gevolgtrekking? Dat een los artikel over C. van Duyvenbode op dit ogenblik en in een weekblad niet plaatsbaar is; maar ook: dat ik nu een los artikel zou kunnen en willen schrijven over het onderwerp: Was Christus in Scheveningen? Een literair mysterie onopgehelderd. Daarbij zou C. van Duyvenbode terloops ingevoerd kunnen worden.
Voor het laatste artikel ontbreken mij nog
1 | het verhaal van mevrouw van Lier’s mystieke ervaring – de zilverpoets-ervaring;2 hiervoor zou ik een transcriptie van jouw minuten behoeven; |
2 | de bevestiging van G.H. ’s Gravesande dat zijn beroemde uitspraak aangaande het Christus-ms. de betekenis had die jij eraan hechtte;3 |
3 | een gesprek met V.E. van Vriesland, die, altijd volgens mevrouw van Lier, meer zou weten;4 |
4 | mededelingen van de heer Heldring te Oosterbeek.5 |
In mijn bezit bevinden zich nu ter fotocopiëring:
5 | de foto die P.C. Boutens van C. van Duyvenbode heeft laten nemen op de dag dat de eerste de laatste meegenomen had van het strand naar het Westeinde, en nadat Cor door P.C. was ‘aangekleed’. |
6 | een foto vertonende P.C.B. en C.v.D. in het begin der jaren dertig, staande voor de limousine van de heer Joh. Enschedé op de Boutenskade te Heemstede. |
7 | het doktersadvies d.d. 12/2/43, volgens hetwelk P.C.B. naar het ziekenhuis Zuidwal vervoerd moest worden, voorzien van een aantekening in potlood-handschrift door C.v.B.: ‘laatste rit in levende lijven.’ |
8 | een door P.C.B. geschilderde olieverf van de jonge Oscar Wilde.6 |
Door middel van mijn secretaresse heb ik je laten vragen of ik de correspondentie van mevr. van Lier aan jou zou kunnen zien; deels om te controleren wat zij mij
mededeelde (zij beschuldigde C.v.D. van zeer veel; het zou mij iets waard zijn haar onbetrouwbaarheid te kunnen bewijzen, indien zij ooit kwaad tegen mij wil), deels om te zien of daar meer in staat.
Nog zou ik je willen vragen me uitvoerig de feiten mee te delen aangaande Mevr. van Lier’s ‘verschijning’. Zij wilde daar niet over spreken, maar gaf mij ten andere geen verklaring voor haar bijzondere belangstelling voor het gedicht ‘Christus in Scheveningen’. (Ingesloten overigens iets wat Hans Edinga en ik hebben geschreven en drie weken geleden ter verhoging van het mysterie anoniem uit Scheveningen naar haar hadden willen zenden. Goddank hebben wij ons te rechter tijd bezonnen.) Ook wou ik nog graag feiten aangaande de voorstellen, jou door mevr. van Lier gedaan, met betrekking tot eventuele kennismaking met de Middelburgse familieleden. Tenslotte wou ik nog graag jouw advies, of jij een artikel ‘Was Christus in Scheveningen?’ nuttig – sensationeel – oirbaar of wat ook acht. Ik zou het dolgraag schrijven voordat wie dan ook het doet.
Nu enkele gegevens, ongeordend. Ik maak me sterk dat je ze al kent.
· | Eenmaal trof C.v.D. (‘ik deed bij toeval de deur open’) P.C.B. aan met een spartelnaakte Jo Landheer.7 |
· | C.v.D. kreeg bij het eerste bezoek aan het Westeinde no 31 (‘net een kerk, meneer’) een bloedneus (‘zo zenuwachtig was ik.’) |
· | ‘Ik heb steeds gedacht: ik doe het maar voor de kunst.’ |
· | In 1918, toen geheel Nederland in de verwachting verkeerde dat de geallieer- |
den het land zouden aanvallen en alle verloven ingetrokken, kreeg C. van D. een maand verlof om P.C.B. te verhuizen van Westeinde 19 naar de Laan Copes. | |||
· | C. van D. bezit van Boutens aan werken: Beatrijs (32e druk) en Bezonnen verzen. Ze staan naast ‘Monica’s beproeving’.8 | ||
· | P.C.B. had een ‘belastingpak’, wanneer een inspecteur der belastingen hem bezocht. | ||
· | ‘Ik ging hem iedere middag om 3 uur in de Zuidwal bezoeken. Hij is ook om precies 3 uur gestorven.’ | ||
· | ‘P.C.B. kon het wel zeven keer per dag, meneer. Net zo goed met mij als met mevrouw Mijnssen.’ | ||
· | ‘Hein Boeken op bezoek: Maar Boutens, wat bedoel je toch met “het grensver plein?”9
|
||
· | “Als P.C.B. bezoek wilde ontvangen dat hij voor mij niet wilde weten liet hij mij bij kennissen timmerkarweitjes verrichten.” | ||
· | “Donderdag was steeds onze feestdag.” |
Ik kreeg sterk de indruk dat Boutens zich niet ontzag te chanteren, wanneer hij van rijke homofielen een jaargeld los kon zien te krijgen. Verschillende jonkers schonken hem fl.1000,- ’s jaars.
Het lijkt mij geboden dat ik, voor ik mijn artikel “Was Christus in Scheveningen?” schrijf, jou nog spreek. Ik zal je daar binnenkort nog over schrijven. Doe me intussen het genoegen en stuur me wat ik vroeg. Ik zal voor integrale terugzending zorgdragen.
Bij voorbaat dank, Harry, voor je hulp. Ik was gisterenavond wat ziek van het te vele; nu gaat het weer.
Alles verder goed?
Hartelijke groeten, je
Michel
p.s. Ja, die Gracht had er nog in gemoeten. Maar ik hield me aan jouw amendementen. Hoe is het overigens mogelijk dat Stols er een dergelijke band om heeft gedaan!10
In het verslag van zijn gesprek met Van Duyvenbode dat Van der Plas voor zichzelf opschreef, meldde hij nog dat Van Duyvenbode een 18-jarige grenadier was, toen Boutens hem in 1908 op het strand oppikte. Thuis “deed Boutens zijn wil” met Van Duyvenbode, die daarna niet meer is weggegaan. Zolang Van Duyvenbode nog in dienst was, stond Boutens hem op te wachten bij de kazerne; daarover moest hij heel wat horen van zijn kameraden. Van Duyvenbode trouwde en werd vader van acht kinderen. Boutens vond dat erg, maar kennelijk deed het aan hun verhouding niet af. Op donderdagavond kwamen Boutens’ vrienden (Van Deyssel, Frans
Mijnssen, Jan Toorop, Joh. Enschedé, Willem van Konijnenburg) eten en drinken. Na afloop dronken de heren cognac, maar Van Duyvenbode moest likeur drinken. ’s Nachts ging Van Duyvenbode dan niet naar huis en bleef hij bij Boutens. Van Duyvenbode verklaarde ook: ‘Ik kom in al zijn gedichten voor. Allemaal. Beatrijs, dat ben ik eigenlijk ook. Als hij iets geschreven had droeg hij het me altijd voor.’ Toen de vrouw van Frans Mijnssen dood ging, liet ze Van Duyvenbode komen en gaf hem voor Boutens een kistje met 500 gouden tientjes mee: ‘Hij had ook een oogje op de zoon van Mijnssen. Eén middag kwam om 2 uur mevrouw en om 5 uur de jonge heer Mijnssen.’
Rooms leven
In 1963 werkte Michel van der Plas aan wat een succesrijk boek zou worden: Uit het rijke Roomsche levert. Een documentaire over de jaren 1925-1935. Harry Prick was een van degenen die in de inleiding van het boek bedankt werden voor hun medewerking.
Zondag 10 maart 1963
Beste Harry,
Zonder dat ik de hoop durf koesteren dat je me rechtstreeks zoudt kunnen helpen (men kan niet alles verzamelen) waag ik het toch met het volgende bij je aan te komen in de stellige verwachting dat je mij naar een, of liever de aangewezen man kunt doorsturen.
Ik ben al een paar maanden bezig mijn vrije avonden te vullen met het samenstellen van een boek, ‘Uit het Rijke Roomsche Leven’ dat een documentatie wil geven van de tussen 1927-1934 algemeen in de doorsnee Roomse gezinnen geldende opvattingen over velerlei zaken van geloof en zeden, enerzijds om mijn eigen milieu-van-afkomst te onderzoeken (de genoemde periode omspant mijn eerste zeven levensjaren), anderzijds om commentatoren van ons geestesleven nu materiaal te verschaffen waaruit zij kunnen aantonen hoeveel er hoe snel en grondig veranderd is. En of dat steeds ten goede was valt te betwijfelen. Het wordt geen rancune-boek, eerder een weemoedige of hoogstens onzeker glimlachende verzameling van authentieke teksten en citaten. Ik meen de voornaamste dag-, week- en maandbladen (r.k.) uit die tijd nu doorgenomen te hebben (tot en met jeugd- en missieblaadjes), alsmede de boeken (van bellettrie tot Frater Rombouts’ Opvoedkundige Reeks). De onderwerpen zijn:
kerkelijke openbare figuren
Geestelijk leven en devoties
Clerus en vorming
Heiligen
Jeugd en jeugdbeweging
Huwelijk en huisgezin
Geloofsverkondiging
Roomsche politiek en politici
Roomsch Nederland en Rome
Liederen
Onderwijs en opvoeding
Meisje en vrouw
Voor eer en deugd
Kunst, letteren en film
Advertenties
Geld voor de Roomsche Zaak
Sport, spel, vermaak
Varia
Nu meen ik, wat het Limburgse land betreft te weinig te kunnen aanhalen. Zeker, ik weet dat Nolens uit Venlo kwam en Poels zegenrijk bestond. Maar ik vond totnutoe nergens het blad ‘Limburg aan Christus’ noch ‘Roomsche Wereldpost’, zou me kunnen voorstellen dat streekblaadjes en parochieklokken aardig materiaal opleveren, enz. Het gaat in dit geval om gedrukte stukken, niet om hearsay. Er moet goed bewijsmateriaal zijn van de grote invloed van de clerus op het gewone leven van de Roomse leek, van zijn aanzien. Ik zoek pittoreske dingen als de statuten van een r.k. geitenfokkersvereniging, bewijzen van standsverschil. Ik weet dat r.a.p.i.d. (naam van een door Jezuïeten opgerichte voetbalclub te Maastricht) betekent Roomsche Adel Prijkt In Daden, maar zou me meer even fijne namen kunnen voorstellen. Wat schuilt er achter rkons? Of dem? Kan ik de uitgaven van de Gebr. van Aalst te Maastricht (o.a. een Gezinsboek) ergens bestuderen? Zijn er reglementen en wasvoorschriften van internaten te bekomen? Ik heb preken van de De Greeves, Laudy (Bij de oplossing van de Romeinse kwestie), Feron (lijkrede van Van Rossum), maar zijn er even beroemde geweest, die nochtans nooit in het maandblad De Gewijde Rede hebben gestaan?
Ken je toevallig een privé-verzamelaar met dozen vol knipsels van Roomsche Adelbrieven, Roomsche Rijkdombewijzen, Rooms is Troef-fiches, Roomsche Blijdschap-aberraties, Vader Bisschop-dithyramben, Parochieklok-vergissingen, compromitterende foto’s, plaatjes, prentjes, versjes? In het Haarlemse vond ik bij toeval zulk een onwaardeerbare verzamelaar. Was er soms een Limburgse pendant van André de Thaye, Guido de Fontgalland en Annie de Guigné? Waren er speciaal Limburgse lees-methodes voor de Lagere Scholen andere dan de Jan-Mies-en-Wim en Anna-Huib- en Marie-deeltjes? Bestond er naast Roomsche Jeugd, Kleuter-blaadje, Engelbewaarder en Onze Courant nog een Limburgs jeugdweekblad? De Jezuïeten in Maastricht moeten een vorm van jeugdbeweging hebben gekend die nóg weer anders was dan Kruisvaart, e.k., Graal, k.j.m.v., Kruis verbond, Jonge Werkman. Zijn daar stukken van te krijgen? Bevat Romen’s Aankondiger iets citeerbaars? (heb natuurlijk Hendrichs, Gielen, van Heugten intussen geraadpleegd). Stamt wellicht uit Limburg de (onvindbare) advertentie van ‘H.H. Geestelijke, Lekker smullen, de H. Vastentijd breekt weer aan, Proeft onze Paling’?
Ik wou dat ik je de totnutoe verzamelde 200 pagina’s citaten kon laten zien om je te enthousiasmeren. Je herleeft je jeugd, van slotavond ener H. Missie tot het Zondagsblad van de Maasbode, van het Prentenboek der Eerste Biecht tot het Jongen wilt gij pater worden. Wat een idealisme in die tijd! Wat een defensief én een offensief tegelijk, triomftijd der organisatie én van het demonstreren op straat, vlaggen, missieliefde, lankmoedigheid, lange zwarte kousen bij het voetballen, het Houd Rechts-strijdlied uit 1929, de avonturen van Bomans Sr, de stadionduizenden
van Mia van der Kallen, de Droom van Nolens, de brochure van Doodkorte: ‘Ouders, houdt uw kinderen weg van den Voetbalmatch’, het maandblad ‘Mannenadel en Vrouweneer’ door enige Paters Redemptoristen, Hellenen in het Maasbode-Rijk der Vrouwen, H. Hermans’ ‘Heldendicht der Roomsche Daad’ enz. enz.
En het heimwee, hier en daar onontkoombaar: die zekerheid, die edelmoedigheid van de Edelwachter; de Sobriëtas-moed; al die Openlijke Dank-advertenties; de altaartjes en kazuifeltjes (maar waar is er een advertentie van te vinden? Ze kwamen uit België zegt men).
Kun je me helpen, verwijzen naar, knipsels zenden, – wát kun je voor me doen? Ik wacht maar af.
Gaat het goed met jullie? We zien elkaar nooit meer! Dat concilie eerst, nu weer zoveel ander werk, in september weer het concilie. – Bedroevend als men zijn vrienden nooit meer ziet.
Veel groeten, je Michel
Over dit hoofdstuk/artikel
brief aan Harry G.M. Prick
brief van Michel van der Plas
brief aan Harry G.M. Prick
brief van Michel van der Plas
- 1
- Zie Nop Maas, Werken voor de eeuwigheid. Een geschiedenis van het Letterkundig Museum. [Amsterdam-Antwerpen 2004], p. 217-219. De Boutens-documentatie van C.C.V. van Lier-Scmidt Ernsthausen berust in het Historisch Documentatiecentrum van het Nederlands Protestantisme (inventaris van W.G. van de Fliert).
- 2
- Christus zou aan mevrouw Van Lier verschenen zijn, terwijl ze het zilver poetste in haar Scheveningse woning.
- 3
- ‘s-Gravesande was van oordeel dat Boutens mogelijk een groot gedicht over Christus in Scheveningen van plan was, maar dat hij het met geschreven had.
- 4
- Van Vriesland was een van degenen tegen wie Boutens zei dat hij aan een groot gedicht over Christus in Scheveningen werkte.
- 5
- Dominee L. Heldring was Boutens’ eerste mecenas.
- 6
- Een afbeelding hiervan werd afgedrukt bij Van der Plas’ artikel van 26 november 1960.
- 7
- Een door Jan Veth getekend portret van Jo Landheer stond in Boutens’ studeerkamer. Boutens trad op als mentor van Jo Landheer, die in de jaren vijftig in opdracht van het ministerie van okw Boutens-documenten opspoorde. Zie over Jo Landheer: Gert Selles, Ik wilde alleen de stilte toebehoren. Leven en werken van Jo Landheer (1900-1986). [Nijmegen 2005].
- 8
- Een damesroman van Mary Burchell.
- 9
- Uit de openingsregel van Boutens’ vertaling van Aischylos’ Prometheus geboeid. De eerste regels (gezegd door Kratos) luiden: ‘Wij zijn gekomen tot der aarde grensver plein, / De baan van Skythia, de onbetreden eenzaamheid.’ (zie bijv. de Wereldbibliotheek-uitgave uit 1912, p. 3 en de luxe uitgave uit 1914, en ook in de Verzamelde werken (Haarlem/’s-Gravenhage 1947), dl. 4, p. 121).
- 10
- Van Michel van der Plas was in 1960 bij Stols de bundel Edelman-bedelman. Gedichten 1945-1955 verschenen.