[De laatste pagina]
Paul Arnoldussen
Jean Schalekamp 1926-2015
Het moet in 1940 zijn geweest dat predikantszoon Jean Schalekamp, na lange twijfel, definitief van zijn zwaar gereformeerde geloof viel. Het was op zondag in de kerk in Sliedrecht en Jean luisterde naar zijn toen al 81-jarige vader. Halverwege de preek verloor vader Schalekamp zijn kunstgebit. Jean, toen nog gewoon Johan: ‘Ik kon mij niet voorstellen dat een bestaande God zijn woordvoerder dermate belachelijk zou maken.’
Het geloof heeft hem erg dwarsgezeten vertelde hij mij jaren geleden. ‘Ik durfde niet te masturberen tijdens onweer. Onweer alleen al was een teken van God en dan gaan masturberen, dat was een opeenstapeling van risico’s.’ En hoezeer hij zich ook aan het calvinisme ontworstelde, Nederland was er volgens hem toch vol van dus hij vertrok, op 13 juli 1949, met de nachttrein naar Parijs. Hij zou er gaan studeren, wat wist hij nog niet, en moeder betaalde. Die vond Parijs wel een erg alarmerende stad, maar dat studeren stemde haar hoopvol.
Jean vond een hotel in de buurt van het Gare du Nord en ging de inmiddels feestende stad in. Na uren lopen realiseerde hij zich dat hij noch de naam van de straat, noch de naam van het hotel wist. Quatorze Juillet was al bijna voorbij toen hij op de hoek van de Boulevard de Rochechouart en de Boulevard Barbes de metro boven de grond zag komen. Die plek herkende hij en van daar uit wist hij zijn hotel terug te vinden. Aan de bar dronk een hoertje een glaasje, moeders geld brandde in zijn zak en het onweerde niet. Jean had een onvergetelijke nacht.
In de oorlog waren er geen ontberingen voor hem geweest, behalve dan zijn rechtlijnige ouders – zijn vader had zijn overgrootvader kunnen zijn, constateerde hij. Bij de bevrijding hielp hij mee met het kaalscheren van een moffenmeid. Die pijnlijke herinnering verdrong hij zodra die opkwam, maar hij deelde hem later wel met zijn lezers. Schalekamp maakte de indruk volstrekt eerlijk te willen zijn.
Hij begon bij het Gorkums Nieuws- en Advertentieblad en werkte voor de Delftse editie van Het Parool. En toen dus Parijs. Van studeren kwam daar niet zo veel, Jean vermaakte zich vooral. En hij deed nu en dan verslag van zijn (lees)ervaringen in de Haagse Post en Literair Paspoort.
In die Parijse jaren, die duurden tot 1954, kwam hij incidenteel nog wel naar Nederland. Daarover had hij een goed ver-
[pagina 61]haal: ‘Ik kocht een Franse krant, France-Soir, politiek bewust was ik niet erg, en ging daarmee bij [café] Reijnders zitten. Een Franse krant was niet alledaags, daar in het café spraken mensen me aan, in het Frans. En ik antwoordde in het Frans. Na een uur kon ik niet meer terug, het was duidelijk dat ik Fransman was. Ik heb dat twee maanden volgehouden, als ik een grap hoorde moest ik met een uitgestreken gezicht reageren, en pas lachen als die voor me vertaald was. Ik begon weer Nederlands te spreken op een feestje vanwege mijn terugkeer naar Parijs. Ze hebben besloten me toch maar niet in de Amstel te gooien.’
Hij ontmoette de schilderes Muriel ten Cate. Ze trouwden in 1955 en kregen een dochter, Asja. Gedrieën trokken ze in 1960 naar Mallorca met het plan met vertalingen en journalistiek een bestaan op te bouwen. Jeans moeder had hem nog gewaarschuwd: ‘Zou je dat wel doen, een land waarmee we tachtig jaar in oorlog zijn geweest.’ En zelf voelde hij zich ook wel wat schuldig, naar het land van Franco, maar hij nam zich voor een onafhankelijke figuur te blijven. Daar slaagde hij in, in zijn stukken voor Vrij Nederland, de Nieuwe Linie, De Groene en het Algemeen Handelsblad, later NRC Handelsblad stelde hij de praktijken van het fascistische regime aan de kaak. Daar kreeg hij geen last mee, naar eigen indruk omdat hij daar te onbelangrijk voor was.
Schalekamp werkte met ijzeren discipline waarmee hij kwam tot tweehonderd vertalingen, van Nobelprijswinnaar Claude Simon tot Marguerite Duras, Voltaire en Alan Sillitoe. Een literaire onderscheiding kreeg hij nooit, maar zo de vertaling in een recensie werd beoordeeld werd die prima of voortreffelijk gevonden. Hij vertaalde ook naar het Spaans, Jona Oberski’s Kinderjaren en De stille kracht van Couperus. Hij stelde een bundel Vlaamse en Nederlandse poëzie samen. Schreef gidsen over de Balearen, die zich onderscheidde van de toen gangbare van dr L. van Egeraat, want, aldus de Leeuwarder Courant, Schalekamp neemt de gebruiker serieus. Hij droeg ruim twintig jaar bij aan het dagblad Diario de Mallorca. Eigen literair werk publiceerde hij in Maatstaf, Hollands Maandblad en Bzzlletin.
In boekvorm debuteerde hij laat, in 1964, met Leidsepleinjeugd dat, misschien niet onverstandig, onder pseudoniem (Michel Dupré) verscheen, en met de verhalenbundel De dolle trams. De reacties daarop waren wisselend. Maud Cossaar noemde de vervreemdende, wat griezelachtige verhalen in De Telegraaf ‘briljant’, Kees Fens was in De Tijd wat minder opgetogen. De verhalen zijn ‘alleen maar vreemd, min of meer vervelende verzinsels, waarvan de kunstmatigheid wordt benadrukt door hun rechtlijnigheid’.
[pagina 62]In 1968 volgde Bedankt voor alles, een korte roman spelend op Ibiza over de teloorgang van een huwelijk tussen een oude Brit en zijn veel jongere vrouw. Ab Visser vond het geweldig, prachtig, lucide. Alles onder handbereik waarin onder meer de onmacht van de mens zich een goed beeld te vormen van zelfs de meest nabijen aan de orde kwam verscheen in 1969. Het is een thema dat vaak terugkeert in Schalekamps werk.
In De sneeuwvrouw wacht (1985) lezen we, zoals het gereformeerd vrijgemaakte Nederlands Dagblad treffend schreef, ‘in welke gewetensconflicten een man kan komen, als hij het niet zo nauw neemt met het zevende gebod (Gij zult niet echtbreken)’. Recensent Dick Scheepstra, anders dan vermoed kan worden een verre van geborneerde geest, vond het ‘boeiend en indringend’, hij ergerde zich slechts aan de ‘werkelijk grove vloeken’. Het in Amerika spelende boek is sterk autobiografisch. Van 1977 tot 1979 was Schalekamp ‘writer in residence’ aan de University of Minnesota en hij werd verliefd. De huwelijkscrisis die daar op volgde leidde tot een scheiding met Muriel, en desondanks – in Schalekamps woorden – een vijf jaar durende ldt-relatie: living divorced together. Muriel en hij hertrouwden.
Over Amerika rapporteerde hij regelmatig in Maatstaf. Dit onder meer: ‘Er is geloof ik geen volk ter wereld dat aan zoveel angstcomplexen lijdt als het Amerikaanse. Angst voor het socialisme, nog steeds, angst voor besmetting, voor ziek worden, voor intieme contacten met anderen, voor het eigen ik, angst voor emoties, voor echte spontaniteit, voor depressies, voor mislukking, voor anders zijn, en angst voor angst, die dan weer met psychiaters en de nodige psychofarmaceutische middelen bestreden wordt. En voor de rest eten ze maar. Zoveel en zo zoet mogelijk, want dat schijnt ook een goede remedie tegen psychische complexen te zijn. […] Zelfs midden in de winter zie je ze bij dertig graden onder nul door de sneeuw baggeren terwijl ze aan een ijshoorn met slagroom likken.’
Heel goed verkocht werden zijn boeken geen van alle, veel besproken evenmin. In 1983 verscheen zijn documentaire Van een eiland kun je niet vluchten (ook in het Catalaans uitgegeven). Het is een verslag – grotendeels gebaseerd op interviews – van de gebeurte-
[pagina 63]nissen op Mallorca nadat de fascisten ook daar aan de macht kwamen. Gevochten werd er op het eiland niet, maar duizenden mensen werden gemarteld en vermoord, van een procesgang was geen enkele sprake meer, oude rekeningen werden vereffend. Over de heruitgave schreef Carl Friedman in Trouw: ‘Zijn boek, dat zeldzaam goed geschreven is, kreeg in Spanje veel lof. In Nederland bleef het vrijwel onopgemerkt. In 1999 verscheen een uitgebreide heruitgave met foto’s. Die verdient alsnog een plaats op de bestsellerlijst.’
Met Muriel ging hij in 1997 nog eens de Parijse plekken langs waar hij een kleine vijftig jaar eerder zo genoten had. Het leidde tot Dr. Freud heeft hier gewoond, een Parijse kroniek uit de jaren vijftig, in de serie Privé-Domein van De Arbeiderspers. Veel nostalgie, veel overigens heel aardige anekdotes over die periode. En wel erg veel over zijn seksuele ervaringen destijds. Voor het bed was hij tot veel bereid, zelfs tot een bezoek aan het clubhuis van Nederlandse au-pairs waar ‘nog net geen sjoelbak staat’. En als er geen meisje te vinden is, zijn er altijd nog de hoertjes. Het is denk ik geen opschepperij, noch koketterie, Schalekamp zal weer de eerlijkheid hebben nagestreefd, maar zijn woordkeus was misschien wat minder gelukkig: ‘een enorme paal in mijn broek’ of ‘een romige dij’ of een ‘prachtige diepe geul, een geul der beloften’. In die bedverhalen vertelde hij ook iets te veel over zijn partners, en kregen we wat weinig te horen over zijn eigen geklungel. Het boek prikkelde Arjan Peters in de Volkskrant tot een merkwaardig hardhandige afrekening waar hij 1600 woorden voor nam. Het boek was een ‘prul’, ‘een beschamende exercitie’, de schrijver had ‘weekheid als fundament’ en aan ‘introspectie een broertje dood’.
Zijn laatste in druk verschenen boek is Geen tijd om te sterven (1999). Een boek over zijn dorp in Mallorca, inclusief de intriges. Zijn ervaringen als activist, deels tegen wil en dank, in het dorpscomité dat zich weert tegen een waterbron vervuilende toeristenindustrieel, of in de club tot behoud van het authentieke café in Mallorca. Herinneringen, overpeinzingen, zijn houding tegenover zijn naasten en de dood. Het beste boek dat hij heeft geschreven. Met heel veel introspectie. Over zijn schuldgevoel, deels
[pagina 64]een restant van dat calvinisme, en als het schuldgevoel een keer ontbreekt heeft hij dáár weer schuldgevoel over. Heeft hij zijn kinderen niet verwaarloosd (na Asja volgden er nog twee)? Zelfonderzoek over zijn manifestatiedrang, veelbetekenend hoeft hij niet te zijn maar onbetekenend al helemaal niet. En vooral de lang niet eenvoudige verhouding tot zijn vaak depressieve echtgenote, van wie hij diep veel houdt maar die hij zo vaak niet kan bereiken. Hij voelde niets bij de dood van zijn ouders. Hoe dat? Twijfels over zijn gevoelsleven, hoe zal dat zijn als er iemand sterft van wie hij echt heel veel houdt? En ondertussen is er toch het genieten, van de natuur, van zijn werk. Hij is, zegt hij, een ‘oude zorgelijke levensgenieter’. Erg leuke kleine observaties ook: ‘Ik ben al zo getraind in de beginselen van de vrouwvriendelijkheid dat ik me schuldig voel als ik een vrouw zie stofzuigen.’ En naar aanleiding van de dikwijls zo brandende zon: ‘Holland is waarschijnlijk het enige land ter wereld waar de zon een verkleinwoord heeft.’ Wat je wel afvraagt bij het lezen van het boek: Wat vinden Muriel en de kinderen ervan?
Schalekamp dementeerde en ging daar volgens zijn omgeving niet eens zo onder gebukt. En dat terwijl dementie een van de kwalen was die hij erg vreesde. Hij stierf op 29 september 2015, als eerste in het gezin, dat was ook wat hij hoopte. Een leven dat de moeite waard moet zijn geweest.
Het merendeel van Schalekamps oorspronkelijk Nederlandse werk is te downloaden op de site http://www.jeanschalekamp.com/jean-zijn-nederlandse-boeken.html