C.J. Aarts
Waar is Remco Campert?
Het schaduwoeuvre van Remco Campert
C.J. Aarts (1947) is uitgever, bloemlezer en bibliograaf. Hij schrijft in De boekenwereld over boeken.
Het oeuvre van Remco Campert wordt steeds kleiner. Dat komt door het steeds opnieuw bundelen van zijn verhalen. Bij elke nieuwe bundeling raken er weer wat verhalen zoek. Neem nou die schattige bundeltjes Eendjes voeren (1953) en Alle dagen feest (1955) uit ‘De Boekvink’-reeks. Toen zijn toenmalige uitgever besloot ze bij elkaar te vegen in één ‘ABC’-pocketje, dat ook Alle dagen feest (1963) ging heten, waren van de vijftien korte verhalen uit Eendjes voeren er ineens negen verdwenen. Dat kwam nooit meer goed, want ook de bundel verzamelde verhalen Campert Compleet (1971) bleef, in weerwil van zijn titel, incompleet. Niet beide Boekvinkjes Eendjes voeren (1953) en Alle dagen feest (1955) werden daarin opgenomen, maar alleen het gekortwiekte samenraapsel Alle dagen feest (die pocket uit 1963). Ook De jongen met het mes en andere verhalen (1958) kwam niet ongeschonden in Campert Compleet (1971) terecht. Het eerste verhaal, ‘Een krop sla, droog en zanderig’, was verdwenen.
Van de 79 cursiefjes uit diverse kranten die in Het paard van Ome Loeks (1962) waren gebundeld, kwamen er slechts drie in de pocket Tot zoens (1986) terecht. Van de 53 columns uit de Haagse Post die in Waar is Remco Campert? (1978) stonden, haalden er maar 24 de pocket Tot zoens (1986) en geen enkele Campert Compleet Vervolg (1991). Tot zoens was het eerste Campert-deeltje in de ‘Bezige Bij Pocket’-reeks ‘Bibliotheek Thuis’.
‘I.P.V. een chronologie’
Aan de keuze uit eigen verhalen James Dean en het verdriet (1972) voegde Campert een kort manifest toe: ‘I.p.v. een chronologie’.
In het begin had het iets weg van een wedstrijd: aan het einde van het jaar kijken hoeveel je dat jaar gepubliceerd had; als de oogst goed was, gaf dat je een tevreden gevoel, alsof je werkelijk op weg was naar iets. Alsof je een spoor van publikaties achter je zou moeten laten en via dat spoor zouden ze je dan eens weten te vinden. Sommige kruimels zouden door de vogels worden weggepikt, andere[pagina 95]
weggespoeld door de regen, maar je was er kiezelvast van overtuigd dat er genoeg zouden overblijven om … ja, om wat eigenlijk?
Eigenlijk zou de uitgever de schrijver moeten behoeden voor het verstrooid raken van zijn oeuvre, bijvoorbeeld door ook alle kruimels te bundelen voordat ze worden weggepikt of weggespoeld. Maar zelfs ‘I.p.v. een chronologie’, een bespiegeling over zin of onzin van oeuvrebouw, is niet opgepikt voor Campert Compleet Vervolg (1991).
De Bezige Bij maakte veel goed door in de bijbeldikke verzameling van cursiefjes en columns Tot zoens (2004) tot ieders verrassing toch weer alle stukjes uit Het paard van Ome Loeks (1962) op te nemen (zij het ongelukkig verspreid over twee afdelingen), maar daarentegen zijn van Waar is Remco Campert? (1978) in deze verzamelbundel maar 24 stukjes terug te vinden.
Zoek zijn al negen korte verhalen uit Eendjes voeren (1953), een ander verhaal uit De jongen met het mes en andere verhalen (1958), dat manifest uit James Dean en het verdriet (1972) en 29 columns uit Waar is Remco Campert? (1978).
Neem nu het verdonkeremaande stukje ‘In Frankrijk 2’ uit Waar is Remco Campert? Dat is niet zo maar een column. Nee, dit stukje gaat over niets meer of minder dan de verslaving van het schrijven. Ik citeer het slot:
Neem nu dit stukje. Ik had de sigaret nog niet uit het pakje, ik zocht nog naar mijn aansteker, of ik bewoog me al gedachteloos naar mijn schrijfmachine en voor ik het wist had ik de eerste woorden opgetypt.[pagina 96]
Remco Campert, Van de Wijs. Tekeningen Jan van Oosten. [Amsterdam etc.: C.G.A. Corvey Papiergroothandel nv], December 1956. (Het Model voor de Uitgever). |
– Vijf verhalen van Remco Campert. |
Bankspiegel. 1861-1961. [Amsterdam]: De Twentsche Bank N.V., [1961]. Houtgravures, band en lay-out: Lou Strik. |
– Met o.a. een verhaal van Remco Campert: ‘To be or not to bank’. |
Remco Campert, Fabels voor dokters. [Z. pl.: Heinz Kindervoeding, ca. 1965]. |
– Zes fabels van Remco Campert. |
– Bijgevoegd is een flexidisc met ‘Remco Campert leest voor 4 fabels voor dokters’. |
Laten we ’s kijken… Amsterdam: C.P. Hafkamp Organisatie, [1968]. Omslagfoto: Lou van Kollem. Omslagontwerp: Lou Gans. |
– Met o.a. een verhaal van Remco Campert: ‘Door een koele bril’. |
Hier is Remco Campert. Twintig columns uit de Volkskrant. [Geïllustreerd door Waldemar Post]. Amsterdam: de Volkskrant, december 1986. (Een klein geschenk van de Volkskrant aan haar vrienden). |
– Twintig columns van Remco Campert. |
Onderweg. Schilderijen & Verhalen. [Dommelen: Dommelsche Bierbrouwerij B.V., 1992]. |
– Met o.a. een verhaal van Remco Campert: ‘Een voetreis naar Parijs’. |
Het is een verschrikkelijke verslaving, dat schrijven. Zou er een Writers Anonymous bestaan?
Mag ik begrip vragen voor een andere verschrikkelijke verslaving? Het lezen.
Je wilt als lezer toch niets missen van een bewonderde schrijver? Ik heb nog het geluk dat ik voor een bibliotheek aan huis heb gezorgd, maar hoeveel jonge lezers zijn er niet die boeken niet hebben gekocht omdat ze nog niet geboren of te jong waren? En hoeveel oudere lezers hebben er spijt van dat ze al die losse bundeltjes hebben weggegooid omdat ze kleiner gingen wonen en dachten dat ze met die kloeke verzamelbundels die compleetheid beloven – Campert Compleet (1971), Campert Compleet Vervolg (1991) en Tot zoens (2004) – de rest van hun leven wel vooruit konden? Dus niet.
Dan heb je alle ellende nog niet eens gehad. Het oeuvre van Remco Campert is nog veel rijker dan al die incomplete verzamelbundels doen vermoeden. Naast zijn openbare literaire werk schreef hij een verborgen schat bij elkaar voor een duistere markt. Terwijl hij voor ons openlijk literatuur bedreef die wij in de boekhandel konden kopen, bediende Campert even ruimhartig, maar onopgemerkt het bedrijfsleven.
‘Het model voor de uitgever’
In Van de Wijs (december 1956), een uitgaafje van papiergroothandel C.G.A. Corvey, staan de vijf stukjes waarmee Het paard van Ome Loeks (1962) opent. Een van de vijf verhalen is ‘Het paard van Ome Loeks’, dat later het titelverhaal van de 1962-bundeling zou worden.
Het schijnt, dat het paard van Oom Loeks dood is. Volledige zekerheid heb ik er nog niet over, maar degenen die het mij verteld hebben, ken ik als betrouwbare mensen. En een innerlijke stem (die mij zelden heeft bedrogen) zegt me dat het dit keer waar is.
Bruno Knobel, Veel geluk met de sterren. De twaalf tekens van de dierenriem en hun onloochenbare invloed op de mensen. Vertaald en van voetnoten voorzien door Remco Campert. Amsterdam: De Bezige Bij, [1957]. [(Een Diogenes-boekje)]. |
Loriot, Zo hoort het eigenlijk. Het handboek der verfijnde etikette in woord en beeld. [Bewerking: Remco Campert]. [Amsterdam]: De Bezige Bij, [1958]. (Een Diogenes-boekje). |
Gras Heyen, Waren wij maar zeventien. Ingeleid door Remco Campert. Amsterdam: Uitgeverij De Bezige Bij, 1958. |
– Met o.a. een voorwoord van Remco Campert: ‘Voorwoord, hoort wat’. |
Verzuiling. Een Nederlands probleem al of niet voorzichtig benaderd door Jan Blokker, Remco Campert, [etc.]. Zaandijk: Heijnis, [1959]. Omslagtekening Frits Müller. |
– Met o.a. een verhaal van Remco Campert: ‘De verzuiling en het gesprek’. |
– Keerdruk: Prof. dr. J.P. Kruijt, Verzuiling. Zaandijk: Uitgeverij Heijnis, [1959]. |
Hang de beest uit. Tekst en tekeningen van Frits Müller. Met een voorwoord van Remco Campert. Amsterdam: Uitgeverij De Bezige Bij, [1960]. (Een Diogenes-boekje). |
– Met o.a. een voorwoord van Remco Campert: ‘Omnivoorwoord’. |
Remco Campert, Het paard van Ome Loeks. Utrecht: A.W. Bruna & Zoon, [1962]. (Zwarte beertjes 524). Omslag: Dick Bruna. |
– Negenenzeventig stukjes van Remco Campert. |
Twee jaar en twee maanden na Van de Wijs (december 1956) vertaalt Campert voor Corvey een verhaal van George Bernard Shaw: Hoe hij loog tegen haar echtgenoot (februari 1958). Of hij wel vaker boekjes maakte voor Corvey’s serie ‘Het Model voor de Uitgever’ weet ik niet. Mijn bibliotheek is nog lang niet compleet. Wel vind ik diverse andere boeken met verhalen die Campert in opdracht van bedrijven heeft geschreven.
‘To be or not to bank’
Bankspiegel (1961) bijvoorbeeld, een uitgave ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van De Twentsche Bank. Bankspiegel bevat Camperts verhaal ‘To be or not to bank’. Het begint al sterk:
Met het bankwezen heb ik helaas weinig of geen ervaring. Banken ken ik beter van buiten dan van binnen. Toen ik klein en groen van jaren was, betrad ik wel eens een bankgebouw aan de, door een leven lang van feuilletons schrijven, verweerde hand van mijn grootvader, als hij een couponnetje had geknipt, maar ik herinner me alleen het rose, groene en mokkabruine ijsje dat ik na afloop aangeboden kreeg bij een gerenommeerde Haagse ijssalon.
Deze grootvader, die zijn hand ruïneerde met het schrijven van feuilletons, is Joh. W. Broedelet (1877-1946), de schrijver van Opstand (1901), Clarie Howald (1902), Feest (1902), De grijsaard en het meisje (1905), Vagebond (1907), Hofstad (1909), Keuterland (1910), Met den boemel (1912), Maskers (1915), Artistenleven (1916), Zomergasten (1916), Nieuwe Decamerone (1918), Het late leven van Johannes Rozeboom (1930), Het graf van de onbekende vrouw (1931) en Bioscoop (1937). In Hofstad kunnen we in het personage ‘Louis Poepjes’ Louis Couperus herkennen. Wie wil deze feuilletonromans nou niet lezen? Remco kreeg zijn talent niet van een vreemde.
Het verhaal ‘To be or not to bank’ blijft boeien van het begin tot het einde en ik kan het van harte aanbevelen aan de latere biograaf van Remco Campert. De auteur vertelt gedetailleerd hoe hij in Parijs een vermoeiend, artistiek leven leidde. Met een vriend (Rudy Kousbroek!) bewoonde hij een benauwd hotelkamertje (aan de Place de la Contrescarpe). Deze vriend werkt bij de Unesco. Daar vermenigvuldigen Remco en Rudy ’s nachts op een stencilmachine hun vroegste, sombere gedichten.
Van die gedichten maakten we door middel van nietjes een bundel, die we voor 150 frs. per stuk in de cafés aan de boulevards van het Quartier Latin probeerden kwijt te raken. Tot onze verbazing lukte dat een paar maal, maar het was dan ook bijna Kerstmis en de mensen liepen langzaam vol met goedwillende gedachten jegens hun medemens. In ieder geval sterkte het mij in m’n mening dat al dat gezwam dat je van schrijven niet zou kunnen leven, maar praatjes waren van slechte dichters. Van die mening ben ik in de loop der jaren teruggekomen,[pagina 99]
maar het kan heel goed zijn dat mijn gedichten slechter zijn geworden. We moeten in dit leven voortdurend alle mogelijkheden onder ogen zien, ook de nare. Dat maakt ons sterk.
Die gestencilde, aan elkaar geniete blaadjes, in december 1950 verkocht in de cafés van het Quartier Latin, vormden Camperts nu onvindbare debuut: Ten Lessons with Timothy. Tegelijk debuteerde Kousbroek met 10 variaties op het bestiale.
‘De dokter en de televisie’
Mijn mooiste aanwinst verwierf ik in november 2014 op de verzamelaarsbeurs in Utrecht. In een doosje met verweesde singles (daarmee bedoel ik de grammofoonplaatjes die gedurende korte tijd in de twintigste eeuw populair waren onder muziekliefhebbers) vond ik een boekje, in het singleformaat 19 × 19 cm, waarvan ik de titel pas zag toen ik het opensloeg. De titel bevond zich namelijk, zeer ongebruikelijk, niet op de voorzijde of op een titelpagina, maar op de binnenzijde van het omslag. Daar las ik: Remco Campert / Fabels voor dokters. Van deze titel had ik nog nooit gehoord. Nader onderzoek leerde mij dat het boekje nauwelijks bestaat. Brinkman’s Catalogus kent het niet. Slechts één bibliotheek bezit een exemplaar: de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg. Het boekje is een uitgave van Heinz, een onderneming in Kinder- en Babyvoeding, en wordt door de Zeeuwse Bibliotheek gedateerd op ‘[ca. 1965]’. Het is geniet, telt 14 bladzijden, is geïllustreerd met anonieme cartooneske tekeningen en achterin ligt een los velletje met een slecht sinterklaasvers van de uitgever.
Fabels voor dokters bevat zes fabels voor dokters: ‘de dokter en de nota’s’, ‘de aap en het dokterschap’, ‘de dokter en het gezonde dorp’, ‘de chirurg en de assistente’, ‘de dokter en de rechter’ en ‘de dokter en de televisie’. De titels hebben geen hoofdletters, want dat hoorde zo in die tijd. Ik vermoed dat het boekje bestemd was voor dokters. Uitgever Heinz spreekt hen op dat losse velletje rijmend toe:
Hopelijk hebben de dokters zich niet door dit gerijmel laten weerhouden om de fabels te lezen, want die zijn ongemeen geestig. Neem nu ‘de dokter en de televisie’:
[pagina 100]Nog niet zo erg lang geleden was er een dokter, die zo graag voor de televisie wilde. Niet omdat hij zo ijdel was, maar om de kijkende mensheid verantwoorde medische voorlichting te geven en daardoor te helpen. […]
Zijn (verantwoorde) voorlichting was gericht op de ouders van baby’s en vooral waar het de voeding van de kleine betrof, gaf hij ze menige goede raad. Zo raadde hij de ouders bijvoorbeeld sterk aan om het kleine wicht dagelijks te verblijden met een superieur babyvoedsel van een merk, dat ik hier niet nader zal noemen, omdat dat teveel op reclame zou gaan lijken.
Uitgever Heinz had geen last van deze scrupules en rijmde lustig voort:
Achterin dit charmante boekje blijkt zich een grammofoonplaatje (een zogenaamde flexidisc) schuil te houden. Vandaar het formaat. Aan de ene zijde staat het derde concert uit de cyclus ‘L’Estro Armonico’ van Vivaldi, uitgevoerd door leden van het Pro Musica Strijkorkest van Stuttgart onder leiding van Rolf Reinhardt. Op de andere zijde leest Remco Campert ‘4 fabels voor dokters’ voor. De fabel ‘de dokter en de televisie’ staat ook op YouTube. Zoek naar ‘Heinz – Remco Campert Fabels voor dokters’.
‘Door een koele bril’
Het autobiografische verhaal ‘Door een koele bril’ is ondergedoken in een boek dat ‘werd geschreven en gemaakt voor alle mensen die goed willen zien’. Het boek heet Laten we ’s kijken… (1968) en is uitgegeven door C.P. Hafkamp Organisatie te Amsterdam. Het boek is kennelijk bedoeld om ons aan een bril te helpen. De organisatie van C.P. Hafkamp heeft het onder opticiens verspreid, die er op hun beurt hun klanten een plezier mee deden. Je komt het nog vaak op rommelmarkten tegen. Ik bezit een exemplaar met een ingeplakt velletje ‘Dit boek / wordt u aangeboden / door: / Vogel – Optiek / Binnenweg 14 – Heemstede’ en een met het stempel ‘Euro-Bril / Gelderlandplein 24 / Amsterdam Buitenveldert’. Drie vaderlandse literatoren werden uitgenodigd om te midden van overvloedige informatie over de blinde vlek, bijziendheid, contactlenzen, dubbelfocusglas, de leesbril, de mode en ontspiegelde glazen hun literaire kijk op brillen te geven: Mies Bouwman (‘Waar een bril is is een weg.’), Henri (‘professor’) Knap en onze eigen Remco Campert.
In de eerste zin van ‘Door een koele bril’ geeft Campert opnieuw een inkijkje in het wezen van zijn schrijverschap:
[pagina 101]Ik denk dat ik schrijver ben geworden omdat ik al op zeer jeugdige leeftijd een bril moest dragen.
Humor, ‘al of niet voorzichtig benaderd’
In de jaren vijftig blies Remco Campert dapper zijn partijtje mee in het populaire genre dat toen ‘humor’ heette. Mandril (1948-1953) was een satirisch ‘maandblad voor mensen’ waaraan de jonge dichter medewerkte met vluchtige verhalen en guitige tekeningen (‘Blaman, Blavrouw, Blakind’). Ook aan de Schrijversalmanak voor het jaar 1955 (1954) droeg ‘remco’ een tekening bij. Kent u Veel geluk met de sterren (1957) van Bruno Knobel vertaald door Campert? Dat Diogenes-boekje werd door hem voorzien van luchtige voetnoten. Voor Zo hoort het eigenlijk (1958), ook een Diogenesboekje, werd tekenaar Loriot ‘uitermate beschaafd en hoffelijk bijgestaan door Remco Campert’.
[pagina 102]‘Voorwoord, hoort wat’ schreef Campert voor Waren wij maar zeventien (1958): ‘Het is niet moeilijk om een voorwoord voor dit boekje te schrijven. […] Nee, daar maak ik me geen zorgen over. Ik vind het trouwens heerlijk om voorwoorden te schrijven. Dit is het eerste voorwoord dat ik schrijf, ik heb dus geen ervaring, maar ik voel dat ik het heerlijk zal vinden.’
Het Nederlands probleem ‘verzuiling’ werd in het boekje Verzuiling (1959) ‘al of niet voorzichtig benaderd’ door Jan Blokker, Remco Campert en nog zes bekende vaderlandse humoristen. (Zonder je die kwalificatie te laten welgevallen, had je in die donkere jaren geen werk.) ‘Ik ben altijd van mening geweest, dat er slechts één middel is om de verschillende zuilen, waarin ons volk steeds meer dreigt te verstarren, nader tot elkander te brengen. Dit middel pleeg ik immer te noemen: het gesprek met de ander.’ (Als een schrijver niet op commando iets humoristisch kon bedenken, was hij geen knip voor zijn neus waard.)
Hang de beest uit (1960) was een Diogenes-boekje met tekst en tekeningen van Frits Müller. Remco Campert gaf het een warme aanbeveling mee: ‘Terwijl ik deze regels schrijf, staat Müller met een geladen pistool achter mij. Ik wens dit boek dan ook duizenden lezers toe. Wat zeg je, Frits? Ik wens dit boek dan ook tienduizenden lezers toe. Honderdduizenden. Niet schieten.’
Zo kan ik nog uren doorgaan, met het oplepelen van vrijwel van de aardbodem weggevaagde schatten. Ten behoeve van een tentoonstelling verzorgde Campert bij het betreden van elke zaal een inleidende tekst. Ze werden in de begeleidende catalogus Gedrukt in Nederland (1960) afgedrukt.
drukkerij w c den ouden gaf remco campert de opdracht tot het schrijven van het poëtisch relatiegeschenk de letter… n (1967), grafisch vormgegeven door wim crouwel (geheel in onderkast).
Ik bedoel maar te zeggen: naast zijn in de reguliere boekhandel verkrijgbaar werk heeft Remco Campert in zijn vrije tijd een schaduwoeuvre bij elkaar geschreven en getekend, dat in geestig en droefgeestig opzicht zijn zichtbaar werk in de schaduw stelt.
‘Een klein geschenk van de Volkskrant aan haar vrienden’
Laat ik tot slot nog een recenter voorbeeld noemen. Nou ja, zo recent is het nou ook weer niet. In december 1986 publiceerde de Volkskrant trots een dun boekje met ‘Twintig columns uit de Volkskrant’, dat antwoord gaf op de vraag uit de titel van een ander boek (‘Waar is Remco Campert?’). De titel, tevens het antwoord, luidde: Hier is Remco Campert. ‘Dit boekje bevat een keuze uit de columns die Remco Campert tussen september 1985 en september 1986 voor de Volkskrant schreef.’ Ook meldt het colofon: ‘Het boekje verschijnt niet in de handel.’ De titelpagina boort verder alle hoop de grond in: ‘Een klein geschenk van de Volkskrant aan haar vrienden’.
Wie zich geen vriend van de Volkskrant mocht noemen, moest wachten op een
[pagina 103]handelsuitgave. Die verscheen in 1987 in de serie ‘Bibliotheek Thuis’: Eetlezen. Maar van de twintig columns uit Hier is Remco Campert (1986) haalden er maar twaalf Eetlezen (1987). Maar liefst acht stukjes worden ons weer eens door de neus geboord! Ik hoef de eerste regels van het eerste versmade stukje, ‘Succes ermee’, maar te citeren om u ervan te overtuigen hoe bespottelijk deze censuur is.
‘Dan mag u hier tekenen’, krijg ik in postkantoor of bank te horen, telkens als ik iets van mijn geld af kom snoepen. De toon waarop het wordt gezegd is vriendelijk, maar ik bespeur een neerwaartse beweging in de stem, alsof men het tegen een kind of een onnozele heeft. Ik onderdruk de neiging om een kruisje te zetten op de bestemde plek.
‘Een voetreis naar Parijs’
Drinkt u Dommelsch? Dan hebt u geluk. Dan kreeg u bij uw kratje van uw slijter vast en zeker Onderweg (1992) mee, een dun boekje uitgegeven door de Dommelsche Bierbrouwerij te Dommelen met verhalen bij schilderijen. Remco Campert schreef bij een schilderij van Jan Sierhuis het verhaal ‘Een voetreis naar Parijs’. Weer een Fundgrube voor biografen om hun vingers bij af te likken.
Was hij dan nooit eerder in Parijs geweest? Zeker wel, vele malen zelfs. De eerste keer dat hij er kwam was hij nog jong en arm. Al liftend deed hij er drie dagen over om de vijfhonderd kilometers die zijn woonstad van de lichtstad scheidden af te leggen. Vooral in België was het moeilijk om iemand zover te krijgen dat hij voor je stopte. Toen de man uiteindelijk in Parijs aankwam, hoog naast de chauffeur van een vrachtwagen gezeten, verkeerde hij in een diepe slaap zodat hij de binnenkomst in de stad waar hij zich zoveel van had voorgesteld niet bewust meemaakte.
Deze keer liep het goed af. ‘Een voetreis naar Parijs’ werd tijdig opgemerkt en opgenomen in Een mooie jonge vriendin en andere belevenissen (1998) en daarmee gered voor de eeuwigheid.
Toch maak ik mij ernstig zorgen. Een gewone lezer die, zoals u en ik, geen Uitgever is die regelmatig van een papiergroothandel een Model krijgt toegestuurd, die niet bankiert bij De Twentsche Bank, kinderloos is, niet brildragend, kennelijk geen vriend is van de Volkskrant en geen Dommelsch Bier drinkt, mist veel van die lichtvoetige verhalen. Stuk voor stuk hoogtepunten in het oeuvre van Campert. De geciteerde fragmenten in dit stukje bewijzen mijn gelijk!
Dat weggespoelde schaduwoeuvre van Remco Campert, verspreid in kranten, tijdschriften, onzin-boekjes en reclame-uitgaafjes, zou de uitgever spoedig eens bijeen moeten brengen in zijn ‘Bibliotheek Thuis’, voordat het te laat is. Als alle bibliotheken als oesters zijn gesloten, kan niemand die pareltjes meer terugvinden.