Ulrich Faure en Jürgen Pütz
Nederlander onder de Duitsers
Brieven van Albert Vigoleis Thelen
Jürgen Pütz (1957) studeerde germanistiek en filosofie aan de universiteit van Keulen. Zijn dissertatie, Doppelgänger seiner selbst (Dubbelganger van zichzelf), ging over Albert Vigoleis Thelen (Edition Lithaus). Pütz is thans werkzaam bij een persagentschap waarvan hij de eigenaar is. Samen met Ulrich Faure (1954), hoofdredacteur van het onlinetijdschrift BuchMarkt, verzorgt hij de website www.vigoleis.de, en gaf hij een selectie van Thelens brieven uit, Meine Heimat bin ich selbst (Dumont, Keulen 2010).
Een model-Duitser wilde Albert Vigoleis Thelen nooit zijn. ‘Mussdeutscher, maar geen Musterdeutscher’ schreef hij in 1951 op een van hakenkruisen voorzien visitekaartje dat hij uit Amsterdam naar de familie in Duitsland stuurde. Thelen was een kosmopoliet met een open oog voor de wereld. Hij woonde langer in het buitenland dan in het land waar hij werd geboren en dat hij net zo scherp bekritiseerde als bijvoorbeeld Klaus Mann. Voor diens in Amsterdam verschijnende emigrantentijdschrift Die Sammlung vertaalde hij een artikel van zijn vriend Du Perron. Het verscheen in de eerste jaargang. De belangrijkste verblijfplaatsen van Thelen waren Spanje, Portugal, Nederland en Zwitserland. Thomas Mann beschouwde hem als een Nederlandse schrijver. Dat blijkt uit zijn dagboekaantekening van 30 oktober 1936. Thelen had Thomas Mann om een ‘actueel voorwoord’ bij de Duitse uitgave van Menno ter Braaks grote essay Het carnaval der burgers gevraagd. Tot op heden is dit boek niet in het Duits verschenen.
Ook al was Thelen op papier geen Nederlander, toch voelde hij zich zeer sterk verbonden met Nederland. Zijn banden met Nederland zijn van grote betekenis, omdat ze belangrijke stadia in zijn biografie markeren. Thelen die opgroeide in het aan Nederland grenzende gebied, te weten in Süchteln aan de Beneden-Rijn, studeerde Nederlandse taal- en letterkunde in Münster en bracht voor zijn verblijf op Mallorca korte tijd in Amsterdam door. Gedurende de jaren 1947-1954 keerde hij terug naar Amsterdam. Daar schreef hij vanaf 1951 het boek met herinneringen dat voor altijd met zijn naam verbonden zal blijven: Die Insel des zweiten Gesichts.
De publicatiegeschiedenis van dit boek is hoogst curieus. De roman zou vermoedelijk zonder de speurneus en het onvoorwaardelijk vertrouwen van een Nederlandse uitgever niet zijn verschenen. Geert van Oorschot had Thelen in de kringen van Amsterdamse schrijvers leren kennen en was zo gefascineerd door diens
[pagina 17]humoristische, voortdurend afdwalende verhalen over belevenissen op Mallorca dat hij Thelen dringend verzocht uit deze verhalen een boek te maken. Thelen ging akkoord en 1500 pagina’s handschrift verder verscheen de eerste editie van Die Insel, niet in Duitsland maar in Nederland bij uitgeverij G.A. van Oorschot. En in het Duits wel te verstaan! Dat een Nederlander ervan overtuigd was dat hij in de herfst van 1953 in eigen land tweeduizend exemplaren van een Duitstalig boek kon verkopen, is in ieder geval opmerkelijk, misschien zelfs sensationeel. We spreken tenslotte over de tijd na de oorlog waarin Thelen, Amsterdammer uit vrije wil, zo is in zijn brieven te lezen, op straat zorgvuldig vermeed te laten merken dat hij Duitser was.
Voor de verkoop in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland nam Van Oorschot zijn toevlucht tot uitgeverij Eugen Diederichs in Düsseldorf. Tot en met de vierde oplage drukte de Nederlandse uitgever tevens de exemplaren die voor de Duitse uitgever bestemd waren. Daarna ontstond er onenigheid over de financiën en nam Diederichs ten slotte de rechten over. De meningsverschillen en ruzies tussen Thelen, Van Oorschot en Diederichs en de publicatiegeschiedenis van een der belangrijkste werken uit de Duitse letterkunde van na 1945 zouden op zichzelf al rijp voor een boek zijn.Ga naar eindnoot1
Sinds 2004 is Die Insel onder de titel Het eiland van het tweede gezicht ook in het Nederlands beschikbaar. Het werd prachtig vertaald door Wil Boesten. Dat is des te opmerkelijker wanneer we beseffen dat Carel J.E. Dinaux, die het werk van Thomas Mann in het Nederlands vertaalde, zijn vertaling van Die Insel moest opgeven, hij vond het te moeilijk. Alexander Schwarz van uitgeverij Signature was verantwoordelijk voor deze eerste Nederlandse, bij pers en publiek zeer succesvolle ge-
[pagina 18]bonden uitgave. Een jaar later volgde een paperbackeditie die net zo snel was uitverkocht. In 2013 gaf vervolgens Folef van Nispen tot Sevenaer van uitgeverij Het Tweede Gezicht Die Insel opnieuw uit. Deze uitgave is voorzien van een persoonsregister. In Duitsland bestaat een dergelijke uitgave niet. Bovendien liet de uitgever van Het Tweede Gezicht Die Insel als luisterboek inspreken. Op een luisterboek van Die Insel wachten de Duitsers al jaren tevergeefs. Het valt niet uit te sluiten dat Van Nispen tot Sevenaer ook Thelens tweede grote boek met memoires, Der schwarze Herr Bahßetup, in een Nederlandse vertaling zal uitbrengen. Dat zou ook logisch zijn, omdat de roman vooral in Amsterdam en Den Haag speelt.
Naast Thelens proza dat qua genre ergens tussen roman en autobiografie is gesitueerd, vormen zijn brieven een wezenlijk bestanddeel binnen zijn totale werk. Vijf van deze brieven treft de lezer hierna aan. De brieven zijn allemaal aan Nederlandse schrijvers gericht, namelijk aan Thelens vrienden Victor van Vriesland, Menno ter Braak en Jan Greshoff.Ga naar eindnoot2
De brieven aan Victor van Vriesland zijn met het oog op Thelens biografie bijzonder verhelderend. Het gaat om het begin van de periode die Thelen op Mallorca doorbracht. Meteen al in de eerste brief van 5 juli 1931 verduidelijkt Thelen waarom hij het überhaupt aandurfde om dit eiland te betreden, dit eiland dat als reservoir van belevenissen de thema’s van zijn belangrijkste werk zou aanreiken. Was het een soort vlucht? Als het een vlucht was, waar vluchtte Thelen dan voor? Of lag de oorzaak eerder in het ontbreken van ieder uitzicht op werk? Het telegram van zijn dolverliefde zwager Zwingli die zogenaamd op sterven lag, kan niet de ware reden van de reis zijn geweest. Per slot van rekening zat er lichamelijk gezien schot in Zwingli’s leven. Hij zocht alleen maar intellectuele aanspraak en uitwisseling
[pagina 19]die de hoer Pilar, aan wie hij met huid en haar was overgeleverd, niet kon bieden. Van zijn kant had Thelen in Amsterdam geprobeerd om door middel van vertalingen van Nederlandse auteurs een plaatsje te veroveren binnen het literaire bedrijf. Maar zijn ‘winkeltje’ liep zo beroerd dat de beslissing om naar Mallorca te gaan voor hem niet al te moeilijk was. Zijn melancholische vraag aan Van Vriesland spreekt boekdelen: ‘Zouden we mogen hopen dat het zuiden ons zal schenken wat het noorden ons zo lang onthield?’
De hierop volgende brief aan Victor van Vriesland is een van Thelens eerste brieven uit Mallorca die bewaard zijn gebleven. Samen met zijn levensgezellin Beatrice bevindt hij zich pas sinds een week op het eiland waarvan hij in zijn brief de voor- en nadelen beschrijft. Al snel wordt duidelijk dat achter de reis meer steekt dan een ziekenbezoek aan de zwager, resp. broer. Want wat de toekomstplannen van het paar betreft, legt Thelen zijn kaarten bloot: ‘En dat alles zal ons er toe in staat stellen om hier te leven.’
Thelens derde brief aan Van Vriesland die hier afgedrukt wordt, is een van de beroemde ‘hoerenbrieven’. De classificatie ‘hoerenbrief’ is van Thelen zelf afkomstig. Ook wanneer duidelijk is dat het hierbij niet om een literatuurwetenschappelijk belangrijk of op z’n minst gangbaar genre gaat, is de term toch een schot in de roos. In talrijke gesprekken en in Die Insel wees Thelen er op dat zijn picareske hoerenbrieven het tot een zekere populariteit onder Nederlandse letterkundigen hadden gebracht en dat laatstgenoemden deze brieven hadden vermenigvuldigd en rond gezonden. En zodoende kwam ook, zoals hierboven is vermeld, de uitgever Geert van Oorschot als een van de ontvangers der gekopieerde brieven aan deze ‘stof’. De aandacht die Thelen door de beschrijving van zijn bonte avonturen op Mallorca ten deel viel, is niet verwonderlijk. Hij geeft de gebeurtenissen rondom Zwingli’s amoureuze verhouding met de ‘bordeeldeskundige’ in de mooiste kleurwisselingen en zeer humoristisch weer.
Een volledig ander karakter heeft Thelens brief aan Menno ter Braak die hij door zijn vertaalpoging van Het carnaval der burgers had leren kennen.Ga naar eindnoot3 Deze kennismaking droeg er uiteindelijk toe bij om Thelens armoedige bestaan op Mallorca veilig te stellen en zorgde ook voor zijn eerste publicaties. Want de in ballingschap levende Duitser werd freelance medewerker van de literatuurredacteur Ter Braak en recenseerde op zijn verzoek onder het (door Ter Braak gesuggereerde) pseudoniem Leopold Fabrizius in het gerenommeerde dagblad Het Vaderland tussen 1930 en 1940 vele werken uit de Duitse emigrantenliteratuur. Overigens verving Thelen Friedrich Markus Huebner. Die had geweigerd het eerste deel van de tetralogie Joseph und seine Brüder van de in het Derde Rijk verguisde Thomas Mann in Het Vaderland te bespreken, in welk deel de uitverkiezing van het volk Israël centraal staat. In veertig artikelen besprak Thelen in totaal 143 boeken. Ze werden in 1996 in het Duits terugvertaald en als boek gepubliceerd (Albert Vigoleis Thelen, Die Literatur in der Fremde. Uit het Nederlands vertaald door Erhard Louven) en creëerde daarmee,
[pagina 20]naast zijn werk als vertaler, een tweede poot waarmee hij zich binnen het literatuurbedrijf staande kon houden. Zeer draagkrachtig bleek deze poot echter niet te zijn. Na deze tijd manifesteerde Thelen zich nooit meer als literatuurcriticus.
Wel leek hij toen al aan een andere carrière te knutselen, aan die van romancier. Thelen spreekt in de brief aan Ter Braak over een ‘Hitlerboek’. Mogelijk was dit boek identiek aan het in Die Insel genoemde romanproject Hünengräber ohne Hünen (Hunebedden zonder Hunen). Deze satire op de nazi’s heeft Thelen volgens eigen zeggen vernietigd. Vermoedelijk deed hij dat in de vaste overtuiging dat hij voor dit ‘te waanzinnig te midden van de waanzin ontaarde’ boek geen uitgever had kunnen vinden. Tot het eerste voltooide en gepubliceerde prozawerk, Die Insel des zweiten Gesichts, zou het nog bijna twintig jaar duren.
De laatste hier afgedrukte brief, aan Jan Greshoff, is verreweg de persoonlijkste en menselijk gezien ontroerendste brief, een emigrantenbrief zoals er nauwelijks anderen bestaan binnen de emigrantenliteratuur. Het onderwerp van de brief is de dood van de dichter H. Marsman. Thelen en Marsman hadden in Zwitserland samen aan de vertaling van verscheidene werken van de thans vergeten Portugese dichter en mysticus Teixeira de Pascoaes gewerkt. Twee delen uit diens oeuvre, Paulus en Hieronymus, verschenen bij uitgeverij Meulenhoff en waren een opmerkelijk verkoopsucces. Thelen had zijn vriend Marsman met klem aangeraden om samen met hem in Portugal ballingschap te zoeken. Tragisch genoeg is dat niet zo gegaan. Marsman had weinig fiducie in het zuidelijke klimaat. Hij was zelfs door Thelens verzekering dat hij daar bergen vlees kon verorberen, niet te vermurwen en is in 1940 in het Nauw van Calais verdronken, nadat het schip waarop hij vanuit Bordeaux onderweg naar Engeland was, werd getorpedeerd. Thelen reconstrueert in zijn brief de laatste maanden uit het leven van zijn vriend Marsman. En hij parafraseert de inhoud van zijn correspondentie met hem. Aan het slot van zijn brief zinspeelt Thelen op een conflict tussen Marsman en Ter Braak. Deze zaak blijft echter in nevelen gehuld. Op indrukwekkende wijze laat deze brief zien hoe ballingschap en gedwongen in de emigratie te zijn aanvoelen: het permanente gevoel van dreiging, zelfs onder omstandigheden van ogenschijnlijke veiligheid. De brief maakt ook de voortdurende onzekerheid voelbaar over het lot van vrienden en bekenden, van wie je niet weet waar het lot hen heeft gebracht en of zij nog wel in leven zijn.
[pagina 21]Aan: Victor E. van Vriesland, Amsterdam Amsterdam, 5.7.1931
Zeer geachte Heer van Vriesland,
Sneller dan wij, Beatrice en ik, eigenlijk geloofden en wilden, zullen wij dit gastvrije land de rug toekeren en naar een zuidelijke zee vertrekken. Een zuidelijke zee: maar, het is niet alleen de Spaanse zon en de bekoring van een nieuw en ver land dat ons ertoe brengt deze stap te wagen, die we altijd al als een soort van oplossing of verlossing zagen. Een radiotelegram uit Palma bericht ons dat de jonge Bruckner ziek is en op sterven na dood.Ga naar eindnoot1 Dat dwingt ons tot handelen en nog deze maand, wanneer Beatrices verplichtingen zijn beëindigd, gaan wij op reis. Maar mogelijk moeten we al eerder en dan hals over kop onze koffers pakken. Want ook in Bazel staat een ziekbed, de geniepige kracht van het noodlot, die onze besluiten bepaalt. Enkele dagen geleden bracht Dr. B.Ga naar eindnoot2 ons op de hoogte van de levensgevaarlijke ziekte van hun moeder.Ga naar eindnoot3 Aldus staat het doel van de reis geenszins in het teken van blij vertrouwen, dat ons dit plan al sinds lang had ingegeven. – Zouden we mogen hopen dat het zuiden ons zal schenken wat het noorden ons zo lang onthield?
Neemt u mij niet kwalijk dat ik dit alles zo schrijf. Maar de machine reikte het aan, terwijl ik u eigenlijk alleen maar wilde vragen een tijdstip te bepalen waarop wij elkaar zouden kunnen ontmoeten. Want de Duitse versie van uw roman moet immers nog worden doorgenomen. Al te lang zal ik uw tijd niet in beslag nemen. Ik weet dat u heel weinig tijd heeft. En het is absoluut niet zeker dat de erin gestoken tijd de moeite waard is. – Het liefst zou het mij zijn, wanneer u mij enkele data kunt noemen, omdat ik niet geheel vrij over mijn dagindeling kan beschikken.
[pagina 22](Het kan ook zonder bezwaar een nachtelijk uur zijn.)
Hoe gaat het met u zelf? Ik hoop zeer dat u de moed om te werken hebt hervonden, en: dat u GrabockGa naar eindnoot4 toch nog zult voltooien! Ik heb een uittreksel van de roman in Van Wessems bloemlezing gelezen.Ga naar eindnoot5 Dat geeft mij de moed om deze zo persoonlijke zaken aan te roeren. – Overigens: ik ben met al mijn tien vingers doende, het leerstellige boek van dr. Ter Braak Carnaval der burgers in een Karnaval der Bürger te herschrijven. En bij dit werk krijg ik het gevoel, dat mij de drie maanden AmsterdamGa naar eindnoot6 heel veel hebben opgeleverd, hoewel ik door mijn eenzaam kamerbestaan weinig onder de mensen kom. –
Beatrice laat u hartelijk groeten. Ze heeft de afgelopen week geprobeerd om u te bellen, kon u echter niet bereiken. Nu verblijft zij in Bergen tot aan het eind van ons verblijf hier in Nederland.
Ik zie dat mijn korte mededeling tot een klein epistel is uitgegroeid. Vat u dat alstublieft op als een compensatie van mijn langdurig zwijgen en als een bescheiden teken van mijn oprechte bewondering.
Met vriendelijke groeten,
steeds de uwe
Albert Vigoleis Thelen
nb Precies op het moment waarop ik de brief wil verzenden, komt uw positieve bericht.Ga naar eindnoot7 Veel dank daarvoor. Alles ontwikkelt zich dan toch nog beter dan ik dacht. – Blijft het bij de afspraak dat u mij kort meedeelt wanneer onze ontmoeting plaatsvindt? Of: wanneer kan ik u ‘anbellen’.Ga naar eindnoot8
[pagina 23]Aan: Victor E. van Vriesland, Amsterdam
Palma de Mallorca, Baleares, Calle de Soledad 20, 8.8.1931
Beste Heer van Vriesland,
Na velerlei dolingen en dwalingenGa naar eindnoot9 zijn wij op het gouden eiland aangekomen. Nu zitten we in een huis in Moorse stijlGa naar eindnoot10 achter geblindeerde ramen, eten vijgen, paprika’s en meloenen, de tong hangt ons stevig en droog de keel uit, beneden in de steeg baljarenGa naar eindnoot11 de halfnaakte kinderen, de zon brandt loodrecht en fel, vlooien zijn hier in overvloed, het water is bijna niet te drinken, en dan ook nog: het stinkt hier in Palma als de pest. De binnenplaatsen worden als vuilnisemmers gebruikt, hier en daar zie je het kadaver van een hond, duizenden vliegen steken en bijten. Dat zijn zo de kleine en grote onaangenaamheden van dit land dat Caesar de beste slingeraars leverde. En wat staat daar tegenover? Er staat tegenover: de weidse zuidelijke hemel met heldere sterren en een vreemd lichtende maan; de diepblauwe zee, die wit, bruisend schuim tegen de rotsen spoelt, de duizenden verrukkingen van het landschap, een zingende Señorita, de klank van een luit in de late nacht. En dat alles zal ons in staat stellen hier te leven. Midden onder de kleine fauna van dit ‘eiland van rust en vrede’. Al het andere vertrouwen we toe aan het goedgunstig lot. –
Hierbij ingesloten treft u het antwoord van uitgeverij Drei Masken. Het is natuurlijk niet mogelijk de mensen van deze uitgeverij het Nederlandse manuscript te geven. Ik heb hun geschreven dat ze een deel van de vertaling zouden kunnen krijgen. Zou het u te veel bezwaren, wanneer ik u vraag voor mij kort en bondig de inhoud van het werk op te schrijven? Zelf durf ik dit niet ter hand te nemen. En heeft u inmiddels de drukproeven te pakken gekregen? Misschien stelt de uitgever ons een beschadigd exemplaar ter beschikking. Ik vertaal dan de samenvatting, leg die aan u ter beoordeling voor en stuur hem vervolgens naar de Drei Masken. Ik geloof vast dat de uitgeverij positief zal reageren. –
Gaat het een beetje met de zaak van de film of blijft het bij de verkennende pogingen van deze beeldschone dame?Ga naar eindnoot12
Hoe gaat het verder met u? We hopen en wensen zeer dat u in alles toch nog succes zult hebben. Moge dit de wens zijn die we u vanaf dit eiland van harte toezenden. U zult spoedig meer van ons horen. Alles is nog te nieuw en te vreemd om ons zo maar op stel en sprong eigen te maken. Bovendien: het tafeltje waaraan ik schrijf is eerder een schommel dan een onderzettafeltje voor de typemachine. En dan hebben we het nog niet over de vlooien! U moet de Balearische vlooien niet onderschatten die hun ongelooflijke springkracht dansend op ons botvieren.
In hartelijke vriendschap
Uw
Albert Vigoleis Thelen
[pagina 24]Aan: Victor E. van Vriesland, Amsterdam
Palma de Mallorca, 29.8.1931
Beste Heer van Vriesland,
U moet zich er vooral niet over verbazen, wanneer deze brief stilistisch gezien niet vlekkeloos zal zijn. Maar wanneer een mens drie dagen lang als een halve idioot door deze stad heeft gelopen in de brandende zon en bij wijze van spreken zonder iets in de maag, dan gaan alle ambities naar de gallemiezen. De zaak is namelijk als volgt: wij zijn hier op dit zuidelijke eiland in een waarachtig hoerenavontuur verzeild geraakt. Don Pedro’s vrouw,Ga naar eindnoot13 een onvervalst smerig wijf, dat hij uit een bordeel hier ter plaatse opgelopen heeft, heeft al onze toekomstmogelijkheden de grond in geboord. We wisten wel dat hij met zo’n vrouw samenleefde, maar dat het om een bordeelspecialiste ging, zijn we hier pas te weten gekomen. Nou ja, de eerste weken hebben we ons rustig gedragen, ook zij was van tijd tot tijd heel gedwee, meestal was het huis echter één Strindbergiaanse toneelsetting met alle duivelse attributen en akoestische bijverschijnselen. Ze heeft ook een kind van negen dat haar beroep spoedig zal volgen.Ga naar eindnoot14 Don Pedro daarentegen vindt deze hoer bijzonder leuk, volgens hem heeft ze een goed figuur en is ze op haar vakgebied in staat veel te presteren. Dat ze noch kan lezen noch kan schrijven is niet storend voor de verhoudingen nadat de duisternis is ingevallen. Wanneer het hem soms te gortig werd, heeft hij haar hals dichtgeknepen tot ze blauw zag. Ze gooit hem het strijkijzer naar zijn kop, slaat alles kapot, bespuugt hem en begint een potje te schelden, zoals alleen een hoer kan schelden, als het een echte is. – Wij beiden, Beatrice en ik, zijn natuurlijk passief gebleven. Als het te gek werd, gingen we weg, tot verbazing van het echtpaar dat deze dingen als volledig normaal beschouwt. Drie dagen geleden stortte de hoer de fiolen van haar toorn over ons uit. We maakten Don Pedro verwijten over het gedrag van de vrouw die het kind vanwege een futiliteit half dood had getrapt. Toen de hoer dat ter ore kwam, hadden we het bij haar natuurlijk verbruid. Binnen dertig minuten werden we met al onze bagage uit de hoerenkast gesmeten. Don Pedro lag met hartkramp in bed en had niet meer de kracht om als man tussenbeide te komen. Dit gebeurde laat in de avond. We zijn weggevlucht en hebben een pensionGa naar eindnoot15 gezocht waar we veilig waren voor iedere vorm van achtervolging. Gemeubileerde kamers zijn hier niet te huur. Zodra we iets hebben gevonden, trekken we daar met ons volledige huisraad in, dat overigens slechts uit een matras bestaat. Om te beginnen is dat in ieder geval beter dan het verblijf in een bordeel bij een hoer die een gevaar betekent voor de openbare veiligheid. Natuurlijk is het zo dat ons geld, zodra we de huur voor een maand hebben betaald, bij wijze van spreken op is. Maar dan hebben we tenminste een dak boven ons hoofd en kunnen dan verdere plannen maken. En nu, wat het doel van deze brief betreft. Schrijft u mij alstublieft in alle openheid wat u van mijn voorstel vindt: is er onder uw vrienden of kennissen iemand te vinden die met de garantie van mijn vertaling
[pagina 25]aan u ten behoeve van ons honderd gulden geeft? Voor de betreffende man is er natuurlijk geen risico mee verbonden, omdat hij zijn geld vanzelfsprekend terugkrijgt, zodra het boek verschijnt. Het is enkel en alleen een soort voorschot of hoe men dit in de commerciële sfeer ook mag benoemen. Natuurlijk willen wij onder geen beding, dat ú hierdoor in een onaangename positie terechtkomt. Als we daar ook maar een vermoeden van zouden hebben, zouden we deze hoerenbrief natuurlijk niet schrijven. Maar om de waarheid te zeggen: we voelen het mes op onze keel. We weten precies hoe lang onze peseta’s nog toereikend zijn. En we gaan er zo zuinig mee om dat we voortdurend buikpijn hebben en bovendien zitten we onder de wantsen die afkomstig zijn uit de miserabele pensions die we ons nog kunnen permitteren. Voor Beatrice is het het ergst. De dood van haar moederGa naar eindnoot16 heeft haar vreselijk aangegrepen en dan nog die gruwelijke hoerenkwestie, dat was te veel. Ze praat al voortdurend over Veronal, en het kost mij moeite om haar van deze stap te weerhouden. Vanwege een hoer zulke poedertjes nemen, niks daarvan, dat gaat nog lang niet gebeuren. Eerst proberen we het op een andere manier. Met lesgeven kun je het hoofd hier boven water houden, maar de leerlingen merken het al gauw dat de leraar tezelfdertijd een hongerkunstenaar is en dan lopen ze allemaal weg. – Nou ja, ik hoop dat alles toch nog goed komt, en anders… maar voordat het zover is, draaien we samen die hoer haar smerige nek om, dat verklap ik alleen aan u. (Overigens: toen we destijds bij u schertsenderwijs over een hoerenkast spraken, konden we niet vermoeden, dat we met volle zeilen in een dergelijke onderneming zouden belanden!)
Het landschap blijft bewonderenswaardig. Maar met mieren en wantsen in je hemd en het begeerde Veronal voor ogen die door de bordeelervaring dof geworden zijn, zie je van al deze schoonheid natuurlijk helemaal niets. Je wordt ook bijna gek van de zon. U kunt zich voorstellen dat wij heerlijke dagen doorbrengen hier op dit gouden eiland.
Beste mijnheer van Vriesland, ik kan alleen maar hopen dat u mij deze brief niet kwalijk neemt, maar een lolletje is het schrijven van een dergelijke brief niet. Maar, wat zit er anders op, wanneer je in een carnaval der hoeren terecht komt, dat bovendien nog door vlooien en wantsen is vergiftigd?
De brief van de uitgeverij Drei Masken sluit ik hierbij in. Bij mijn laatste brief vergat ik dat. Ik heb die mensen overeenkomstig geantwoord. – De ‘Nederlandse brief’Ga naar eindnoot17 is nu ook gepubliceerd. Maar geen ziertje honorarium, terwijl wij er als spitsboeven op zitten te loeren.
Weest u ten slotte hartelijk gegroet en ontvangt u onze grote dank bij voorbaat voor al uw moeite.
Steeds de uwe
Albert Vigoleis Thelen
[pagina 26]Aan: Menno ter Braak, Amsterdam
Palma de Mallorca, 17.5.1935
Beste dr. Ter Braak, hierbij ingesloten stuur ik u de FabriziusGa naar eindnoot18 die dit keer is ontaard in een ware vermenging en vervalsing. Hopelijk hoeft u de ‘Cröver Nacktarsch’Ga naar eindnoot19 niet te bedekken met een kuise doek voor de blikken van de clientèle. Dat zou te betreuren zijn.Ga naar eindnoot20 Döblin komt dan later apart of samen met iets nieuws. De roman is niet slecht, maar wel verschrikkelijk wijd en breed uitgemeten. En hier en daar jammerlijk vervilt en in de war geraakt, hetgeen dan een geduldspelletje tot gevolg heeft.
Het stuk over KesslerGa naar eindnoot21 zult u al ontvangen hebben. Hebt u het kunnen gebruiken? Ik meende dat het zeer actueel was. Het is zeer ongelukkig dat de memoires van deze diplomaat op grond van een oeroud contract nog bij Fischer verschijnen. Toch zullen ze in het Derde Rijk niet tot felle reacties leiden, in ieder geval niet de latere delen die nog in de maak zijn. Gelukkig heeft Kessler al contact met een emigrantenuitgeverij die de boeken automatisch voor haar rekening neemt, mochten ze in D. worden verlinkt.Ga naar eindnoot22 Kunt u Mussert een beetje in de gaten houden?Ga naar eindnoot23 Zal die beweging uitgroeien à la de Nazi’s? Dan zie ik u al met een koffertje op de vlucht slaan en in de Destierro, de verbanning, verdwijnen, tenminste wanneer Mussert niet een Göringachtige hakmeszwaaier in dienst heeft die dat verhindert.
We wachten af!
[pagina 27]Mijn Hitlerboek, bijna gereed, heb ik vernietigd. Alleen de rudimentaire notities heb ik bewaard.Ga naar eindnoot24 Het was toch te waanzinnig te midden van de waanzin ontaard en daarbij zo onzedelijk dat geen enkele uitgeverij het had kunnen publiceren. Ik weet niet waaraan het ligt, maar ik schrijf steeds onfatsoenlijker. Ik had dat eigenlijk nooit achter mij zelf gezocht.
Over enkele dagen komen de pen-club-mensen naar Palma.Ga naar eindnoot25 We zullen zien of ik de een of andere literaire Nazi-volksgenoot hier al rondlummelend ontwaar. Deze heren ontbraken er nog aan om het totaal compleet te maken. Shaw heeft hier enige tijd geleden ook al eens, getooid met zijn fraaie baard, rondgescharreld en alles nauwgezet bekeken – wat een eer voor Mallorca! Eerst Marsman, dan Shaw en binnenkort bijna allemaal samen.
Weest u als altijd zeer hartelijk gegroet
Uw Thelen
Aan: J. Greshoff, KaapstadGa naar eindnoot26
Case de Pascoaes, Amarante, Portugal, 17.9.1940
Beste Greshoff, zoo juist ontvang ik via Pascoaes den bijgevoegden brief van de Van Rantwijks, die natuurlijk voor jou is.Ga naar eindnoot27 Begin juni kwam er hier een brief van Van Rantwijk voor Henny, want de menschen waren van meening, dat de Marsmans al hier op het casteel zaten. Toen de berichten van Henny uitbleven, vroeg ik aan Van Rantwijk, of hij wist, waar Henny vertoefde en wat ik met den voor H.M. bestemden brief moest doen. Het antwoord nu de brief van 1 september.
[pagina 28]Op 31 juli schreef ik je een briefkaart met de vraag naar Henny. Heeft die je ooit bereikt?
Hennys dood: ik ben nog altijd geslagen van pijn over het ontzettende bericht, dat John Meulenhoff mij stuurde in een briefkaart met de woorden: ‘Wij lazen in de courant, dat je vriend H.M. verongelukt is. Rien is gered. M.t.B. en E.d.P.Ga naar eindnoot28 zijn naar een zware ziekte gestorven.’ Meer niet. Later ontving ik een brief van Annie Paap,Ga naar eindnoot29 die mij vroeg over de nadere omstandigheden van zijn dood. Dus de men-
[pagina 29]schen in Holland weten nog altijd niet hoe het gebeurd is. Ook vroeg Annie, waar Rien verblijf houdt. Niemand weet het.
Natuurlijk, Menno en Eddy zijn door de moffen of de Mussertmenschen vermoord, dat staat voor ons vast. De toevallige wijze, waarvan ArthurGa naar eindnoot30 schrijft, lijkt mij minder toevallig te zijn.
Hennys dood is in het uiterste tragiek. Wij wilden hem verleden jaar meenemen naar Portugal, toen wij uit Begève vertrokken. Hij zou het wel hebben gedaan, maar Rien, die dol was op Frankrijk, wilde niet. Daar ik, zonder het te willen, een zekeren invloed had op Henny, zou het mij niet veel moeite hebben gekost, hem mee te sleepen naar Amarante, maar ik deed het niet; juist om mijn invloed niet te misbruiken, of ten minste om niet direct op zijn plannen in te werken, want later hadden de Hollandsche vrienden wel kunnen beweren: wat heeft die toch aan die mof, dat ie altijd weer met hem samen is enz. had ik maar anders gedaan!!!
De laatste dagen in de blokhut waren vol van politieke spanning en Henny zeer gedeprimeerd. ‘Nu moeten wij ons klein eigenbelang maar opzij zetten en er moet oorlog komen en de moffen het vlink op de kop krijgen.’ Rien schreeuwde veel en ik zelf had een kleine, maar heel kleine wat de Duitschers noemen Nervenzusammenbruch, mij dan later toch weer heel in den hand. Het waren Henny en Rien die ons dreven Frankrijk zoo gauw mogelijk te verlaten, om nog voor den oorlog in Portugal veilig te zijn. Wij zijn dan naar een avontuurlijke reis via Bordeaux, Irun, Salamanca hier terecht gekomen. Enkele maanden later stuurde ik Henny uitvoerig bericht over het leven hier, dat wij van ’s lands politiek niets bespeuren, dat men op de vreemdelingenpolitie heel (heel!) vriendelijk omgaat met de buitenlanders enz., over het klimaat, over Pascoaes, die hem wilde leeren kennen, en dat hij maar komen zou. Antwoord: wij blijven toch liever in Frankrijk, want als de klimaat mij niet bevalt, weet ik niet, of men ons weer binnenlaat. Verdere uitnodigingen, om der wille van het goedkoope vleesch, hier te komen leven (je weet, Henny moest altijd flink vleesch hebben) bleven zonder antwoord. Dan klachten over het slechte huis in St. RomainGa naar eindnoot31 en dat Rien een dure winter had gehad. Maar niets over vertrekken.
Dan die invasie van Holland. Henny diep getroffen. Ik aanstonds een brief: kom onmiddellijk naar Pascoaes. Later zien wij dan wel. Dan een brief onder paniek geschreven: de duizenden vluchtelingen uit Holland en België trokken door St. Romain. Ik terug: onmiddellijk komen, of voel je je niet bedreigd. Hij: wij wachten af. De laatste dagen zijn iets rustiger geweest. Ik voel mij niet bedreigd, maar zal je de liefste van mijn boeken sturen, die ik niet graag zou willen kwijt raken door de zondvloed. Op die hoogte van de gebeurtenissen bleven de berichten een week uit, toen een telegram uit Cauderan / Gironde met verzoek, een Port. visum voor hem en Rien te arrangeeren. De minister – vriend van PascoaesGa naar eindnoot32 – was die dag, een zondag, juist hier en versprak zijn hulp. Wij teruggetelegrafeerd. Een paar dagen later een brief: pardon, ik vergeet het meest belangrijke: nog uit St. Romain schreef hij:
[pagina 30]misschien blijven wij niet hier en gaan verder het zuiden in. Ook heeft Greshoff al getelegrafeerd, naar Z.A.Ga naar eindnoot33 te komen, maar dat lijkt toch heel omstandig te zijn. Enkele dagen weer uit St. Romain: wij denken nu toch over het Kaapsche plan.Ga naar eindnoot34 Zoo als iemand tot zijn vrouw zegt: zeg, Rien, zullen wij dit jaar naar Ascona met vacantie gaan of naar Sestri? Nou lieve jongen, ik hou meer van Frankrijk. Best, dan willen wij daarover maar gaan denken… Weinig later: wij werken nu hard aan het Kaapsche plan. De moffen stonden toen al op Franschen grond! In haast iedere briefkaart vroeg hij aan mij, wat ik er over dacht, en hem zoo nauwkeurig mogelijk in te lichten. Want Rien was met een kind en dus niet op haar volle hoogte, hem te dirigeeren. Natuurlijk, die brieven liepen soms twee weken, enkele een maand, vele van mij, en telegrammen heeft ie nooit gekregen.
Dan Cauderan.Ga naar eindnoot35 In Bordeaux hadden zij niets gevonden en leefden in een soort gekkenhuis aldaar, Rien had reeds haar abortus gehad en lag veel in den tuin. Henny vond het jammer, dat wij niet zamen over de gekke menschen daar konden lachen, die god imploreerden om vrede en rust. Het huis in St. Romain, hoor goed, beste vriend, stond hem nog voor twee maanden ter beschikking, want hij dacht toch nog, weer daarheen terug te gaan. Dat noem ik godvertrouwen op zijn hoogst.
Klachten over moeilijkheden met de autoriteiten, geen visum voor Spanje, geen voor Portugal, en het ergste, de Franschen lieten geen Hollanders meer het land uit. Dan zijn laatste brief van 3 juni met dank voor een groote lijst voor levensmiddelen hier in Portugal, die ik had moeten sturen. Ze vonden het leven hier toch nog al goedkooper dan in Frankrijk. Ook wist hij niet, of het goed zou zijn, de passen aan de Kaapsche gezant te Parijs te sturen voor het visum – de moffen
[pagina 31]stormden ieder dag 100 km voort. Dan bleeven de berichten uit. Een verontrustende stilte, slechts onderbroken, drie weken later, door drie zendingen boeken, iedere dag een, met de hand van Henny, maar weer uit St. Romain.
De B.B.C. te London gaf begin juli bekend, dat het laatste schip met vluchtelingen, dat voor den val van PétainGa naar eindnoot36 een Fransche haven had verlaten, kort bij de kust was getorpedeerd, met 2500 drenkelingen van de totaal 5000 menschen aan boord. Beatrice zeide: Henny is dood. En nog altijd zijn wij van meening, dat het zóo kan zijn gebeurd. ‘Rien is gered’, dat klopt op een scheepsondergang. De overlevenden werden naar Frankrijk teruggebracht. Dus Rien kán daar zijn – als ze nog leeft.
Op een laatste wandeling in BogèveGa naar eindnoot37 naar den melkboer heeft Henny mij gezegd: als ik nu moet sterven, wil je dan ervoor zorg dragen, dat van mijn nagelaten werk niets wordt gepubliceerd dat niet uitdrukkelijk van mijn hand het imprimatur draagt? Ik heb het hem toen in de hand toegezegd, bij de vrienden erop aan te dringen. De avond tevoren hadden wij een druk gesprek over Kafkas nalatenschap en de woordbreuk van Brod. Henny had het gevoel, dat men toch wel over zijn hoofd weg enkele stukken zou kunnen uitgeven, slechts om der wille van haar waarde. Toen lagen vele gedichten al klaar uit Tempel en Kruis, maar zelfs die wilde hij niet in geval van dood hebben uitgegeven. Dus, beste Jan, ik schrijf je dat, omdat je wel de komende man bent, Hennys post mortem in handen te nemen.
Als Rien nog leeft, zal zij natuurlijk het best uitsluitsel kunnen geven over het geheim van zijn dood, ik meenGa naar eindnoot38 nu niet de manier en het hoe en waar, maar de diepere gronden, die hem zoo lang in Frankrijk hebben teruggehouden en het feit, dat hij zich niet ‘bedreigd voelde’. Ik voelde mij hier in Portugal reeds bedreigd, toen de moffen aan de Spaansche grens stonden! Ik heb toen aan een middag een heele hoop brieven en manuscripten vernietigd, o.m. ook dezulken van Henny, wat ik anders nooit doe. Mijn vereering voor hem als dichter en vriend ging zoo ver, dat ik uit zijn prullemand stukken papier heb gered met zijn hand erop. Maar toen ik zijn brieven in handen hield, heb ik enkele minuten geaarzeld voor ze te verscheuren, en heb ze dan verbrand, bij wijze van een soort talisman tégen de mogelijkheid, dat het de laatsten konden zijn.
Het laatste woord over zijn dood is natuurlijk al lang gesproken door de groote meester zelf: Tempel en Kruis. Heb je ooit een boek gelezen zoo vol van directe betrekkingen op de komende dood van de dichter? Als ik het las, was ik diep geschrokken en zeide onmiddellijk tot Beatrijs, dat mij de sombere apocalyptische toon van het boek te denken gaf.
Hennys vader is ook gestorven, de moeder wist toen al dat de jongen verongelukt was, maar ze heeft het hem niet gezegd. Dus beiden zijn heengegaan zonder om elkaars dood te weten. Die van de vader stond te verwachten.
Uit de brief van Arthur aan Henny maak ik op: dat PannekoekGa naar eindnoot39 het nog druk heeft aan zijn krant, die duizenden abonnés heeft verloren; dat zij een zekere NiniGa naar eindnoot40 terugverwachten uit Italië, dat Ant bij haar schoonbroeder is ingetrokken, Bep nog
[pagina 32]steeds in Bergen woont,Ga naar eindnoot41 geen drukwerk mag worden verzonden (om de Gestapo niet te belasten), postverkeer met België niet is hersteld en zij dus niets weten over het lot van Van Nijlen. De betr. brief is zeer dik van papier, dus gaat niet per luchtpost, al is hij ook voor jullie. Hem afzonderlijk sturen hebben wij niet het geld, wij zijn absolutely pennyless en leven van den grootmoed van Pascoaes, nu al over het jaar en er is geen sprake van weggaan. Ook Henny en Rien zouden hier op het ruime casteel kamers en lekker vreten hebben gekregen zoolang het noodig was geweest…
Ik heb met de vertaling van de ‘Napoleon’ van P.Ga naar eindnoot42 begonnen, een geweldig boek, heel kettersch tegen de kerk, het gaat over het christendom als religieus atheïsme. Maar sinds de aanval op Holland heb ik haast niets meer kunnen doen, ik ben als verlamd. Slechts poëzie schrijven gaat nog en ik werk aan een bundel ‘Eintagsfliegen’, die ik graag in Zwitserland komend jaar zou uitgeven, als daar nog een uitgever den moed heeft, wat uit mijn veer komt te publiceeren. Heel gekke dingen, nihilistisch en picaresk, niet kuisch en niet vroom, goede dingen erbij, enkele stukken zelfs superieur naar het oordeel van vrienden.
Wat hebben de menschen het zich druk gemaakt toen over JanGa naar eindnoot43 en dat ie binnenkort weer naar Holland of België terug zou komen – en die was de eenige, die verder zag dan zijn neus!
Begrijp je, dat Menno in Holland is gebleven naar de eerste dreiging Holland te invadeeren? Kort voor de ondergang kondigde hij mij een bezoek op Pascoaes aan, met de nieuwe luchtlijn Amsterdam Lisboa, die toen werd geïnaugureerd.Ga naar eindnoot44
Naar ik weet, is de goede verstandhouding tusschen Menno en Henny niet meer terecht gekomen, je weet wel, het treurige geval ‘Salden’.Ga naar eindnoot45 Ik heb de sleutel tot deze tragedie in handen, maar had niet den moed, noch Henny noch Menno over de waarheid in te lichten, beiden zouden zij uit alle hemels zijn gestort. En zoolang Rien leeft, heb ik ook niet het recht te praten. Al weet ik, dat die geschiedenis ook een licht op de dood van Henny kan werpen, al is dat op een heel ingewikkelde manier.
Als je aan de menschen in Holland wil schrijven, stuur het dan aan mij en het gaat onder de naam van Pascoaes verder.
Hoe maken jullie het? En vol hoop zooals wij voor de overwinning van Engeland?
Op de achterzijde van een van Hennys laatste brieven staat haast niet te ontcijferen (voor mij ten minste) te lezen:
Vertaling: Hans Ester (met dank aan Louis Houët).
- eindnoot1
- Zie Sandra van Voorst, ?En dat Duitse boek? Het internationale fonds van Uitgeverij G.A. van Oorschot 1945-1987?, in ZL 4 (2005) 2, p. 168-189.
- eindnoot2
- Alle vijfbrieven komen uit de door de auteurs samengestelde selectie Meine Heimat bin ich selbst (Dumont, Keulen 2010). E?n, de brief aan Jan Greshoff, wordt hier voor het eerst in de oorspronkelijke, Nederlandse versie gepubliceerd. De originele brieven bevinden zich in de collectie Albert Vigoleis Thelen in het Letterkundig Museum in Den Haag.
- eindnoot3
- Op de website www.mennoterbraak.nl zijn 16 brieven van Thelen aan Ter Braak en 35 brieven van Ter Braak aan Thelen te lezen.
- eindnoot1
- Het telegram ?lig op sterven, zwingli? (zie de ?Proloog? van Het Eiland) was de aanstoot tot Thelens ?lotgevallen op het eiland?. Zie de inleiding. Beatrices broer heette in werkelijkheid Peter Herbert Zwingli Bruckner (1907-1944). Hij stierf in Santa F? de Bogot? aan de ziekte van Charcot.
- eindnoot2
- Albert Theophil Bruckner (1904-1985), broer van Beatrice, paleograaf, professor in de geschiedenis der Middeleeuwen in Bazel.
- eindnoot3
- Beatrices moeder Anna Maria Bruckner (geb. 1877) stierf op 18 augustus 1931 in Bazel, kort voor haar vierenvijftigste verjaardag.
- eindnoot4
- Grabock of Grabok – roman die Van Vriesland nooit realiseerde.
- eindnoot5
- In Constant van Wessems bloemlezing Twintig Noorden Zuid-Nederlandsche verhalen (1930) verscheen een fragment uit het eerste hoofdstuk: ?Eerste opvlucht en terugval? (p. 222-234).
- eindnoot6
- Thelen was in april of mei 1931 naar Amsterdam verhuisd.
- eindnoot7
- Het ?positieve bericht? luidt dat de heer Everard Bouws, die over vele contacten met uitgeverijen in Duitsland beschikt, zich voor Van Vriesland wil inzetten.
- eindnoot8
- Deze nb -toevoeging in handschrift. ?anbellen? is een woordgrapje van Thelen. Het Duitse ?bellen? betekent: blaffen.
- eindnoot9
- In de originele brief ?Irrungen und Wirrungen?, een verwijzing naar Irrungen, Wirrungen van Theodor Fontane. De Nederlandse vertaling heet Dolingen, dwalingen.
- eindnoot10
- Appartement in de Calle de Solidad (Straat der eenzaamheid), waar Thelen en Beatrice met Zwingli en zijn minnares samenwoonden totdat ze ruzie kregen.
- eindnoot11
- Baljaren = ravotten en verwijst tegelijk naar de naam van de eilandengroep waartoe Mallorca behoort: de Balearen.
- eindnoot12
- Een filmproject waarover Thelen in Het Eiland spreekt. Volgens Thelens verklaring werkte Van Vriesland aan een draaiboek voor zijn toenmalige geliefde, een niet ge?dentificeerde Duitse toneelspeelster. Thelen beschrijft hoe het project ten slotte mislukt door het faillissement van de filmmaatschappij.
- eindnoot13
- Maria del Pilar Sanchez. Don Pedro is Zwingli. Deze brief toont in menig opzicht aan hoe nauw Thelen zich in Het Eiland aan het werkelijke gebeuren heeft gehouden.
- eindnoot14
- Dit meisje verschijnt als Julietta in Het Eiland.
- eindnoot15
- Pension Catalana in de Calle Apuntadores. Dit is het pension Del Conde in Het Eiland. Vgl. de brief van 9 oktober 1931.
- eindnoot16
- Zie hiervoor noot 3.
- eindnoot17
- In het tijdschrift Die Literatur verschenen vanaf 1931 drie ?Nederlandse brieven? over Nederlandse literatuur van de hand van Thelen.
- eindnoot18
- Thelen schreef onder het pseudoniem Leopold Fabrizius tussen 1934 en 1940 literatuurrecensies voor Het Vaderland (zie de inleiding). Zie daartoe ook: Albert Vigoleis Thelen, Die Literatur in der Fremde. Uit het Nederlands vertaald en geredigeerd door Erhard Louven (1996).
- eindnoot19
- Van de Moezel met op het etiket een wijnboer die een stelende jongen een pak slaag op zijn blote billen geeft. Daarom: Nackt-arsch.
- eindnoot20
- Het is niet duidelijk om welke recensie het hierbij gaat. De eerstvolgende gepubliceerde bespreking van Fabrizius is volgens deze brief Alfred D?blins roman Pardon wird nicht gegeben die bij uitgeverij Querido verscheen.
- eindnoot21
- Harry Graf Kessler (1868-1937) was een Duitse diplomaat, kunstverzamelaar, mecenas, essayist en publicist. Zijn boek Gesichter und Zeiten verscheen in 1935 bij uitgeverij S. Fischer in Berlijn. Thelen was op Mallorca werkzaam als Kesslers secretaris. Zie Het Eiland, hoofdstuk 25.
- eindnoot22
- Kessler heeft moeite gedaan om het verschijnen van zijn boek in Duitsland niet in gevaar te brengen. In september 1935 werd het zonder opgaaf van redenen verboden – mogelijk werd Kessler door spionnen op Mallorca verraden en aangegeven, misschien was tevens een ongeautoriseerde nadruk in de emigrantenpers (Pariser Tageblatt) van een deel van de voorafdruk aanleiding tot het verbod. Desondanks mocht het literaire tijdschrift Neue Rundschau dat bij uitgeverij S. Fischer uitkwam fragmenten van het geplande volgende deel publiceren. Licentie-uitgaven verschenen bij Faber & Faber evenals bij Plon.
- eindnoot23
- Anton Adriaan Mussert (1894-1946), oprichter en voorman van de nsb.
- eindnoot24
- Mogelijkerwijs gaat het om de roman H?nengr?ber ohne H?nen, waarover Thelen in Het Eiland vertelt (o.a. in hoofdstuk 16).
- eindnoot25
- Van 20 tot 25 mei 1935 vond het dertiende internationale pen -congres in Barcelona plaats. Het congres sloot af met een excursie naar Mallorca.
- eindnoot26
- Deze getypte brief is in het Nederlands gesteld en wordt hier op de hoofdletters na – Thelen gebruikte alleen kleine letters – in de spelling van Vigoleis overgenomen.
- eindnoot27
- Arthur van Rantwijk (1910-1993), redacteur van Groot Nederland, secretaris van Jan Greshoff.
- eindnoot28
- Menno ter Braak en Edgar du Perron. Ter Braak pleegde zelfmoord. Een halve dag eerder stierf Du Perron aan een hartaanval.
- eindnoot29
- Annie Paap was de vrouw van de Utrechtse muziekrecensent en componist Wouter Paap.
- eindnoot30
- Marsmans jeugdvriend Arthur Lehning.
- eindnoot31
- In de C?te d’Or, 80 km ten noordoosten van Bordeaux.
- eindnoot32
- ?ngelo C?sar.
- eindnoot33
- Zuid-Afrika.
- eindnoot34
- Om naar Zuid-Afrika te emigreren.
- eindnoot35
- Een plaatsje 10 km ten oosten van Bordeaux.
- eindnoot36
- In juli 1940 werd Vichy gedurende de Tweede Wereldoorlog de zetel van het Franse Vichy-regime onder generaal Henri Philippe P?tain.
- eindnoot37
- In de Haute-Savoie, ten oosten van Gen?ve, waar Marsman met Thelen in 1939 aan de vertaling van Teixeira de Pascoaes had gewerkt.
- eindnoot38
- Lees: weet.
- eindnoot39
- G.H. ‘s-Gravesande, pseudoniem van G.H. Pannekoek, redacteur kunst van Het Vaderland.
- eindnoot40
- Misschien Nini Brunt, de vrouw van typograaf Jan van Krimpen en de zus van Greshoffs vrouw Aty.
- eindnoot41
- Ant was de vrouw van Ter Braak, Bep de echtgenote van Du Perron.
- eindnoot42
- De Napoleon-biografie van Teixeira de Pascoaes. Thelen voltooide die vertaling, die in 1950 bij Meulenhoff uitkwam onder de titel Napoleon. Spiegel van de antichrist.
- eindnoot43
- Denkelijk Jan Greshoff zelf.
- eindnoot44
- In een brief van 2 maart 1940 (zie de website van mennoterbraak.nl).
- eindnoot45
- Wat de verslechterde verstandhouding tussen Ter Braak en Marsman betreft: die ging terug op een kortstondige liefdesrelatie tussen Marsmans vrouw Rien en Ter Braaks Duitse vriend, de typograaf Helmut Salden in 1937. ?Rien war nun einmal so geil wie Schifferscheisse? als er een adonis in de buurt was, zou Thelen hebben gezegd (Jaap Goedegebuure, Zee berg rivier. Het leven van H. Marsman, 1999, p. 402, noot 126).