Het antisemitisme van Menno ter Braak
Harry Prick besprak in Roeping van maart 1960 (p. 644-649) Jaap Meijers studie Willem Anthony Paap 1856-1923, Zeventiger onder de Tachtigers, Het levensverhaal van een vergetene (1959). J. Kamerbeek jr., toen nog leraar in Deventer, reageerde daarop. Jeanne Collette (1896) was een onversneden antisemitische sleutelroman over de bankier en filantroop A.C. Wertheim. Vincent Haman (1898), een sleutelroman van Paap over de Tachtigers, was door Ter Braak in 1936 voorzien van een zeer prijzend voorwoord.
Deventer, 7/4/60.
Zeer geachte Heer Prick,
Uw equitabele kritiek op het boek van Meijer heeft me goed gedaan. U hebt voor en tegen zorgvuldig afgewogen en laat het boek volledig recht wedervaren. Op de koop toe geeft U een aantal bijzonder nuttige aanvullingen.
Op één van die aanvullingen heb ik nu weer een amendement, dat mij nogal hoog zit. U schrijft met betrekking tot ‘Jeanne Collette’: ‘Wij moeten… wel aannemen dat Ter Braak, spijts zijn bewering van het tegendeel, dit boek niet gelezen, hoogstens vluchtig doorgebladerd heeft, omdat anders de hoogst merkwaardige figuur zou ontstaan’ enz. U staat hier voor een dilemma:
T.B. kent J.C. niet
T.B. prijst J.C. ‘en connaissance de cause’ en U kiest het eerste lemma, omdat het tweede U al te absurd voorkomt. Is het echter wel zo absurd? Onlangs herlas ik Ter Braaks Inleiding op ‘Vincent Haman’, en vond daar het volgende (p. 13):
‘In 1896 zag Paap’s eerste roman, Jeanne Collette, het licht: een sleutelroman over den bankier Wertheim, naar de publieke opinie ontdekte, een aanklacht tegen den “dollarbaron, voor wiens bij hausse en baisse geschacherd geld vorsten en priesters en volkeren buigen”; zooals Paap in een rijkelijk pamflettistisch voorwoord meedeelt’.
Ik zal nu dat hele voorwoord overschrijven (in de veronderstelling dat U het niet bij de hand heeft):
‘Hij zit op zijn troon; hij ligt vadsig met het dikke lijf op zijn troon, de jodenbaron. De korte beenen onder het kwabberig lijf over elkaar, ligt hij in zijn troon, de dollarbaron en blaast den rook van een havanna vorsten en priesters in ’t gelaat, die
deemoedig buigen, buigend vleien om wat dollars, aanbiedend woekerrente en vorstengunst. De jodenbaron geeft geen asem vandaag, geeft geen stinkenden asem vandaag, of de hooge bedelaars moeten geven tien procent en moeten hem maken “brinz”. Met rouw omsluieren zij ’t gemoed, en, lachende het gelaat, geven zij tien procent en maken hem prins.
Hoog uit boven het luid geroep in het oud Europa, geroep van honger en van dood; hoog uit boven het De Profundis dat ruischt in ’t stervensuur der eeuw, schalmeit de kreet: de jood, de jood! Want wat de negentiende eeuw, de dollareeuw, voor vuilst heeft gebaard, het is, ’t zij jood geboren dan of jood van ziel, de dollarbaron, voor wiens bij hausse en baisse geschacherd geld vorsten en priesters en volkeren buigen’.
Blijkens de aanhaling heeft T.B. dit voorwoord in elk geval gelezen, maar dan is ‘rijkelijk pamflettistisch’ een rijkelijk eufemistische omschrijving voor ‘anti-semitisch’. Of eigenlijk is dit mijnerzijds weer een eufemisme voor: Ter Braak heeft het antisemitisme van Paap opzettelijk verdonkeremaand, waarschijnlijk omdat het niet in zijn kraam te pas kwam – omdat hij een auteur met zùlke antecedenten niet kon gebruiken in zijn anti-tachtigse campagne. De mogelijkheid die U, zeer scherpzinnig, als een ‘hoogst merkwaardige figuur’ oppert, om haar te verwerpen, is dus de werkelijkheid geweest!
Deze kleine ontdekking mag ik maar zeer ten dele op mijn conto schrijven. Het gaat hier om een soort familie-traditie. Toen Ter Braak in 1936 zijn lezing over Vincent Haman hield in de Rotterdamse Bijenkorf, bevond zich onder de toehoorders een oom van mij, een uiterst intelligent en belezen man, toen al vrij bejaard (ik geloof dat hij van 1870 was). Bij de discussie die op de lezing volgde, heeft mijn oom T.B. een netelige vraag gesteld over het anti-semitisme van ‘Jeanne Collette’, waarop hij een volkomen ontwijkend antwoord kreeg. Ik zou er wat voor geven, om daar bij te zijn geweest: M.t.B., de man die nooit dupe wilde zijn, in een hoekje gedrongen door een anonymus (voor hem), een jongere tijdgenoot van de tachtigers, een fin-de-siècle-geest op de manier van de Weense Peter Altenberg, die waarschijnlijk onder een effen uiterlijk een duivels genoegen verborg over de verlegenheid van zijn tegenstander!
Mijn oom is in 1940 gestorven, een zoon van hem bewaart aan het incident slechts een flauwe herinnering. Ik zie dus geen kans dit verbleekte snapshot verder
op te frissen. Maar er heerst een volmaakte overeenstemming tussen de mondelinge traditie en de reticentie van Ter Braak’s inleiding.
Et zijn verschillende redenen waarom ik deze kwestie niet denk te publiceren – waarvan de meest ‘nobele’ is dat T.B. zich niet meer kan verdedigen en een meer laag-bij-de-grondse dat ik Mevrouw Ter Braak persoonlijk enigszins ken. Maat als ik Dr. Meijer eens ontmoet, dan zal ik hem deze toch wel pikante bijzonderheid niet onthouden.
Met vriendelijke groet,
Uw
J. Kamerbeek Jr.
In een brief van 24 mei 1960 kwam Kamerbeek nog even op de zaak terug:
‘In de kwestie Paap-Ter Braak ben ik U nog een kleine correctie schuldig: T.B. hield zijn lezing niet in de Bijenkorf, maar bij de firma D. Bolle (waarmee ik U overigens, naar alle waarschijnlijkheid, geen nieuws vertel).
Meijer stuurde mij de kritiek van Gomperts in Parool op mijn verzoek ter inzage. Het is merkwaardig dat G. het anti-semitisme van “Jeanne Collette” in zekere zin vergoelijkt. Toch wil het mij nog niet recht duidelijk worden welke sentimenten deze kritiek hebben geïnspireerd.’
In zijn bespreking van Meijers Paap-studie verdedigde Gomperts Ter Braak tegen Meijers beschuldigingen als zou Ter Braak Paaps overige werken, buiten Vincent Haman, niet kennen. Merkwaardig is overigens weer dat Gomperts later een studie zou wijden aan het (intellectuele) antisemitisme bij Ter Braak (postuum gepubliceerd als Een kern van waarheid, 2000) maar niet meer terugkwam op Ter Braaks ‘verduistering’ van Paaps antisemitisme.
Over dit hoofdstuk/artikel
over J. Kamerbeek jr.
over Menno ter Braak
brief aan Harry G.M. Prick
brief van J. Kamerbeek jr.