[2009/3]
Ronny Boogaart en Eric de Rooij+
‘Spelen met Reve is spelen met vuur’
Bernard Sijtsma op bezoek bij Gerard Reve
1981 beloofde voor de schrijver Bernard Sijtsma een jubel- en oogstjaar te worden. Hij had een nieuw contract verworven bij uitgeverij Loeb en de uitgave van drie boeken stond op stapel. De verhalenbundel As en regen, een best of uit zijn eerdere bundels; De navel der aarde, dat nieuw werk bevatte, en Lieve Gerard, de uitgave van zijn jarenlange correspondentie met Gerard Reve. Met dat laatste boek hoopte Sijtsma eindelijk tot een groter publiek door te dringen en erkenning te vinden voor zijn andere werk. Het zou anders gaan. Het jaar liep uit op een deceptie en luidde het einde in van zijn schrijversloopbaan. Als Sijtsma tien jaar later overlijdt, is hij een al bijna vergeten schrijver.
Op 15 februari 1991 kondigde de Volkskrant de dood van Bernard Sijtsma aan: ‘De schrijver Bernard Sijtsma is maandag op 51-jarige leeftijd overleden. Sijtsma werd in 1938 in Friesland geboren, maar verhuisde op zijn zesde naar Amsterdam, waar hij in een communistisch milieu opgroeide. […] De laatste jaren woonde hij in Friesland, waar hij zich geheel aan het schrijven wijdde. […] Enig opzien wekte hij in 1981 met het brievenboek Lieve Gerard.’ Vier zinnen met drie fouten en een understatement, een wat pijnlijk resultaat van een necrologie. Om de fouten meteen recht te zetten: Sijtsma werd in Amsterdam geboren en hij verhuisde in 1944 juist naar Friesland. Toen hij stierf, 52 jaar oud, woonde hij in Drenthe. Dat hij op dat moment nauwelijks nog meetelde in het literaire circuit had alles te maken met de publicatie van zijn brieven aan Gerard Reve. Volgens het bericht baarde hij daarmee ‘enig opzien’. In werkelijkheid was het boek door de critici weggehoond.
‘Een beschamend boek’
Lieve Gerard kreeg vernietigende recensies. Wie nu Lieve Gerard (her)leest en de recensies uit 1981 erbij neemt, moet wel verbaasd zijn over het venijn waarmee Sijtsma werd afgeschreven. Er leek een rekening vereffend te moeten worden. Alsof Sijtsma met de publicatie van zijn brieven aan Reve een ongeschreven (fatsoens)regel over-
trad. Sijtsma wilde te graag in de literatuur naam maken en als het niet op eigen kracht lukte, dan maar via een bevriende en beroemde schrijver. Dit moest afgestraft worden. Zo kopte Hans Warren in zijn bespreking van Lieve Gerard: ‘Sijtsma wil met kruiwagen Reve literatuur in’. Frans de Rover typeerde het boek in Vrij Nederland zo: ‘Gênante brieven’, ‘druilerig taalgebruik’, ‘de literaire kwaliteit van deze brieven is nul komma nul’. Wam de Moor vond het een ‘beschamend boek’ in De Tijd. ‘Een gênant voorbeeld van honds gedrag’, voegde Willem Sanders in Het Parool daar nog aan toe.1
Na het rampjaar 1981 publiceerde Sijtsma nog één boek, zijn enige roman, Berlijn is geen Duitsland (1983) – evenmin een succes. Bernard Sijtsma leek dan ook uitgeschreven. Maar dat was schijn. Al waagde geen enkele uitgever zich er meer aan om zijn werk uit te geven, Sijtsma had gekozen voor het schrijverschap en werkte in stilte verder aan zijn oeuvre, een onuitgegeven oeuvre dat na zijn dood in dozen is opgeborgen. In een van deze dozen bevindt zich ook het verhaal ‘Bij de Meester’, dat hier voor het eerst wordt gepubliceerd.2 Het is een verslag van Sijtsma’s ontmoeting met Gerard Reve in Greonterp.
Raad, troost en bijstand
Sijtsma, geboren op 19 september 1938, heeft zijn biologische vader nooit gekend. Zijn achternaam kreeg hij van de eerste echtgenoot van zijn moeder. Dat huwelijk mislukte echter hopeloos. In 1944 vluchtten de jonge Bernard en zijn moeder voor een sadistische echtgenoot en vader naar Friesland, haar geboortegrond. Zijn schoolcarrière was van korte duur: hij mislukte vrij snel op de ambachtsschool. Vanaf dat moment had hij verschillende baantjes, zoals in de duimstokkenfabriek waarover hij schrijft in zijn debuut Bloed onder de nagels (1971). Na zijn dienstplicht bleef hij als telefonist werken op de militaire luchtmachtbasis in Leeuwarden,
maar daar werd hij op grond van zijn politieke sympathieën ontslagen. Sijtsma was actief binnen de communistische jeugdbeweging van de cpn. Toen hij begin twintig was, ging hij na bemiddeling van Theun de Vries met een partijbeurs aan de Humboldt-universiteit in Oost-Berlijn studeren. Een week voordat de Berlijnse muur verrees, werd Bernard met alle andere buitenlanders acuut naar huis gestuurd. Hij heeft er maar vijf maanden gezeten. Zijn ervaringen beschreef hij meer dan twintig jaar later in de roman Berlijn is geen Duitsland (1983).
Via de cpn kon hij terecht op een zolderkamer bij een partijgenoot in Amsterdam. Ruim een jaar lang werkte hij als jongste bediende op een advocatenkantoor. Totdat de Binnenlandse Veiligheidsdienst hem dwong op te stappen. Z’n eerste schreden op het artistieke pad zette hij in het cabaret: een tijd lang werkte hij als zingende ober in het Jiddische cabaret Li La Lo, op de hoek van de De Clercqstraat en de Agatha Dekenstraat.3
Toen Sijtsma op 15 januari 1965 zijn eerste brief aan Reve schreef woonde hij op het adres Bosboom Tousssaintstraat 17-III.4 Hij woonde in bij Uut Hulsing, ‘de rode cabaretière’ die hij al sinds zijn jeugd bewonderde en met wie hij in het Uilenspiegelcabaret van de cpn optrad.5 Sijtsma was 26 en wist niet goed wat hij moest doen. Hij had behoefte aan ‘raad, troost en bijstand’, zoals hij aan Reve schreef. Hij werd niet alleen gekweld door herinneringen aan zijn ongelukkige jeugd, maar ook door de gedachten aan een literaire loopbaan die maar niet op gang wilde komen. Zijn enige levensdoel was schrijver worden, ‘alleen dáárom ga ik niet voor de gaskraan liggen’.6 Maar tijdschriften stuurden alles wat hij schreef, terug. Hij wilde dat Reve zijn verhalen las en ze van commentaar voorzag. Maar Reve ging niet op zijn verzoek in. Hij had heel andere plannen met de jonge Bernard. Daarvoor moest Reve Sijtsma wel eens goed bekijken en al vanaf de tweede brief drong Reve
aan op een ontmoeting. Maar de schuchtere, mensenschuwe Sijtsma kwam bij een eerste afspraak niet opdagen.
Sijtsma maakte in Greonterp kennis met Reve, in de zomer van 1965, ergens tussen 10 en 18 augustus.7 Het bezoek dat Sijtsma in het hierna te lezen ‘Bij de Meester’ beschreef, vond plaats aan het eind van de hondsdagen, op een van de warmste dagen van het jaar. Het verliep allesbehalve desastreus – ‘alles was logisch en eenvoudig’, schrijft Sijtsma Reve na de ontmoeting.8 Toch was de kennismaking niet het begin van een hartstochtelijke relatie, en ook niet van een heel intensieve briefwisseling. In de herfst na het bezoek volgde een maandenlang stilzwijgen van de kant van Sijtsma. Wat Reve wou was wel duidelijk (‘Ik wil me graag lichamelijk met je verenigen, dat is alles. Je maakt overal een probleem, en bent wel een tobber.’).9 Maar Sijtsma was verliefd geworden op de schrijver en besloot al vrij snel wat meer afstand te houden: ‘Mijn behoefte aan troost en erbarming is nog altijd groot, en nooit voel ik dat heviger, dan wanneer ik met jou in bed lig. Maar uiteindelijk komt het neer op pijn en ellende.’10 Er volgden niet veel ontmoetingen meer, en ze wisselden ook maar weinig brieven. Zeker nadat Sijtsma in 1970 een nieuwe liefde had ontmoet, met wie hij ging samenwonen in de Okeghemstraat.
De brieven van Reve en Sijtsma laten verder vooral zien dat hun levensloop opvallend gelijk verloopt. Net als Reve had Sijtsma een hekel aan de stad en hij verhuisde al snel weer naar Friesland, waar hij ruim twee jaar met zijn vriend Frederik woonde. Daar bezocht Reve hen in 1973, toen hij in Leeuwarden een literaire manifestatie bijwoonde. Daarna vestigden Sijtsma en zijn partner zich definitief in Drenthe. In 1978 bezochten Reve en Matroos Vosch hen daar.11 Omgekeerd logeerden Sijtsma en zijn vriend Frederik een aantal malen op het geheime landgoed van
Reve. Maar Sijtsma en Reve hebben nog meer gemeen: een communistische achtergrond, een latere afkeer van het communisme, en een bekering tot het katholicisme. In de loop van hun briefwisseling bleef Sijtsma Reve ook om raad in literaire zaken vragen, maar Reve was daarin weinig toeschietelijk. ‘Je moet proberen te schrijven, vooral proza, over je ongelukkige jeugd. […] Over een jongen op school, die later dood gaat; een geliefd Dier, verminkt; Eenzaamheid in late namiddag van de herfst; Enz.’12
Mijn eigen graf
Toen de verhalenbundel In Amsterdam zijn uitgestrekte parken in 1977 verscheen, vroeg Elsevier-uitgever Bert de Groot aan Reve of hij een aanbeveling voor op het omslag wilde schrijven, dat zou goed zijn voor de verkoop. Maar Reve vond het geen goed plan. ‘De pers zal het boek welwillend ontvangen, maar Ben [Sijtsma] kan wel inpakken, als mijn naam ergens op het omslag staat. Ik ben helemaal niet te beroerd om iets voor de flap te maken, want ik vind Sijtsma zijn werk, met al de zwakten die het aankleven, een bepaalde waarde hebben, en bijvoorbeeld belangrijker dan dat van Anne Wolkers of Herrie Mulles. Maar mijn aanbeveling zou wel eens bepaald desastreus kunnen uitpakken’.13 Toen Sijtsma later van het plan hoorde, was hij blij dat het niet doorging. Hij schetste Reve een scenario dat vier jaar later werkelijkheid zou worden: ‘Men kan in zijn verkoopijver ook te ver gaan en daardoor het tegengestelde bereiken van wat men beoogt. Spelen met Reve is spelen met vuur.’14
Niettemin vroeg Sijtsma hem in 1981 voor zijn verzamelbundel As en regen nu zelf om een ‘wervende volzin’ voor de achterflap. Reve antwoordde dat hij het onverstandig van Sijtsma vond om zijn werk met hem te associëren.15 Het boek verscheen uiteindelijk met een citaat uit een brief van Reve aan Sijtsma achterop: ‘Dit genre is je kracht. Als je gewoon doorwerkt, zal alles je gelukken’. Het is het jaar waarin Sijtsma ook Lieve Gerard liet verschijnen. ‘Waarschijnlijk zul je van mening zijn dat ik hiermee bezig ben “mijn eigen graf te graven”. Misschien heb je gelijk. In ieder geval ben ik niet van plan er ín te gaan liggen.’16
Het is dus niet zo gek dat Sijtsma geaarzeld heeft om zijn verhaal ‘Bij de Meester’ te publiceren. In een brief van 27 september 1980 zegt hij dat hij huiverig is om een dergelijk verhaal te schrijven: ‘Zou je er tussen haakjes bezwaar tegen hebben als ik ooit nog eens een verhaal zou maken, waarin jij de hoofdrol zou spelen? Uren met Reve, zeg maar. Alles heel discreet en gevoelig en zo. Ik heb dat al veel eerder willen doen, maar schrok er telkens weer voor terug.’17
In maart 1972 schreef Sijtsma Reve voor het eerst uitgebreider over hun ontmoeting in Greonterp. ‘En ik was verlegen, en verliefd op je, en ook een beetje bang van je. Ik had helemaal niet het plan te blijven, maar je hoefde mij nauwelijks over te halen. ’s Avonds kwam er een heer, ik meen een kantonrechter, die je geduldig uit moest leggen dat je aan zijn verhaal over een jongeman die in de gevangenis zat (of juist niet) geen bal had. In bed viel je heel snel in slaap. […] Heel vroeg in de ochtend werd je wakker, en ontdekte je dat ik een veel mooier lichaam had, dan je aanvankelijk dacht.’18
Net als in al zijn verhalen is Sijtsma’s toon in ‘Bij de Meester’ echter afstandelijk en ironisch. Ook het open einde typeert zijn werk. Desgevraagd zei hij hierover tegen een journalist: ‘Altijd een open einde. Dat is geen opzet van mij, maar een voorschrift van het leven.’19
De auteurs bedanken Freek Ariesen, de erfgenaam van Bernard Sijtsma, voor zijn medewerking en voor zijn toestemming ‘Bij de Meester’ te publiceren.
- +
- ronny boogaart (1968) en eric de rooij (1965) publiceerden eerder over Hans Warren en Jan Wolkers in De Parelduiker. Voor Amsterdam & zijn schrijvers (2008) schreven zij bijdragen over Bernard Sijtsma, Frederik van Eeden, Jacob Israel de Haan en Hans Warren.
- 1
- Hans Warren in Utrechts Nieuwsblad, 20 mei 1981; Frans de Rover in Vrij Nederland, 25 april 1981; Wam de Moor in De Tijd, 29 mei 1981; Willem Sanders in Het Parool, 1 mei 1981.
- 2
- Sijtsma schreef zijn verhalen eerst met de pen voor hij ze typte. Het handschrift van ‘Bij de Meester’ is verloren gegaan. De laatste pagina, over het bezoek van mr. B., heeft Sijtsma in 1988 bij Reves vijfenzestigste verjaardag gepubliceerd in Elsevier’s Magazine, zijn laatste publicatie. De literaire nalatenschap van Sijtsma wordt bewaard in het Letterkundig Museum in Den Haag.
- 3
- De meeste gegevens over Sijtsma’s levensloop zijn ontleend aan een (ongepubliceerde) biografische schets die Sijtsma’s partner Freek Ariesen heeft geschreven.
- 4
- Zie ook: Ronny Boogaart en Eric de Rooij, ‘Gerard Reve en Bernard Sijtsma’, in: Ko van Geemert (red.), Amsterdam & zijn schrijvers. Literatuur op locatie (Amsterdam 2007), p. 254-257.
- 5
- Sijtsma wijdde zijn mooiste verhalen aan Uut Hulsing. Na zijn dood zei Igor Cornelissen in Het Parool (23 februari 1991) over het verhaal ‘Requiem’ (in: De navel der aarde, 1981): ‘Die nog geen 25 bladzijden tellende ode aan Uut Hulsing, die te vroeg stierf om buiten haar eigen politieke wereld een carrière te kunnen maken, is een van de mooiste liefdesverklaringen in de Nederlandse literatuur.’
- 6
- Lieve Gerard, p. 5.
- 7
- De datering is geschat op basis van de brieven van Reve, zoals gepubliceerd in Brieven aan Bernard S. 1965-1975 (Utrecht/Antwerpen 1981), en van Sijtsma.
- 8
- Lieve Gerard, p. 20.
- 9
- Brieven aan Bernard S., p. 29.
- 10
- Lieve Gerard, p. 24.
- 11
- Lieve Gerard, p. 118.
- 12
- Brieven aan Bernard S., p. 39-40.
- 13
- Gerard Reve, Moedig Voorwaarts, brieven aan Bert en Netty de Groot 1974-1997 (Amsterdam/Antwerpen 2007), p. 105. Reve had Sijtsma al in 1972 gewaarschuwd, nadat die in zij n bundel Ter wille van wat zachte wangen, twee gedichten met de titel ‘voor gerard kornelis van het reve’ had opgenomen: ‘[…] je blokkeert er je carrière door. Wees zo verstandig en laatje bij Morriën flink laatdunkend over mij uit’ (Brieven aan Bernard S., p. 89).
- 14
- Lieve Gerard, p. 103.
- 15
- Lieve Gerard, p. 124.
- 16
- Lieve Gerard, p. 133.
- 17
- Lieve Gerard, p. 130. Het lijkt erop dat ‘Bij de Meester’ een eerste aanzet is tot het verhaal waarover Sijtsma hier spreekt. Waarschijnlijk heeft hij het tussen 1983 en 1988 geschreven en nooit afgerond (persoonlijke mededeling Freek Ariesen). Het begint namelijk met een minutieuze beschrijving van het begin van de reis, maar het eindigt abrupt midden in een nogal slaapverwekkend bezoek van Meester B, kantonrechter te H., die Sijtsma en Reve in Greonterp komt storen.
- 18
- Lieve Gerard, p. 57.
- 19
- Wim Zaal, ‘De verrukkende geur van de smart: gesprek met Bernard Sijtsma’, in: Elsevier’s Magazine, 25 april 1981.