Jan Kuijk*
Ironie en gram bij dr. P.H. Ritter jr.
De schrijver, criticus en radiospreker dr. P.H. Ritter jr. (1882-1962) moet een ironisch man geweest zijn, al is dat voor velen een goed bewaard geheim gebleven omdat hij zijn ironie verborg achter een indrukwekkend geaffecteerd stemgeluid. Collegaradiospreker Garmt Stuiveling (1907-1985) huldigde hem ooit met de opmerking dat ‘wie Ritter nooit in het openbaar heeft horen spreken een merkwaardige ervaring gemist heeft’. Ook Merijn de Boer kan het niet nalaten de wat oudere lezers van De Parelduiker in zijn verslag van de briefwisseling van Ritter met de uitgever G.A. van Oorschot te herinneren aan Ritters opvallend stemgeluid en wat archaïsch taalgebruik. Maar de ondertoon van De Boers beschouwing is de vraag welke zakelijke belangen er in het spel waren tussen de uitgevers en de criticus, wiens reputatie in de loop van de jaren een stevige deuk had opgelopen; ook omdat de man voortdurend in geldnood zat.
Ritter zelf wist zich bij dit alles staande te houden met zelfspot en het hierbij afgedrukt visitekaartje is een bewijs dat hij de ironie als wapen kende. ‘Commissionair in letterkunde en aanverwante zaken’, heet het daar. Een commissionair is iemand die (inde bewoordingen van het in de jaren dertig geldende Wetboek van Koophandel) ‘op eigen naam en tegen genot van loon of provisie op order van een ander daden van koophandel verricht’ – een praktijk waarover in literaire kring wat besmuikt wordt gesproken. Maar blijkens het verhaal van Nico Laan ‘Vormen van samenwerking tussen kritiek en uitgeverij’ in Nederlandse Letterkunde van oktober en december 2007 was het zowel voor als na de oorlog een niet onbekend verschijnsel, waar niemand bezwaar tegen maakte (‘afgezien dan de bewering dat P.H. Ritter jr. omkoopbaar zou zijn’, zoals Laan vaststelt).
Wat anders is het met dat ‘Weggejaagd
Hoofdredacteur’. Hier geen ironie. Hier is sprake van gram. Ritter was in 1918 na een ambtelijke loopbaan hoofdredacteur van het Utrechts Dagblad geworden waar hij in de loop van de tijd heel wat overhoop haalde, ontspannen genoeg was om zich graag en veel buiten de redactie op te houden (‘de redactie weet precies wat zij te doen heeft’ had hij ontdekt) en in 1928 ook nog een verhouding aanging als literair medewerker bij de nog jonge Avro. Het werd directeur en uitgever A. van der Giessen in de loop van 1933 te veel. Hij wilde een toezichthouder aanstellen, maar dat was Ritters eer te na. Per 1 februari 1934 vroeg hij eervol ontslag, dat hem maar al te gretig verleend werd.
In een uitvoerig en poeslief ‘persoonlijk woord’ aan zijn lezers vertelde Ritter op 11 januari 1934 in zijn krant dat het hem allemaal te veel was geworden. In de ontwikkeling van het dagbladbedrijf kan de hoofdredacteur niet volstaan met zijn taak van voorlichting en representatie. Hij moet ook redactiechef zijn ‘aan wie het geringste technische detail niet mag ontgaan. De vereniging van een dergelijke omvangrijke levenstaak en de richtige vervulling van een zo uitgebreide publicistische werkzaamheid buiten de courant als waartoe de mijne zich heeft ontwikkeld, is voor de sterkste man te zwaar. Er zijn grenzen aan het meest ingespannen arbeidsvermogen’.
Dat klinkt redelijk voor wie ook nog mag horen dat ‘directie en commissarissen het uiterste gedaan hebben om mij te behouden’, maar dat er ‘een zekere Hogere Aanwijzing ligt in de loop der dingen’. In pais en vree weggaan dus. Toch zijn er ook aanwijzingen, die in andere richting wijzen. De liberaal Ritter had zich als hoofdredacteur ontpopt als een ferm bestrijder van de opkomende, in Utrecht hoofdkwartier houdende nsb en de directie van het Utrechts Dagblad had sedert 1 januari 1933 ook de drukorder van al het nsb-drukwerk – met elkaar goed voor één-derde van de totale omzet van het bedrijf.
Ritter had zijn rug recht gehouden en was het onzekere bestaan van een free-lancer in gegaan, waar hij een levenslange relatie kreeg met de deurwaarder ‘die ik beter ken dan mijn vrouw’ zoals hij de verhouding ironisch omschreef.
- *
- Journalist en oud-adjunct-hoofdredacteur van Trouw.