Pieter Steinz+
Grachten, Gouden Eeuw, Gomorra
Amsterdam in de buitenlandse fictie
‘Het doet er eigenlijk niet zoveel toe waar je schrijft,’ beweerde wijlen Karel van het Reve in zijn bijdrage aan de Meulenhoff-uitgave Het land der letteren (‘Schrijven in Amsterdam’, 1982). Waarna hij voorbeelden gaf van auteurs die hun ‘typisch Nederlandse’ of ‘typische Russische’ meesterwerken juist in het buitenland hadden geschreven. ‘Er zijn misschien folkloristische schrijvers die om over dampende paarden en dampende akkers te kunnen schrijven die paarden en akkers om zich heen moeten hebben. Maar ik geloof dat je voor het schrijven van een goede kasteelroman geen kasteel nodig hebt. De grote zeeboeken zijn allemaal aan land geschreven.’
Het mag er dan niet toe doen waar je schrijft – waar je leest is een ander verhaal. Literatuur heeft nu eenmaal een extra dimensie wanneer ze genoten wordt ‘op locatie’. Hamlet is nog spannender voor een lezer die breviert op de transen van de Kronborg (‘Elsinore’) in Denemarken; het werk van Giorgio Bassani spreekt het meest tot de verbeelding in zijn thuisstad Ferrara; Der Zauberberg komt het best tot zijn recht in de tot lezen stemmende rust van een sanatorium (of ten minste een pension) in Davos; en last but not least: er zijn honderden romans die aan de grachten, op de wallen en in de wijken van Amsterdam extra cachet krijgen.
Amsterdam is de habitat van geboren Amsterdammers als Bredero, Multatuli, Nescio, Bordewijk, Hermans en Reve. De grootste stad van Nederland, waar zich van oudsher het literaire leven concentreert, is bovendien een magneet voor (aspirant-)schrijvers van heinde en verre. De Keulenaar Joost van den Vondel, auteur van Gijsbrecht van Aemstel, mag je niet meerekenen, want die kwam in 1597 met zijn ouders mee; maar de lijst is lang en loopt van AFTh tot Zwagerman. Er zou een mooie, Michael Palin-achtige televisieserie te maken zijn over de literaire gebouwen en straten van Amsterdam: de Dapperstraat waar J.C. Bloem domweg gelukkig was; het gebouw op de Passeerdersgracht dat Bordewijk inspireerde tot Rood paleis; het voormalige Huis van Bewaring waar zich de sleutelscène afspeelt uit Van der Heijdens Advocaat van de hanen; het Montessorilyceum dat wordt vervloekt in de de-
buutroman van Herman Koch; de Sarphatistraat die volgens Nescio alleen gewaardeerd werd door een man die vreemder was dan de uitvreter uit zijn gelijknamige novelle.
Maar even afgezien van de Nederlandse literatuur: Amsterdam is ook een populair decor in de ogen van buitenlandse schrijvers, van Casanova tot Ian McEwan. En hun romans zijn misschien wel de mooiste vorm van ‘lezen op locatie’ – juist omdat de Nederlandse lezer bekend is met de stad die erin beschreven wordt. Schrijven ze de straatnamen goed? Maken ze geen fouten in de geografie? Treffen ze de sfeer? En vooral: wat voor beeld geven deze vreemdelingen van de stad die wij kennen als onze broekzak?
Met zevenmijlslaarzen door de literatuurgeschiedenis stappend, mag je zeggen dat Amsterdam er in de buitelandse literatuur niet best af komt. Canaux, canards, canaille (‘Grachten, gevogelte, geteisem’) luidde het commentaar van de filosoof Voltaire op achttiende-eeuws Amsterdam. Zijn collega Diderot was niet veel vleiender in zijn Voyage en Hollande (1780-82), en het hoeft dan ook niet te verwonderen dat stad en ommelanden voor buitenlandse literatoren uit de achttiende en negentiende eeuw niet populair waren als decor voor romans en verhalen. Als we voorbijgaan aan de cosmopolitische Casanova, die nog vóór Voltaire een paar avontuurtjes beleefde in Amsterdam, dan is de enige buitenlander die in fictie Amsterdam beschreef een Amerikaanse: Mary Mapes Dodge, die haar landgenoten ten tijde van de Burgeroorlog in Hans Brinker or the silver skates (1865) een romantisch waterland voorschotelde waar kwajongens in de winter schaatsten en in het voorjaar hun vinger in de dijk staken.
Dat Nederland, en vooral Amsterdam, in de twintigste eeuw wel de buitenlandse literatuur haalde, komt allereerst door ons imago van een libertijnse staat waar alles, van prostitutie tot euthanasie, gedoogd wordt. In het voetspoor van Albert Camus, die in La chute zijn aan lager wal geraakte hoofdpersoon op de Amsterdamse Zeedijk liet oreren, schetsten vooral schrijvers uit het Engelse taalgebied de Randstad als een Sodom en Gomorra. Ian McEwan (Amsterdam) is de beroemdste, maar ook Martyn Bedford (The Houdini girl) en Rupert Thomson (The book of revelation) konden de verleiding niet weerstaan.
En dan was er de Gouden Eeuw – sinds een jaar of twintig plotseling een bron van inspiratie voor buitenlandse historische romanciers, die vooral in schilders en tulpen geïnteresseerd zijn. Het beginpunt van deze rage is niet moeilijk aan te wijzen: Simon Schama’s cultuurgeschiedenis van de zeventiende eeuw The embarassment of riches (1988, ‘Overvloed en onbehagen’). Een ‘historische grabbelton’ is het boek door critici genoemd, maar literatuurliefhebbers moeten Schama dankbaar zijn. Door hem is Holland ook in het buitenland op de kaart gezet.
- +
- Pieter Steinz (1963) is chef boeken van nrc Handelsblad en auteur van Lezen etcetera: gids voor de wereldliteratuur (2003) en Lezen op locatie: atlas van de wereldliteratuur (2004).