Greetje Heemskerk+
‘Verdraagzaam uit nonchalance’
Hella S. Haasse over Amsterdam
Het gaat natuurlijk veel te ver om Hella S. Haasse een Amsterdamse schrijfster te noemen, net als het predikaat Indisch schrijfster niet voldoet, maar dat Amsterdam nogal eens in haar werk voorkomt is een feit. Het meest pregnant is dat wel in de aan haar kleindochter Roosje Polak opgedragen novelle Transit. Haasse schreef het voor de Boekenweek in maart 1994. Amsterdam komt in deze novelle naar voren als een sombere, vieze en onverschillige stad: ‘Hondestront op de stoep, fietsen (sommige tot op het frame gesloopt) vastgeketend aan de miezerige boompjes langs de rand van het trottoir. Dezelfde graffiti bedekten tot manshoogte de muren tussen deuren en ramen.’
Enkele jaren voor verschijning van Transit – in augustus 1990 – was Hella S. Haasse na een verblijf van bijna tien jaar in het landelijk gelegen Saint-Witz vlakbij Parijs teruggekeerd naar Nederland om zich weer in Amsterdam te vestigen. Wanneer ze in het voorjaar van ’91 een appartement aan het Vondelpark betrekt – de schreeuwerige snackbarcultuur van het Leidseplein bijna op gehoorsafstand – is de stad haar in verschillende opzichten vreemd. Het is niet de eerste keer dat Haasse zich na een lang verblijf in een andere cultuur de stad eigen moest maken. Ruim vijftig jaar eerder had zij Amsterdam voor het eerst grondig leren kennen. In de nazomer van 1938 vestigde zij zich – na haar jeugd doorgebracht te hebben op Java in Nederlands-Indië – in de hoofdstad om Scandinavische Talen en Letteren te studeren aan de Gemeentelijke Universiteit. Hoewel ze zichzelf vol overgave in het Amsterdamse studentenleven stortte, beschrijft zij in Zelfportret als legkaart zichzelf in die periode ook als een ‘buitenstaander’, een vreemdeling. Niet alleen de stad is haar vreemd, ook in maatschappelijk opzicht voelt ze zich een vreemde: ‘Bij het aan het ontgroenen verbonden kruisvuur van vragen op het gebied van algemene ontwikkeling bleek zonneklaar, niet alleen voor de ouderejaars maar ook voor mijzelf, dat ik in maatschappelijk opzicht zo onmondig was als een pasgeboren kind.’ De beschrijvingen van Amsterdam in Zelfportret als legkaart zijn anders dan in Transit
doortrokken van een geluksgevoel: ‘Kamers aan grachten, met uitzicht over het groenbruine water, een rij iepen, een brug, de gevels aan de overkant […] Duiven, bij mooi weer klapwiekend boven boomkronen en daken, en ’s winters het gekrijs en pijlsnel voorbijscheren van hongerige meeuwen.’
Hoofdpersoon in Transit is Iks, voluit Xenia (= vreemdeling), een jonge vrouw die na een zwerftocht van anderhalf jaar door enkele Europese landen terugkeert in de stad Amsterdam van de jaren negentig van de vorige eeuw, waar ze is opgegroeid en schoolgegaan. Iks loopt rond in het decor van haar jeugd zonder dat het haar iets doet: ‘Iks overdacht dat ze veel gezien en meegemaakt had in de afgelopen anderhalf jaar, maar dat geen enkele plek haar zo vreemd had toegeschenen als deze stad waar ze een deel van haar jeugd had doorgebracht, op school was geweest, en waarvan ze gemeend had iedere hoek te kennen. Nu merkte ze dat dit niet zo was. Er had zich een verandering voltrokken. Ze wist alleen niet wat er veranderd was, straten, huizen en mensen, of haar blik, de instelling waarmee ze de dingen bekeek. Iets glads en vals en glitterigs scheen het leven in de stad aangetast te hebben. De mensen die ze om zich heen zag, en hoorde praten, waren in hun bezig-zijn met mode en eten en amusement en snel geld verdienen niet meer alleen maar dom en gemakzuchtig, zoals ze gedacht had voor ze wegging. Er lag nu een karakterloze glossy-achtigheid over alles, die haar afstootte, haar haast met heimwee deed terugverlangen naar sommige plaatsen en gebeurtenissen van haar zwerversbestaan in andere landen.’ Het lijkt erop dat Haasse veel van haar eigen ervaringen in dit personage heeft kwijt gekund.
Het hierna volgende ‘Leven in Amsterdam’ bevindt zich in Haasses literaire archief in het Letterkundig Museum in Den Haag. Bij navraag zegt Hella S. Haasse te vermoeden dat het bedoeld is geweest voor een Frans tijdschrift, maar welk valt niet direct te achterhalen. Het beeld dat hier van Amsterdam oprijst, vertoont overeenkomsten met de stad zoals beschreven in Transit; een rommelige stad vol graffiti, maar ook het geluksgevoel uit Zelfportret als legkaart is aanwezig; de passage over haar studentenkamer aan de Prinsengracht is bijna letterlijk terug te vinden in dit boek. ‘Leven in Amsterdam maakt nieuwsgierig en begerig naar verten en een andere horizon; dan wordt het de stad waar men naar terugverlangt’, besluit Haasse haar stuk over Amsterdam. Een stad voor immigranten zoals Haasse ooit was, die nu ‘verdraagzaam is uit nonchalance’. Een heldere observatie van de stad aan het einde van de vorige eeuw, zeker wanneer je dit leest met het besef wat Amsterdam de daaropvolgende jaren zou overkomen.
- +
- Greetje Heemskerk (1961) werkt bij het Fonds voor de Letteren. Zij was in 1993 een van de samenstellers van de tentoonstelling over Haasse in het Letterkundig Museum en deed de redactie van het schrijversprentenboek dat de tentoonstelling begeleidde.