Jos van Waterschoot
Willem Elsschot als stripheld
jos van waterschoot (1965) is beheerder van het Strip Documentatie Centrum Nederland (sdcn), onderdeel van de Bijzondere Collecties van de ub Amsterdam, secretaris van Het Stripschap en conservator van het Multatuli Museum te Amsterdam.
Staand voor de werktafel van de schrijver Kamiel Vanhole kijk je in de verte uit op de abdij van Vlierbeek. Het is een imposant gebouw dat wordt omgeven door bossen en landouwen. We bevinden ons in Leuven, deelgemeente Kessel-Lo. Terwijl ik van het uitzicht geniet, zoekt de schrijver zelf tussen de vele stapels boeken en andersoortig bedrukt en beschreven papier naar dat ene grote pakket. Als hij het gevonden heeft haalt hij er een stapel tekeningen uit. Ze zijn op groot formaat, groter nog dan a 3. Het gaat om een stripverhaal, maar een heel bijzonder. De eerste tekening toont een straattafereel. Het bijschrift luidt: ‘Op 7 mei 1882, in een van de eerste huizen op de Antwerpse De Keyzerlei, wordt Alfons Jozef De Ridder geboren.’ Deze Alfons Jozef De Ridder zou later bekend worden als Willem Elsschot en wat Vanhole zojuist tevoorschijn heeft gehaald is een biografie van de vermaarde Vlaamse auteur in stripvorm.
Voor het verhaal achter deze strip moeten we terug naar 1983. Op 14 februari om 19 uur ’s avonds vindt in de hal van het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel de opening plaats van de tentoonstelling ‘Willem Elsschot 1882-1960, beeldverhaal, foto’s en documenten’. Bij de vermelding van het tentoonstellen van foto’s en documenten zal niemand raar hebben opgekeken, maar ‘beeldverhaal’ wordt als eerste genoemd en dat intrigeert. Want niet veel mensen zullen Elsschot en zijn werk associëren met een beeld- of stripverhaal. Toch was dat het geval. Op een bij de tentoonstelling uitgedeelde folder wordt een en ander verduidelijkt: ‘Voor de tentoonstelling “Willem Elsschot 1882-1960” is de biografie van Alfons De Ridder – Willem Elsschot door Kamiel Vanhole (scenarist) en Dirk Geets (tekenaar) bewerkt tot een eigen-zinnig stripverhaal. In tegenstelling met een “ernstige”, doortimmerde biografie worden leven en werk niet steeds van elkaar gescheiden: autobiografische elementen uit Elsschots werk vullen, waar passend, strikt feitelijke gege-
vens aan. Een groot aantal foto’s, documenten en markante citaten kunnen de waarachtigheid van deze benadering slechts bevestigen.’
Het is waar, Vanhole laat vooral de eer aan Elsschot zelf. Hele pagina’s zijn letterlijke citaten uit Elsschots werk, zoals de pagina’s 2 en 3 en de pagina’s 11 tot en met 15. De ingevoerde lezer zal hierin de avonturen herkennen van de romanfiguur Kareltje die in Een Ontgoocheling (1921) figureert.
Het idee voor de verstripping van Elsschots biografie was blijkens een bericht in Het Laatste Nieuws van 16 februari 1983 afkomstig van de Vereniging ter Bevordering van de Nederlandstalige Literatuur in België, de initiatiefnemer en organisator van de tentoonstelling. Vanhole voegt daar desgevraagd nog aan toe dat het meer specifiek om de persoon Paul Buekenhout ging als bedenker van het plan. Hij wilde 101 jaar na de geboorte van Elsschot op een ludieke manier aandacht besteden aan een van de grootste Nederlandstalige auteurs uit de Belgische geschiedenis.
‘Leven en werk van Elsschot lopen dooreen in zwart-wittekeningen aan de muur. Een eigenzinnige strip met knipoogjes naar Elsschotkenners, maar daar blijft het dan ook bij,’ aldus Laatste Nieuws-reporter Frieda Joris die klaarblijkelijk niet erg enthousiast was over de biografie in stripvorm. Dat was ze ook niet over de eregast die was uitgenodigd om de opening te verrichten en de avond op te vrolijken, de Nederlandse schrijver J.M.A. Biesheuvel. ‘Waarom moest ik, een Hollander, komen spreken, terwijl de Vlaming Elsschot de grootste schrijver van het Nederlands taalgebied is?’ vroeg Biesheuvel zich af. En Frieda Joris vervolgt: ‘Als eerbewijs aan zijn “geestelijke vader” liet Biesheuvel drie jaar geleden tijdens zijn trouwplechtigheid het “Huwelijk” van Elsschot door de ambtenaar van Schiermonnikoog voorlezen. Tot afgrijzen van zijn familie.’ Aan het einde van de bijeenkomst las Biesheuvel het verhaal ‘De Merel’ van eigen hand voor. Dat doet de reporter verzuchten: ‘De man heeft gelijk. Elsschot is de grootste.’ Aanvankelijk was Simon Carmiggelt, die Elsschot vrij goed had gekend, uitgenodigd om de opening van de tentoonstelling te komen verrichten. Hij moest echter voor de eer bedanken. Walter Mees, een van de oprichters van het florerende Willem Elsschot Genootschap, herinnert zich zijn ontmoeting die avond met Biesheuvel. ‘Quasi niemand interesseerde zich voor die vreemde Hollander Biesheuvel. Ik heb enige tijd met hem op een trap gezeten en een erg leuk gesprek met hem gehad.’ (Wie zelf wil oordelen of de sceptische reporter gelijk heeft, verwijzen we naar de openingstoespraak van Biesheuvel die na dit artikel in extenso is afgedrukt.)
Terug naar de die avond ingewijde biografie in stripvorm. Wie Geets’ tekeningen bekijkt kan niet ontkennen dat hij kan tekenen, al is het niet in de meest toegankelijke stijl. Geets studeerde aan het befaamde Sint-Lukasinstituut te Brussel waar zo’n beetje alle bekende Belgische striptekenaars het vak hebben geleerd. Dirk Geets herinnert zich: ‘Eigenlijk ben ik het werk begonnen op het einde van het
laatste schooljaar (Sint-Lukas in Brussel, afdeling toegepaste grafiek). Het Paleis van Schone Kunsten Brussel zocht een tekenaar om een Elsschotstrip te maken voor een tentoonstelling, de scenarist hadden ze toen al.’ Vanhole was in 1983 werkzaam als scenarist bij een tekenfilmstudio en had dus wel enige ervaring met het schrijven van scenario’s die vervolgens in beeld werden omgezet. Zo publiceerde hij in het jaar van de Elsschotbiografie samen met striptekenaar Jacques Faton L’ascension pneumatique de Michel Goffinard, een stripverhaal dat bij de grote stripuitgeverij Casterman verscheen. Later zou hij ook theaterstukken, al weer in beeld gebrachte tekst, en proza gaan schrijven. Vorig jaar verscheen zijn nieuwste roman Bea bij uitgeverij Atlas.
Scenarist en tekenaar vonden elkaar snel. ‘Kamiel heeft mij toen uitgekozen, aangetrokken door mijn nogal “zwarte” tekeningen,’ aldus Geets. ‘Het klikte meteen. Het maken van de strip heeft dan nog wel ongeveer een jaar geduurd na mijn studies.’ En over de werkwijze: ‘We zaten constant samen om ideeën te spuien en ook om informatie, foto’s en locaties te zoeken en te bezoeken. Ik meen me te herinneren dat veel ervan op café gebeurde. De verhaallijn werd door Kamiel bepaald, de grafische invulling ervan was meer mijn taak. Maar eigenlijk viel daar niet echt een strakke lijn door te trekken.’
Vanhole las voor zijn deel van het werk alles wat hij van en over Elsschot te pakken kon krijgen. Ook ging hij samen met Geets op bezoek bij Elsschots zoon Walter De Ridder en kleinzoon Jan Maniewski (Tsjip) om het plan voor te leggen. Dirk Geets:
‘Wat tot dan toe enkel literatuur voor mij was geweest, werd werkelijkheid. Ik mocht de drempel overschrijden van de familie van Elsschot. En dat was tegelijkertijd een ervaring en een ontgoocheling. Ik herinner mij een groot, donker, deftig, indrukwekkend huis en dat de familie niet zo was te vinden voor de combinatie strip en Elsschot. In die tijd werden strips nog niet zo hoog ingeschat!’ De familie stemde er ten slotte mee in. Vervolgens zette Vanhole een scenario in elkaar Elsschot waardig.
Het verhaal zit vol knipogen en fictie en realiteit werden op speelse wijze vermengd. Geets zette het weldoordachte scenario daarna om in beelden. Zo zien we bijvoorbeeld al meteen op het allereerste plaatje waar in het bijschrift de geboorte van Elsschot wordt aangekondigd een kar rijden met de tekst ‘Kaas’ achterop. De tekeningen zijn zwart-wit en stralen een wat sombere sfeer uit. Maar ze zijn ontegenzeglijk sfeervol en passen uitstekend bij het verhaal. Het geslaagde experiment van scenarist en tekenaar kreeg een vervolg in het striptijdschrift A suivre (Wordt vervolgd). Daarin publiceerden Vanhole en Geets de licht absurdistische strip Potscherven. Na deze strip maakten ze er nog een, maar die is nimmer verschenen. Hierna zette Dirk Geets een punt achter zijn stripcarrière en werd ontwerper. Naar eigen zeggen kan men zijn werk nu vooral in de supermarkt bewonderen, als verpakking van allerlei producten. Hij is aldus toch nog een beetje in de voetsporen van de reclameman Alfons De Ridder getreden.
Vanhole en Geets hebben er geen echte verklaring voor waarom hun Elsschot-biografie in strip nooit gepubliceerd is. De meest waarschijnlijke verklaring is dat uitgevers er toen niets in zagen omdat het verhaal in stripvorm was en dat stripuitgevers er niets in zagen omdat het te literair was. Inmiddels zijn we bijna vijfentwintig jaar verder. In de tussentijd verschenen de stripverhalen van Art Spiegelman over de holocaust, werd de graphic novel onder aanvoering van tekenaars als Will Eisner steeds populairder en verstripte Dick Matena in Nederland met succes Reves De Avonden en Wolkers’ Kort Amerikaans. Aardig te weten is dat Matena na Kort Amerikaans de novelle Kaas van Elsschot zal gaan uitbeelden. Strips en literatuur zijn blijkbaar ook in Nederland en België naar elkaar toegegroeid. De Amsterdamse uitgeverij De Buitenkant heeft inmiddels het voornemen in 2007, als Antwerpen de 125ste geboortedag van Elsschot viert, de onder het stof vandaan gehaalde Elsschotstrip in albumvorm uit te brengen. Het zal de eerste biografie van een Nederlandstalige schrijver in stripvorm zijn.