Over dit hoofdstuk/artikel

Stefan van den Bossche

over Jan van Nijlen

over Arthur van Schendel


+
Stefan van den Bossche (1962) publiceerde onder meer de essays Een kortstondige kolonie (1997) en De adem van Mistral (1999). Voorts leverde hij literair-historische bijdragen aan Cahiers voor een lezer, Vlaanderen, Biografie Bulletin en ZL.
1
Zie: Jan van Nijlen aan Jan Greshoff, 10.2.1923, nlmd, n 494/ b, nr. 548.
2
Jan van Nijlen, Herinneringen aan Arthur van Schendel, in: Willem Kloos e.a., Beschouwingen over Arthur van Schendel, (Amsterdam, Meulenhoff 1976), p. 51. Dit getuigenis verscheen eerder in De Gids 119 (1956) 6 (juni), p. 418-427. Jan Greshoff aan Jan van Nijlen, 7.2.1923, amvc, g785, nr. 76.700/228.
3
Arthur van Schendel aan Jan van Nijlen, 31.8.1942, nlmd, s 312/B1, nr.913.
4
J. Greshoff, Verzameld Werk. Legkaart (Amsterdam, Van Kampen/Querido 1948), p. 59.
5
J. Greshoff, Verzameld Werk. Het boek der vriendschap (Amsterdam, Van Kampen/Querido 1950), p. 169.
6
G.H. ‘s-Gravesande, Arthur van Schendel. Zijn leven en werk (‘s-Gravenhage, Bzztôh 19813), p. 55-56 (eerste druk: 1949).
7
J. Greshoff, Volière (‘s-Gravenhage, Stols 1956), p. 21-28.
8
Charles Vergeer, Arthur van Schendel (‘s-Gravenhage, Bzztôh 1983), p. 123.
9
Jan van Nijlen aan Jan Greshoff, 16.2.1923, nlmd, n 494/b, nr. 548.
10
Van Nijlen, Herinneringen aan Arthur van Schendel, p. 51-52.
11
Ct ‘s-Gravesande, Arthur van Schendel. Zijn leven en werk, p.38-39, en vooral ook bijlage ii in dezelfde publicatie, p. 116-118. De vertalingen werden omwille van de Duitse censuur door Van Schendel in een in het Frans geschreven brief van 27 april 1941 opgenomen.
12
Van Nijlen, Herinneringen aan Arthur van Schendel, p. 53-54.
13
Van Nijlen, Herinneringen aan Arthur van Schendel, p. 53-56.
14
Sonja Vanderlinden, De dansende burger. A. van Schendels sociale visie (Louvain-la-Neuve/Louvain, Editions Nauwelaerts 1980), p. 167-173 en 176.
15
Cf. Rob Molin, Adriaan Morriën en het heelal in de huiskamer. De opvattingen van een eigenzinnige literatuurcriticus (Breda, De Geus 1995), p. 94.
16
Greshoff, Menagerie. Herinneringen en Beschouwingen, p. 79.
17
‘s-Gravesande, Arthur van Schendel. Zijn leven en werk, p. 69.
18
Van Nijlen, Herinneringen aan Arthur van Schendel, p. 56-57.
19
Jan van Nijlen aan Griet van Nijlen, ongedateerd [poststempel 8.5.1933], amvc, n 4935, nr. 195.777/22.
20
Jan van Nijlen aan Alexandre A.M. Stols, 18.5.1933, nlmd, n 494/n, nr. 523.
21
Van Nijlen, Herinneringen aan E. du Perron, p. 44.
22
Jan van Nijlen aan Henri Mayer, 26.12.1938 en 27.2.1939, nlmd, n 494/B, nr. 493.
23
Jan van Nijlen aan Arthur van Schendel, 10.12.1941, nlmd, avs/2.a.4 (n), nr. 11.269.
24
Van Schendel noteerde dit in een brief aan Greshoff, in: Greshoff, Verzameld Werk. Het boek der vriendschap, p. 276.
25
Arthur van Schendel aan Jan van Nijlen, 19.9.1940, nlmd, s312/b1, nr. 913.
26
Corinna van Schendel wist zich dat te herinneren. Zie de verantwoording van C. Bittremieux, bij: ‘Arthur van Schendel en Jan van Nijlen, Brieven uit de oorlogsjaren’, in Tirade 23 (1979) 251 (december), p. 669.
27
‘s-Gravesande, Arthur van Schendel. Zijn leven en werk, p. 93.
28
Cf. Corinna van Schendel, ‘Correspondentie tussen Jan van Nijlen (1884-1965) & Arthur van Schendel omstreeks ’42-’43’, in: Bzzllerin-nummer over Arthur van Schendel, jrg. 5, nr. 38 (september 1976), p. 33-38.
29
Jan van Nijlen aan Jan Greshoff, 24.2.1940 en 2.4.1940, nlmd, n 494/b, nr. 548.
30
Van Nijlen citeert uit deze brief in Herinneringen aan Arthur van Schendel, p. 57. Van Schendel schreef ook nog dat door de pijnlijke gebeurtenissen het schrijven hem niet zo goed afging, maar dat hij niettemin toch aan de bloemlezing werkte. Bedoeld is de in 1946 verschenen bloemlezing Mensen en honden. De hond als metgezel van de mens zoals schrijven en dichten door alle eeuwen hem hebben gezien.
31
Cf. Van Nijlen, Herinneringen aan Arthur van Schendel, p.58.
32
Jan van Nijlen aan Arthur van Schendel, 7.2.1941, nlmd, avs/2.a,4 (n), nr. 11.269.
33
Jan van Nijlen aan Arthur van Schendel, 10.12.1941, nlmd, avs/2.a.4 (n), nr. 11.269.
34
Jan van Nijlen, Herinneringen aan Arthur van Schendel,