Jan Paul Hinrichs
‘Voor geen geld wil ik Rusland terugzien’
De weduwe van Daniil Charms aan het woord+
‘Een nog verschrikkelijker tijd is voor mij aangebroken. Bij [uitgeverij] Detizdat hebben ze aan een paar van mijn kindergedichten aanstoot genomen en zijn ze begonnen me kapot te maken. […] Ik voel dat er iets geheimzinnigs, boosaardigs gebeurt. We hebben niets te eten. We hebben vreselijke honger,’ aldus de in 1905 geboren Russische schrijver Daniil Charms in een dagboeknotitie van 1 juni 1937. Het is de tijd dat talloze burgers van de Sovjet-Unie willekeurig door de politie worden opgepakt om vervolgens te worden vermoord of naar Siberië gestuurd. Daniil Charms overleeft deze tijd nog. Anderen uit zijn Leningradse omgeving verdwenen. Onder hen was Esther, zijn eerste vrouw, van wie hij inmiddels gescheiden was. Nadat de inval van Duitse troepen in de zomer van 1941 aanleiding had gegeven voor een nieuwe arrestatiegolf onder ‘verdachte elementen’ en ‘vijanden van het volk’, zat Charms al spoedig in het gevang. Hij zou nog maar enkele maanden leven, tot 2 februari 1942. Waar en hoe hij gestorven is, weten we niet met zekerheid.
Publicatie van Charms’ aan slapsticks herinnerende verhalen, absurdistische toneelstukken en gedichten was tijdens zijn leven ondenkbaar. Zijn vriend Jakov Droeskin wist zijn manuscripten tijdens het Duitse beleg van Leningrad te redden, waarna vanaf de jaren zestig zijn werk druppelsgewijs is gedrukt. Zowel in Rusland als in het Westen groeide de bohémien Charms uit tot een cultfiguur, populair bij kunstenaars, avant-garde toneelgezelschappen en bibliofielen. Gouden tijden beleefden Russische Charms-fans in de nadagen van de Sovjet-Unie, toen nog niet al zijn werk in eigen land gedrukt mocht worden en zij het recht letterlijk in eigen hand namen. Zo ontstonden de wonderlijkste privé-edities. De mooiste Russische uitgave die ik ken is die in één exemplaar, waarbij een verhaal van Charms is gekerfd in het leer van een laars. Het grootste deel van zijn nagelaten werk is nu gepubliceerd, maar de lezers wachten nog op het verschijnen van het vierde (en laatste) deel van het verzameld werk dat sinds 1997 in Sint-Petersburg verschijnt (zie De Parelduiker 97/2). Het is de bedoeling dat hierin Charms’ brieven en dagboeknotities komen. Ondertussen beschikken we wel over de memoires van zijn tweede vrouw
nog leeft, is verrassend, als men bedenkt dat Charms bijna zestig jaar geleden is gestorven.
In mijn nawoord bij Ik zat op het dak, de Charms-bundel die in 1999 bij uitgeverij Atlas verscheen, staat in het kort het levensverhaal van deze vrouw. In ongeveer gelijke bewoordingen kon men dit ook al lezen in Nederlandse Charms-edities uit 1988 en 1993. De lezer wist al dat ze na de Tweede Wereldoorlog in Venezuela terecht was gekomen. Maar nu is Marina Doernovo voor het eerst zelf uitvoerig aan het woord gekomen. De Russische literator Vladimir Glotser heeft haar in 1996 in Valencia, een stad ten westen van Caracas, opgezocht en haar herinneringen opgetekend. In het oktobernummer 1999 van het tijdschrift Novy mir staan de herinneringen afgedrukt onder de titel ‘Mijn man Daniil Charm’, met een korte inleiding en enig commentaar van Glotser. Toen hij haar bezocht, was ze ongeveer negentig jaar oud.
Marina Malitsj – zoals haar meisjesnaam luidt – weet niet veel van haar vroegste jeugd. Er is sprake van een moeder die vlak na haar geboorte vertrok, waarna ze door een tante werd opgevoed. Een dochter van deze tante, Olga, die dus eigenlijk haar nicht was, beschouwde ze als haar zus. Charms, inmiddels gescheiden van zijn eerste vrouw, maakte deze Olga het hof, maar trouwde in 1934 uiteindelijk met Marina. Een huwelijksfeest is er niet geweest. Ze gingen wonen in Charms’ kamer op de tweede verdieping in de Leningradse Majakovskistraat (straatnummer 11, woning 8). Deze kamer bevond zich in een appartement dat ooit in zijn geheel aan de vader van Charms had toebehoord. De vader woonde er nog, alsmede Charms’ zuster en haar man. Inmiddels was het appartement tot een ‘communale’ woning geworden en woonden er ook anderen. Marina en Charms hadden een kamer die de helft besloeg van één grote kamer. Er was een afscheiding gemaakt die men geen muur mocht noemen. In deze alleszins gehorige kamer stond een ottomane die te klein was voor twee personen: ze sliepen volgens Marina ook wel op de grond. Verder stonden er een tafel en een harmonium. Een speurtocht naar deze communale woning, die als gevolg van een bominslag in de Tweede Wereldoorlog vermoedelijk van indeling is veranderd, heb ik beschreven in het nawoord bij de Charms-bundel Tsjak (Plantage, 1993).
Marina had kennelijk geen vaste baan. Het echtpaar leefde van de honoraria voor de kinderversjes en verhaaltjes van Charms. Ook scheen hij – en dat heb ik niet eerder gelezen – wel eens op zondagochtend in een pionierspaleis voor kinderen op te treden. Charms, zo vertelt ze, schreef in bed of zittend in het venster. Al zijn
werk – ook dat voor volwassenen dat pas lang na zijn dood gepubliceerd kon worden – las hij haar voor. Ze sliepen lang uit, maar op vele tijden kon bezoek onaangekondigd langskomen. Er is ook sprake van een huishondje. Marina bevestigt veel van wat vermoed werd: bijvoorbeeld dat Charms kinderen haatte en dat hij nogal religieus was ingesteld. Hij bezat een collectie boeken over occultisme, yoga en boeddhisme. Ook was hij een rusteloze vrouwenjager. Hij had een druk uitgaansleven, waar zij buiten stond. Ze verklaart dat ze zijn gedrag wel moest accepteren, omdat ze geen alternatief had.
Er is een keer sprake van een boottocht op de Wolga: over ‘excursies’ van de notoire stadsmens Charms hadden we niet eerder gehoord. Wel wisten we van zijn excentrieke kleding. Die viel volgens Marina zo op dat kinderen op straat soms steentjes naar hem gooiden. Ook schenen ‘waakzame’ kinderen hem eens op grond van zijn kleding als ‘spion’ te hebben aangegeven bij de politie. Zijn lidmaatschapskaart van de Schrijversbond redde hem toen nog. ‘Hij kleedde zich altijd merkwaardig: een jasje dat een kleermaker speciaal voor hem had genaaid, altijd een schone kraag, slobkousen, een kort afgeknipte broek. Niemand liep in dat soort kleren en hij liep er altijd zo bij. Altijd met een grote lange pijp in de mond. Hij rookte ook op straat. In zijn hand een wandelstok. Aan een vinger een grote ring met een steen, een Siberische steen, geel als ik het wel heb. […] Ik denk dat hij iets te ver ging in zijn rol.’
Marina beschrijft Charms’ wonderlijke invallen: ‘Op een nacht – ik sliep al – maakte Danja me wakker en zei dat we op ratten gingen jagen. Er waren in het huis helemaal geen ratten, maar hij had bedacht dat we achter ze aan moesten. Daarvoor moesten we ons op een speciale manier kleden. Ik herinner me niet meer wat ik aan had en wat Danja aan had. Maar het was duidelijk geen uitgaanskleding en zelfs niet iets waar we gewoonlijk in liepen, maar afgedragen, gescheurde spullen. Daarin moesten we op de ratten gaan jagen, die er bij ons niet waren. We waren al klaar voor de jacht en overal ratten gaan zoeken, toen midden onder het spel mensen bij ons langskwamen. Er werd vreselijk op de deur getrommeld en we moesten opendoen. We vertoonden ons aan de gasten in die vreemde aanblik die hen hooglijk verbaasde. Waar gingen die in de nacht naar toe? Danja vertelde niet waar we zojuist nog mee bezig waren, maar zei dat we ergens heen gingen voor huishoudelijke aangelegenheden en ons daarom zo eenvoudig mogelijk hadden gekleed.’
Charms besefte volgens Marina dat hem uiteindelijk arrestatie wachtte: ‘Hij
Hij wilde dat we geheel zouden verdwijnen, samen te voet het bos in zouden gaan om daar verder te leven. We namen dan alleen de bijbel en Russische sprookjes mee. Overdag bewogen we ons zo dat men ons niet zag. En als het donker werd, gingen we langs hutten en vroegen om eten, als de gastheer iets had. En uit dank voor eten en onderkomen zou hij sprookjes vertellen. Bij hem leefde dat gevoel, die wens die hij had uitgesproken in het gedicht “Een man verliet een keer zijn huis”. Dat zat bij hem schijnbaar in zijn binnenste, in zijn ziel.’ En Marina citeert een paar regels uit dit beroemde gedicht, dat in een kindertijdschrift was verschenen en hem op een officieus publicatieverbod en honger kwam te staan (zie de dagboekaantekening aan het begin van dit stuk): ‘Eens liep hij in de morgenstond / Het bos in en sindsdien, / Van dat moment, / Van dat moment, / Heeft niemand hem gezien.’
Uniek is Marina’s relaas van Charms’ arrestatie op 23 augustus 1941. Zij was daarbij aanwezig. In Ik zat op het dak schreef ik hierover: ‘Volgens de overlevering werd hij afgevoerd in een Zwarte Raaf die bij zijn woning stond geparkeerd, nadat de huismeester hem had gevraagd even beneden te komen en hij half aangekleed en op zijn pantoffels aan dit verzoek gehoor had gegeven.’ Marina kende deze versie ook. Dit is haar herinnering aan die dag:
‘Op een dag was Danja erg nerveus.
Het was zaterdag. Om een uur of tien of elf in de morgen ging de bel in het appartement. We rilden, omdat we wisten dat het de gpoe was en we al voorvoelden dat er nu iets vreselijks zou gebeuren.
Danja zei: “Ik weet dat het voor mij is…”
Ik zeg: “Mijn God! Waarom denk je dat?”
Hij zei: “Ik weet het.”
We zaten in ons kamertje als in een gevangenis, we konden niets doen.
Ik ging opendoen.
In het trappenhuis stonden drie kleine vreemde figuren.
Ze zochten hem.
Ik geloof dat ik zei: “Hij is naar de bakker.”
Ze zeiden: “Goed. We wachten.”
Ik kwam terug in de kamer en zeg: “Ik weet niet wat ik moet doen…”
We keken door het raam. Beneden stond een automobiel. We twijfelden er niet aan dat het voor hem was.
We moesten de deur openen. Ze stormden nu heel grof, vreselijk grof naar binnen en grepen hem. En begonnen hem af te voeren.
Ik zei: “Nemen jullie mij! Nemen jullie mij ook mee.”
Ze zeiden: “Goed, laat haar meegaan.”
Hij beefde. Het was heel erg.
Onder begeleiding gingen we de trap af.
Ze duwden hem de auto in. Daarna duwden ze ook mij erin.
We sidderden beiden. Het was een nachtmerrie.
We reden tot aan het Grote Huis [hoofdkwartier van de geheime dienst aan de Litejni Prospekt]. Ze parkeerden de auto niet vlak voor de ingang maar ietsje ervan af, zodat de mensen niet zagen dat ze hem meevoerden. We moesten nog een paar passen lopen. Ze hielden Danja heel stevig vast, maar tegelijkertijd deden ze alsof hij zelf zo liep.
We kwamen in een of andere ontvangstruimte. Daar namen ze hem met z’n tweeën te pakken en bleef ik alleen achter. We konden elkaar alleen nog aankijken.
Daarna heb ik hem nooit meer gezien.’
Het vervolg is ook bekend: een huiszoeking. Onbekend was evenwel dat Marina daarbij aanwezig was en dat ze nog altijd het document bezit dat haar na afloop was uitgereikt. Het blijkt dat de huiszoeking op die drieëntwintigste augustus 1941 plaatsvond tussen 13.00 en 14.45 uur, door twee agenten in aanwezigheid van de huismeester Ibragim Sjakirzjanovitsj Kildejev. Het document dat Glotser bij zijn tekst afdrukt, bevat een lijst van in beslag genomen spullen: ‘1) 22 brieven in opengescheurde enveloppen, 2) 5 notitieboeken met allerlei aantekeningen, 3) 4 verschillende religieuze boeken, 4) een boek in een vreemde taal, 5) 3 blaadjes correspondence, 6) een foto.’
Het blijkt dus dat er handgeschreven aantekeningen van Charms zijn meegenomen. Maar Marina’s verhaal maakt niet duidelijk waar zich de rest van het archief van Charms bevond op grond waarvan Jakov Droeskin decennia later de publicaties van zijn werk voor ‘volwassenen’ in gang zette. Toen Marina begin februari 1942 aan het loket van een gevangenis in Leningrad een pakje wilde afgeven, hoorde ze dat Charms op 2 februari was gestorven. Overigens wist ze niet eens met zekerheid dat hij daar zat; er waren geruchten dat hij naar Novosibirsk was overgebracht.
Enige tijd later kon Marina het belegerde Leningrad verlaten. Ze werd tewerkgesteld op de Kaukasus. In een sovchoze zorgde ze voor koeien en paarden, totdat de Duitsers het gebied bezetten. De joden in het dorp werden op een nacht doodgeschoten. Uiteindelijk stemde ze ermee in om in Duitsland te gaan werken, waar ze in Potsdam als huishoudelijke hulp bij Duitse families terechtkwam. Ze overleefde de slag om Berlijn. Toen een geallieerde commissie haar na de Duitse capitulatie ondervroeg, gaf ze zich naar eigen zeggen op grond van haar goede kennis van het Frans uit voor een Française. Ze werd op transport gesteld naar Parijs, waar ze haar ware identiteit bekendmaakte. Uiteindelijk mocht ze in Frankrijk blijven en voegde ze zich in Nice bij haar moeder, die ze nooit had gezien. In de Franse pers moeten volgens haar reportages hebben gestaan over haar aankomst in Nice: ‘Denk je eens in: na decennia ontmoet een moeder voor de eerste keer haar dochter, die eerst gered werd uit Sovjet-Rusland en daarna uit Duitse krijgsgevangenschap!’
Marina begon een verhouding met de vijfentwintig jaar oudere echtgenoot van haar moeder, kreeg een kind van hem en keerde terug naar Parijs. Uiteindelijk emigreerde ze naar Venezuela, waar een halfjaar later haar stiefvader zich bij haar voegde. Daar scheidde ze van deze man en hertrouwde ze met een Rus, Joeri Doernovo. Een jaar of twintig dreef ze in Valencia een internationale boekwinkel. Nog altijd moet ze in die stad leven, ongeveer drieënnegentig jaar oud. Heimwee naar Rusland heeft ze niet. Glotser eindigt zijn reportage met een verzuchting van Marina: ‘Voor geen geld, voor niets – wat men me ook geeft, wat voor ringen, briljanten – wil ik Rusland nog een keer van mijn leven terugzien!’
Het is niet ondenkbaar dat Marina Doernovo het auteursrecht bezit (of bezat) op het werk van Daniil Charms. Eén keer is ze op haar rechten gaan staan, waardoor een Duitse Charms-vertaling uit 1970 door S. Fischer Verlag uit de handel is genomen. Sindsdien beschouwen uitgevers over de hele wereld het werk van Charms als een vrij domein.
- +
- Jan Paul Hinrichs (1956) is vakreferent Slavische Letteren aan de Leidse Universiteitsbibliotheek. Hij publiceerde vertalingen uit het werk van Daniil Charms in de bundel Ik zat op het dak (1999).