Laagwater
Marco Entrop
De jeugdzonde van I.K. Bonset
Deze zomer verwierf het Letterkundig Museum veertien onbekende liefdesgedichten van Theo van Doesburg (1883-1931), geschreven in 1915 en 1916 en opgedragen aan zijn minnares en muze Helena Milius. Ze zullen worden afgedrukt in het eerstkomende Jaarboek van het Museum en daarna een plaats krijgen in de oeuvrecatalogus die volgend jaar maart verschijnt bij de aan Van Doesburg gewijde dubbelexpositie in Utrecht en Otterlo.
Postuum is er nu al meer poëzie van Van Doesburg gepubliceerd dan tijdens zijn leven zelf. Sinds in 1981 zijn kunstenaarsarchief werd ontsloten, kwamen er verschillende – veelal bibliofiele – publicaties tot stand van nog onuitgegeven literair werk, waaronder ook enkele gedichten. In 1975 was al Nieuwe Woordbeeldingen verschenen, de door K. Schippers bezorgde uitgave met gedichten van Van Doesburg. Een bundel met deze titel was ooit door Van Doesburg zelf in de planning genomen, maar in zijn opzet blijven steken.
Begin 1920 ontketende Van Doesburg in zijn eigen tijdschrift De Stijl een literair offensief In april verscheen een literatuurmanifest, mede ondertekend door Mondriaan en Antony Kok, en in het nummer van mei het gedicht ‘X-beelden’ door I.K. Bonset. Onder dit – door hem zorgvuldig geheimgehouden – pseudoniem zou Van Doesburg voortaan als dichter naar buiten treden.
Binnen Van Doesburgs strategie paste ook het uitbrengen van een dichtbundel. Eerdere pogingen zijn poëzie uitgegeven te krijgen, waren telkens op een mislukking uitgelopen. In het najaar van 1920 stelde hij een bundel samen waarin de in vroeger jaren geschreven gedichten in de context werden geplaatst van het nieuwe, in De Stijl gepubliceerde werk. De bundel moest zo de poëtische ontwikkeling weergeven die Bonset tot dan toe had doorgemaakt. Het manuscript gaf hij de titel Nieuwe Woordbeeldingen mee, en als ondertitel: ‘Kubistische en expressionistische verzen door I.K. Bonset (1913-1920)’. Tot een uitgave is het dus niet gekomen. Wel presenteerde Van Doesburg in De Stijl van november 1921 een bloemlezing uit het manuscript, waarvoor hij zijn oude werk eerst stevig onder handen nam, in elk geval typografisch, om de indruk te wekken dat Bonset als dichter steeds zijn tijd vooruit was geweest. Door een heel nummer aan zijn poëzie te wijden, op het omslag de titel ‘Anthologie-Bonset’ te drukken en er een keer voor in zijn blad te adverteren, bereikte Van
Doesburg in zekere zin toch zijn doel: een eigen, zij het bescheiden, bundel.
De aan Milius opgedragen liefdeslyriek maakte geen deel uit van Nieuwe Woordbeeldingen. Er bestaan echter nog meer gedichten die Van Doesburg buiten het corpus teksten heeft gehouden. ‘X-beelden’ was weliswaar het eerste gedicht van hem in De Stijl, maar niet het allereerste dat hij publiceerde. Op 22 januari 1916 was, onder zijn eigen naam, in het weekblad Eenheid het gedicht ‘De priesterkunstenaar’ verschenen. Naar vorm en inhoud is het een tamelijk conventioneel gedicht, waarin extatisch de lof wordt gezongen van de Utrechtse schilder Janus de Winter, ‘de Priester, aan wien / Wij het nieuwe leven danken’. Voor de kunst van De Winter had Van Doesburg zich destijds sterk gemaakt, maar anno 1920 dacht hij daar inmiddels heel anders over en wilde hij waarschijnlijk niet meer aan deze dichterlijke faux pas herinnerd worden. Bovendien kon het ook niet in Nieuwe Woordbeeldingen worden ondergebracht, omdat anders de kans bestond dat het pseudoniem I.K. Bonset zou worden onthuld.
Schippers beweert in het nawoord van Nieuwe Woordbeeldingen dat ‘De priester-kunstenaar’ het eerste gedicht is geweest dat Van Doesburg publiceerde. Maar is dar wel zo? In het Van Doesburg-archief bevindt zich een knipsel uit ‘Het Volksblad’ van zijn gedicht ‘Het varken’. Schippers heeft dit kennelijk over het hoofd gezien. Onder de tekst zijn de plaats, het jaar en de maand van ontstaan vermeld: ‘Alphen (N.B.) 1914. December.’ Gedurende het tweede halfjaar van 1914, ten tijde van de mobilisatie, was Van Doesburg hier als dienstplichtig militair gelegerd. Als 1914 tevens het jaar was van publicatie, moet dit gedicht het werkelijke poëziedebuut van Van Doesburg zijn geweest.
Een poëtisch experiment is ‘Het varken’ beslist niet. In elf kwatrijnen, gedrongen in een traditioneel rijmschema en uitgevoerd in de al even traditionele jambische versmaat, beschrijft de dichter het bloedig doden van een willoos varken door een zelfvoldane slachter. De nogal bleke symboliek van het
gedicht – de slachter staat natuurlijk voor de agressor die in de oorlog onschuldig bloed vergiet – krijgt in het slotkwatrijn nog een schijnheilige component. De slachter blijkt een gelovig man, een goed christen.
‘Het varken’ heeft in de literatuur over Van Doesburg voor enige onduidelijkheid gezorgd. Tot nu toe heeft niemand het gedicht de juiste plaats in zijn oeuvre kunnen geven. Ook Van Doesburg zelf niet, doordat hij bij het archiveren van het knipsel weinig zorgvuldig te werk is gegaan. Ten eerste ontbreekt een exacte datering, ten tweede is de bron dubieus.
Zowel bij Joost Baljeu, in zijn monografie Theo van Doesburg (Londen 1974), als bij Sergio Polano, in de door hem geredigeerde studie Theo van Doesburg. Scritti di arte e di architettura (Rome 1979), is ‘Het varken’ opgenomen in de bibliografie. Kennelijk zijn Baljeu en Polano er niet in geslaagd de oorspronkelijke bron te achterhalen, want allebei volstaan ze met het summiere ‘Het Volksblad 1914’. Baljeu voegt daar nog aan toe: ‘issue not known’. Heeft Van Doesburg met opzet zijn bibliografen op een dwaalspoor willen brengen, wellicht omdat hij ook aan dit vroege vers liever niet herinnerd wilde worden, zoals aan ‘De priester-kunstenaar’? Of heeft hij zich gewoon vergist? De zoektocht naar het gedicht is er in elk geval een vol hindernissen.
Want als ‘Het varken’ daadwerkelijk in december 1914, of kort daarna, in de krant werd afgedrukt, valt Het Volksblad als bron af. Dit dagblad begon immers pas vanaf 17 mei 1915 te verschijnen. Het gedicht laat zich in zijn kolommen dan ook niet vinden.
Van Doesburg heeft een paar keer meegewerkt aan ‘Het Volksblad’. Tussen zijn nagelaten papieren bevinden zich nog twee artikelen van zijn hand, die in deze krant gepubliceerd zouden zijn: het sprookje ‘De vijand’ en het opstel ‘Egoïsme, individualisme, anarchisme’. Ook deze knipsels zijn onvolledig gedateerd. Maar hun lay-out en het gebruikte lettertype maken één ding duidelijk: ze zijn onmiskenbaar uit hetzelfde blad afkomstig als ‘Het varken’.
De datering van ‘De vijand’ levert verder geen aanknopingspunten op, alleen maar verwarring. Onder de tekst is de tijd van ontstaan gedrukt: ‘Oorlogsjaar 2’. Daar weer onder is, maar nu met de hand, ‘1916’ geschreven. Het jaartal moet een toevoeging van later datum zijn geweest, wat de vergissing min of meer verklaart. Het tweede oorlogsjaar was natuurlijk 1915. Het artikel ‘Egoïsme, individualisme, anarchisme’ bevat daarentegen een niet onbelangrijke vingerwijzing. Een redactionele noot bij de tweede aflevering verwijst naar de eerste en geeft de bron prijs: Zondagsblad. Een zondagseditie van Het Volksblad is inderdaad verschenen, wekelijks van 22 mei 1915 tot 15 april 1916. Helaas blijft onderzoek hiernaar vruchteloos, simpelweg doordat er nagenoeg geen exemplaar van bewaard is gebleven.
De studie Het Volksdagblad. Arbeidersbeweging en dagbladpers (Den Haag 1981) van H.J. Scheffer ontrafelt dit krantenmysterie. Het Volksblad was de opvolger van het Volksdagblad, dat op 30 november 1914 voor het eerst was verschenen en de voortzetting beoogde te zijn van de vroegere arbeiderskrant Het Volksdagblad (1895-1908). Het Volksdagblad werd niet onder een gelukkig gesternte geboren, want leidde al vanaf de oprichting een moeizaam bestaan, vooral financieel. Medio mei 1915 werd de uitgave overgenomen door de Nederlandsche Persvereeniging, die de naam veranderde in Het
Volksblad. Na elf maanden sukkelen redde ook deze krant het niet en werd zij opgeheven.
Met ingang van 12 december 1914 verscheen iedere zaterdag, als bijlage, het Zondagsblad van het Volksdagblad. Dit acht pagina’s tellende, geïllustreerde bijvoegsel moest voor het – verantwoorde – divertissement van zijn lezers zorgen, ter lering en vermaak van de arbeider. Hierin blijkt dus Van Doesburg zijn artikel ‘Egoïsme, individualisme, anarchisme’ te hebben gepubliceerd. Het is verdeeld over de afleveringen van 20 februari, 13 maart, 3 april en (waarschijnlijk) 17 april 1915. Dat laatste is onzeker, doordat van dit nummer in openbare collecties geen exemplaar is overgeleverd.
‘De vijand’ is niet in het Zondagsblad van het Volksdagblad terug te vinden. Maar ook dat is te verklaren. Het Volksdagblad wijzigde in mei 1915 weliswaar zijn titel, maar in druk en typografie week de nieuwe krant niet af van haar voorganger. Uiterlijk zag Het Volksblad er precies zo uit als het Volksdagblad, omdat dezelfde drukker was aangehouden. De wekelijkse bijlage, voortgezet onder de naam Zondagsblad van Het Volksblad, bleef er ook uitzien zoals zij er altijd had uitgezien. Eerst begin november 1915, nadat een nieuwe drukkerij de technische verzorging van de krant had overgenomen, onderging zowel het dagblad als het bijvoegsel een facelift. Het is vrijwel zeker dat ‘De vijand’ in het Zondagsblad van Het Volksblad heeft gestaan. Dat moet dan geweest zijn ergens tussen augustus (het begin van ‘Oorlogsjaar 2’) en november 1915. ‘Volksblad’ of ‘Volksdagblad’ – de ontstane verwarring is Van Doesburg niet eens kwalijk te nemen. Waarschijnlijk heeft hij pas later zijn bijdragen aan deze krant van een bronvermelding voorzien en is daarbij verstrikt geraakt in de opeenvolgende naamsveranderingen.
Terug naar ‘Het varken’. Om dit gedicht is het tenslotte te doen. Het verscheen op 24 december 1914 in het kerstnummer van het Zondagsblad van het Volksdagblad, op de achterpagina, tussen het wekelijkse feuilleton en een reinigingstip voor lancaster gordijnen – niet echt de ideale plek voor een dichter om te debuteren.
Dat Van Doesburg ‘Het varken’ buiten Nieuwe Woordbeeldingen heeft gehouden, is begrijpelijk en zelfs te rechtvaardigen. Evenals ‘De priester-kunstenaar’ was dit gedicht immers onder zijn eigen naam gepubliceerd en getuigde het niet bepaald van enige poëtische experimenteerdrift. Binnen het oeuvre van Bonset zou het te zeer detoneren en dichter bij de door Van Doesburg zo verafschuwde en vaak bespotte ‘Kalanderpoësie’ van de Tachtigers en na-Tachtigers blijken te staan dan hem lief was. In dit licht kon ‘Het varken’ als dichterlijke jeugdzonde misschien maar het beste vergeten worden, wat het ook werd.
Bronnen
Archief Theo van Doesburg (Schenking Van Moorsel), Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag.
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam:
• | Zondagsblad van het Volksdagblad / 1914 (zf 17539) |
• | Het Volksblad / 1915 (zf 17526) |
• | Zondagsblad van Het Volksblad / 1915 (zf 62390) |