Frans Oerlemans en Peter Janzen+
In het diepst van mijn gedachten
Willem Kloos in Paviljoen 3
Op zaterdag 9 november 1895 vertrekt van het Centraal Station in Amsterdam, met de trein van 10.42 uur, de zesendertigjarige dichter Willem Kloos. Hij is onder begeleiding op weg naar het Krankzinnigengesticht in Utrecht. Kloos ziet er slecht uit. Zijn gezicht heeft een hoogrode kleur en is bedekt met talrijke acnepuisten en littekens. Ook zijn neus is rood, zijn pupillen staan wel goed, maar zijn tong is een beetje beslagen. Zijn handen trillen en aan de linkerzijde van zijn hals bevinden zich enkele horizontaal verlopende, oppervlakkige wonden. Dr. J. Kuiper, geneesheer-directeur van het Wilhelmina
Gasthuis in Amsterdam, heeft de stationschef van het Centraal Station verzocht voor een mannelijke krankzinnige en zijn begeleider plaatsen 2e klasse in deze trein te reserveren.1 Ten huize van de weduwe Rolff, bij wie Kloos sinds mei van dat jaar een kamer huurde, worden die dag nog schone boven- en onderkleren gehaald. De rest van zijn bezittingen laat Kloos voorlopig in de Weteringstraat bij zijn hospita achter, samen met een huurschuld van meer dan f 125,-. Dat mag zijn arts en oude vriend dr. H.G. Samson regelen.
In zijn vriendenkring stond Willem Kloos niet alleen bekend als een groot dichter, maar ook als een groot drinker. Zijn drankzucht nam in de jaren negentig zulke vormen aan dat hij maatschappelijk én psychisch in de problemen raakte. De schilder Willem Witsen, de arts en literator Frederik van Eeden en Henry Gilius Samson, arts, kunstverzamelaar en bentgenoot van Tachtig, ontfermden zich over Kloos. Want hoe knellend de banden van vriendschap met Kloos soms ook werden gevoeld, ze bleven bestand tegen ruzies, jaloezie en zelfs Kloos’ drankzucht.
Wilhelmina Gasthuis
Het verhaal van de ineenstortingvan Kloos is in grote lijnen bekend: in de herfst van 1894 – het is crisis in De Nieuwe Gids – is Kloos er slecht aan toe. Met zijn laatste ‘ontdekking’ Pet Tideman heeft hij voorgoed gebroken. In het atelier van Witsen aan het Amsterdamse Oosterpark wordt hij door ‘Saar en Vis’ zo goed en zo kwaad als het gaat, verzorgd. Maar na een delirium in februari 1895 wordt het hun te veel. Kloos vertrekt naar Arnhem, naar het sanatorium van dr. Jelgersma, zij het niet voor lang. Begin mei ‘vlucht’ hij naar Amsterdam, waar hij op 5 oktober een poging tot zelfmoord doet. Zijn vriend Henry Samson komt hem te hulp. Deze weet het zo te plooien dat Kloos voorafgaand aan zijn opname in het krankzinnigengesticht van dr. Moll in Utrecht, vijftien dagen verpleegd zal worden in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam.
Zowel over Kloos’ verblijf in Arnhem als in Utrecht alsook over de rol die Witsen en Van Eeden daarin speelden, is al eerder geschreven. Ook de naam van Samson duikt in die verhalen op.2 Maar over het verblijf van Willem Johannes Theodorus Kloos in Paviljoen 3 van het Wilhelmina Gasthuis was tot nu toe niets bekend. Onze vondst in de archieven van het Buiten- of Wilhelmina Gasthuis brengt daar verandering in.3 In de – niet-geïnventariseerde – archieven troffen we documenten aan die een schrijnend beeld geven van Kloos’ ziektegeschiedenis.4 Uitspraken van Kloos’ vader, van de weduwe Rolff en van Kloos zelf zijn door de medische staf woordelijk opgetekend. Zo kunnen we lezen hoe het Kloos die twee weken in het Wilhelmina Gasthuis verging. Ten slotte geven de gevonden documenten, samen met de niet eerder gepubliceerde brieven uit Samsons nalatenschap, wat meer reliëf aan de rol die Samson in dit alles speelde.
Dokter H.G. Samson
Bij het Kattenlaantje aan de Overtoom in Amsterdam woonde aan het eind van de vorige eeuw dokter H.G. Samson. Aldus geadresseerde brieven bereikten de dokter, net als de wanhoopskreten die Willem Kloos hem in briefjes en kaartjes rond 1895 zond. Kloos verkeert dan, als gezegd, in een diepe crisis, veroorzaakt door de drank. Hij heeft dringend een arts nodig en Samson kent hij goed: een vriend van het eerste uur, nog uit de tijd van hun beider vriendschap met Jacques Perk en hun lidmaatschap van Flanor. In deze club vol jonge schrijvers en schilders, waarin Samson ook mee mocht doen, getuigde het van goede smaak belangstelling te tonen voor het toneel. Als vele van zijn vrienden raakt ook Samson al snel verliefd op een actrice: Mientje Bouret. Waar anderen falen, heeft Samson succes. Kloos, ook smoorverliefd op Mientje, schrijft haar nog een wanhopig briefje: ‘Wil je mijn vrouw worden?’5 Neen dus. Zij geeft haar toneelcarrière op en trouwt met
Henry Samson, die in 1885 – tien jaar duurde zijn studie – zijn artsexamen doet. Nooit meer zal Mientje in de krant een ‘eervolle vermelding’ krijgen ‘voor de beschaafde en lieve wijze waarop zij het kamermeisje voorstelde’.6
Als het echtpaar Samson zich aan het water van de Overtoom vestigt, zijn de vrienden van Flanor daar graag geziene gasten. Vooral met Kloos en Verwey – die zeer intiem zijn met elkaar – hebben de Samsons drukke omgang. Maar als Verwey zich in de zomer van 1888 met Kitty van Vloten verlooft, slaat de vriendschap bij Kloos om in haat. Kloos stort in. Tegen het eind van September 1888 verblijft hij, om op verhaal te komen, in Bussum bij dokter Van Eeden, mederedacteur van hun tijdschrift De Nieuwe Gids. In een briefje aan Lodewijk van Deyssel meldt Kloos bijna terloops dat hij een ‘zeer interessante geschiedenis’ heeft mede te delen: hij heeft gepoogd zichzelf om het leven te brengen.7 Hoe vertelt hij Van Deyssel niet. ‘Met vergift’, weten we nu. Tenminste, dat vertelt Kloos de artsen van het Wilhelmina Gasthuis. Maar dan is het inmiddels wel 1895, zoveel jaar later, en is hij flink in de war.
In Bussum bij Van Eeden krabbelt Kloos weer wat op, probeert Verwey te vergeten. Hij gaat terug naar Amsterdam en bezoekt als vanouds de Samsons aan de Overtoom, nu in het gezelschap van de classicus en dichter Hein Boeken. Kloos was in ieder geval in een goede stemming, zoals uit een tot dusver onbekend briefje blijkt. ‘Beste Wilhelmina,’ schrijft hij in oktober 1889 aan Mientje Samson-Bouret, ‘met veel genoegen zal ik van je vriendelijke uitnodiging gebruik maken. Ook Boeken zal met genoegen en met eetlust komen. Wees in den geest omhelsd door je je altijd lief gehad hebbenden, liefhebbenden en lief zullende hebben, Willem. P.S. Je man mag van dit briefje niet weten, daarom doe ik hem de groeten niet.’8 Kloos flirt wat met Mientje. Na weer een etentje bij de Samsons ontvangt het echtpaar als dank een foto van de dichter.9 Vanwaar al deze aandacht
voor de Samsons? Wat Mientje betreft, lijkt het duidelijk. Maar ook Samson wil hij graag te vriend houden. Want de ‘goedige’ dokter met zijn ‘burgervrouwtje’ is ook geschikt als melkkoe voor De Nieuwe Gids. ‘[…] Met Samson moet ik voorzichtig te werk gaan,’ schrijft Kloos in juli 1890 aan P.L. Tak, inmiddels redacteur van het blad, ‘Hij is eenigszins tegen mij geporteerd door ik weet niet welke machinaties van den handigen heer Verwey. […] Ik heb in alle gevallen mijn bezoeken bij hem hervat en zal over een week of drie een aanslag op zijn beurs doen. […]’10 Of het geld er ook gekomen is, vertelt het verhaal niet. Maar in 1895, bij de ‘doorstart’ van De Nieuwe Gids, is Samson gestrikt. De nieuwe uitgever van het tijdschrift, Van Looy, vermeldt in zijn prospectus dat ook dr. H.G. Samson voor de stipte naleving van de gestelde bepalingen zorg zal dragen.11 Kloos had op dat moment andere zorgen aan zijn hoofd.
De patiënt
Na Kloos’ ‘vlucht’ uit Arnhem schrijft de geneesheer-directeur G. Jelgersma aan Willem Witsen, die hij verantwoordelijk houdt voor het gedrag van Kloos: ‘[…] Terwijl ik dit schrijf komt de directrice […] mij mededelen, dat bij de opruiming van zijn kamer gevonden zijn, 1 flesch waarin anisette geweest is, 2 halve fleschjes waarin brandewijn is geweest en een half fleschje bier.’ Nu hij in Amsterdam is, zal Kloos volgens Jelgersma: ‘in den eersten tijd […] wel buiten alcohol blijven, maar dat zal niet lang duren. Dan zal zich spoedig vertoonen ’t zij een delirium, ’t zij een alcoholische vervolgingswaan, een stoornis, waartoe zijn geest, geloof ik zeer geneigd is. Dan blijft voor hem niets meer dan opname in een gesticht voor krankzinnigen, te meer daar hij elke poging, die in zijn belang gedaan wordt, verkeerd uitlegt.’12
Jelgersma krijgt gelijk: nog geen twee maanden later verzoekt mejuffrouw Rolff, de dochter van Kloos’ hospita uit de Weteringstraat 26, Samson zo spoedig mogelijk te komen, want Kloos voelt zich heel naar.13 Samson neemt de verzorging van Kloos op zich en probeert hem weer op de been te helpen. ‘[…] Beste Henri, Ik ben ziek, ik geloof dat ik zware koorts heb. Zou je bij mij willen komen kijken. Ik lig te bed.’14
Opnieuw, maar nu uit dank voor Henri’s niet aflatende aandacht, schenkt de dichter hem maar liefst twee foto’s: een van hemzelf en een samen met Hein Boeken.15 Ook draagt hij gedichten aan Samson op. Want, zo schrijft hij: ‘[…] ik heb zooveel gevoel van je ondervonden in de laatste tijd, dat ik graag bij wijze van handdruk, jezelf wil laten merken, dat ik het weet’.16 Kloos was doorgaans niet zo scheutig met het tonen van zijn dankbaarheid. Hij voelde zich niet alleen door Jelgersma, maar ook door Saar de Swart misleid. Toen hij nog maar net uit het sanatorium van Jelgersma weg was, schreef hij aan Willem Witsen: ‘[…] Beste Wim, Help me toch. Ik heb nu drie maanden in een Sanatorium gezeten, omdat ik door een Lesbische vrouw verneukt was.’17 Hij leed, zoals Jelgersma had voorspeld, aan toenemende waanzin: iedereen was tegen hem. Ook Jelgersma hoefde op geen greintje dankbaarheid te rekenen. ‘Beste Samy, Wat je me vanmiddag vroeg, was het niet soms of alle menschen een afspraak tegen je gemaakt hadden. Dat is juist wat die Jelgersma in zijn onnoozelheid heeft gedaan, drie maanden lang. Alles wat ik zei was volgens zijn systeem van dokterschap een leugen, alles wat anderen tegen mij gezegd zouden hebben, naar mijn beweren aan hem volgens hem verneukerij. De conclusie laat ik aan jou. Willem Kloos.’18
Kloos kan niet meer alleen blijven. Voor de hospita wordt het een onmogelijke opgave hem in huis te houden. Samson ontvangt van haar briefjes als deze: ‘WelEdele Heer, U zoude mij een groot genoegen doen als u zondag die weg uitkomt eens bij mij aan te komen dan zoude ik gaarne het één en ander met u bespreken. Maar spreekt U er svp niet met den Heer Kloos over.’19 Wat was er gebeurd? De heer Kloos was onlangs dronken op straat aangetroffen en door agenten naar huis gebracht. De heer Kloos verwaarloosde zich; zelfs de kelners spraken er schande van.20 De heer Kloos lag dagen in het donker ziek te bed. Zo kan het niet langer. Samson staat aan zijn vriend bij zich thuis een kamer af. Zo kan hij Willem in de gaten houden. Maar ook dat gaat niet goed. Willem vertrekt weer, als een dief in de nacht, naar de Weteringstraat 26, terug naar zijn hospita. ‘Beste Henri, Je zult waarschijnlijk wel weer allerlei fleschjes vinden op de kamer, die je goed was me af te staan. Ik heb allerlei papieren bij je laten liegen. Stuur me die s.v.p. terug. Hartelijk je W. Kloos.’21
Eenzaam en met het gevoel door iedereen verlaten en verraden te zijn, zit hij op zijn kamertje. Zijn beste vriend Hein Boeken bezoekt hem niet meer. Kloos is onhandelbaar. Hein is zelfs een beetje bang van hem.
De zelfmoordpoging
Dan doet Willem Kloos op 5 oktober 1895 een poging tot zelfmoord. Samson licht enkele vrienden in. Er wordt een drukke correspondentie over gevoerd. Willem Witsen hoort het niet alleen van Hofker, maar ook van Arnold Ising: ‘[…] Nadat de heer S. uitgeblazen was met zijn kleine hoofie boven een lichaam zoo geweldig, dat mijn heele waschtafel er achter weg was, kwam hij met zijn verhaal.’ Nu weet je, schrijft Hofker ‘dat Samson nog al graag de dingen sterker maakt, wij schenen dit beiden al vooruit te voelen. Samson zei dan, dat hij iets te zeggen had, wat niemand mocht weten (wij hebben het alleen aan Nol [Arnold Ising] verteld), dat Willem verleden Zaterdag “suicide” heeft willen plegen met een broodmes en dat ’t op een haartje gelukt is, dat hij niet alleen mag gelaten worden.’ Samson wil dat Kloos tijdelijk in het nieuwe Wilhelmina Gasthuis, vlak bij de Overtoom, wordt opgenomen. Willem zelf is er voor.22 Maar uit Samsons brief aan de geneesheer-directeur dr. J. Kuiper blijkt, zoals we verderop zullen zien, iets heel anders.
De toneelspeler Arnold Ising meldt daarop aan Witsen: ‘[…] Met Willem blijft het tobben! Gelukkig dat Samson zich zijn lot blijft aantrekken. Wij zouden er geen raad mee weten. Zaterdag avond bracht hij zich met een broodmes een wondje aan den hals toe.’23 Saar de Swart, inmiddels ook op de hoogte, schrijft de dokter: ‘[…] Ik hoorde zooëven van de heer H.J. Boeken dat Kloos nu bepaald onder toezicht moet – goedschiks of niet – maar dat zijn vader geheel de zaken aan U overlaat […] Mag ik u verzoeken zoodra U Kloos laat vervoeren – hoe dan ook mij in te lichten – Misschien kunnen wij tesamen door wat geld bijeen te brengen hem ergens doen verzorgen. Hetzelfde schrijf ik aan Boeken. […] In ieder geval, niet waar, moet Kloos in een beschaafde verpleging. Wij allen zijn aan hem verplicht goed te zorgen voor hem.’24 Ondertussen begeeft Samson zich, als hij van Kloos weer een kaartje ontvangt, voor de zoveelste keer naar de Weteringstraat: ‘Beste Henri, Neem mij toch in Godsnaam niet kwalijk wat ik deed. Leg het verband weer aan, kom het weer aanleggen, wil je. Je bent zo goed voor me geweest en zult het nog eens voor me willen zijn
hoop ik. Neem me toch in Godsnaam niet kwalijk. Nu ik hier alleen zit zonder verband, zonder hulp voel ik dat ik ongelijk heb.’25
Er moet een oplossing voor Willem komen. Samson vindt voor hem een plek in het Wilhelmina Gasthuis.
Paviljoen 3
Het is een ontluisterend beeld dat de medische staf van het ziekenhuis van de grote dichter Willem Kloos vastlegt. Behalve dat hij zich opgewonden gedroeg, was hij ook zeer vuil. Zijn gezicht was geheel bebloed door het openkrabben van puisten. Ook constateert men schrammen op armen en handen en in de hals. Het is 25 oktober 1895 als Willem Kloos in Paviljoen 3 van het Wilhelmina Gasthuis wordt ingeschreven. Saar de Swart is zeer ingenomen met Samsons initiatief: ‘Zeer geachte Heer, Ik ontving uw telegram. Ik ben haast blij – niet tegenstaande alle ellende ervan – dat Willem nu verpleegd wordt. U weet dat ik gaarne help. […]’26 Helaas is de werkelijkheid minder opbeurend. ‘Geachte collega’, schrijft Samson de behandelend arts van het Wilhelmina Gasthuis, ‘De patiënt over wien ik u laatst gesproken heb, den heer Willem Kloos, heeft niet verkozen goedschiks naar het Buitengasthuis te gaan, zoodat ik de hulp van de politie heb moeten inroepen. Hij zal hedenmiddag of avond gebracht worden; wil zo goed zijn, het hem zoo gemakkelijk mogelijk te maken, en zoo het kan hem eene aparte kamer te geven; alle kosten worden betaald en daarvoor zal ik zorgen dat vóór dien tijd (dat hij komt) f100. – gedeponeerd worden. Over eenige dagen zal hij naar Utrecht in het Krankzinnigengesticht bij Dr. Moll gaan.’27 Die ‘enige dagen’ worden er vijftien. Een aparte kamer komt er wel: een isoleerkamer.
Van Samson vernemen de artsen verder dat Kloos sinds ruim een jaar dwangvoorstellingen heeft en een poging tot zelfmoord heeft gedaan. Naar de mening van Samson is opname noodzakelijk omdat Kloos gevaarlijk is, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor zijn omgeving.
Kloos zelf is echter een volstrekt andere mening toegedaan: ‘Er scheelt mij niets de heer Samson heeft mij hier heen gebracht.’ Als de arts hem vraagt wanneer hij zichzelf die wonden heeft toegebracht, is het antwoord: ‘In een oogenblik dat ’t mij niets meer kon schelen.’ Op de vraag naar het motief van zijn daad antwoordt Kloos: ‘Een bepaalde reden waarom ik het deed? Ik heb wel meer het plan gehad, mij van kant te maken. Een jaar of zes geleden heb ik vergift ingenomen.’
Kloos beschrijft zichzelf als een uitermate onevenwichtig mens. ‘Ach ik ben altijd zoo geweest – als kind had ik ook al vlagen van wanhoop, en dan ben ik weer vrolijk.’ Dan brengt de arts Kloos’ alcoholgebruik ter sprake. ‘In 1879 begon ik veel alcohol te gebruiken – ik was er echter tegen gewaarschuwd, en dronk in den laatsten tijd weinig.’ Wat de patiënt precies verstaat onder ‘de laatste tijd’, blijft onduidelijk. Als de arts bij zijn vraag persisteert, windt Kloos zich enorm op en vraagt: ‘moet u nog meer weten?’ Gelukkig is de patiënt spoedig daarna weer gekalmeerd. Toch achtte de arts het raadzaam het onderzoek voorlopig te staken en maar niet te vragen wat de patiënt precies verstond onder het begrip ‘weinig’. In de kantlijn krabbelt hij er nog bij: urine bevat geen albumine (eiwitstof), kleur geel, S.G. 1015.
De volgende dag is Kloos erg onrustig en onhandelbaar. Na vele vergeefse pogingen hem in bed te houden, besluiten de artsen hem te isoleren. In het dagverslag van de 27ste vermeldt het verplegend personeel dat Kloos, hoewel ondergebracht in een isoleerkamer, kans heeft gezien zich in een onbewaakt ogenblik door middel van een glasscherf, die hij van zijn melkglas had afgebroken, een kleine wond in de pois toe te brengen. Hij blijft een lastige patiënt, die voortdurend het bed uit wil en
de aangelegde verbanden afrukt. ‘Hedennacht’ – het is de 28ste – ‘was patiënt zeer onrustig – sliep in ’t geheel niet, vroeg aanhoudend om jas en stok – wilde steeds uit bed komen – rukte steeds het verband los en verzette zich wanneer men hem zulks wilde beletten en ’t kostte heel wat moeite hem in bed te houden. Hedenmorgen bij bezoek van de G.D. [geneesheer-directeur] beweerde patiënt best geslapen te hebben en op den vraag hoe patiënt aan die wond aan zijn pols komt – antwoordt patiënt daarvan niet af te weten en heel verbaasd was geweest heden morgen bij zijn ontwaken een verband om zijn arm te vinden. Hij doet nog steeds poging om dit te verwijderen.’
Toch gaat het langzaamaan wat beter met Kloos. Op 31 oktober meldt het dagrapport dat de patiënt de laatste dagen veel kalmer is, ’s nachts rustig slaapt en dat de eetlust goed is. En Kloos wil zijn boeken: ‘Als u mij suf wilt maken, u kunt het doen, want ik ben in uw macht, maar ik moet mijn boeken hebben.’
Anamnese
‘Wat ben ik toch ongelukkig, wat ben ik toch ongelukkig,’ had Kloos geroepen, al ijsberend zonder ophouden door zijn kamertje bij de weduwe Rolff. ‘Tot september was patiënt “heel gewoon” wel wat zonderling en nerveus,’ vertelt de hospita aan de medische staf. ‘Op 5 Oct. heeft pat. zich verwond, aan den hals. Dien dag had pat. geen sterken drank gebruikt. Na die verwonding heeft pat. ’s nachts geslapen; hij had er onmiddellijk daarna spijt van en zeide: “wat heb ik gedaan, wat heb ik gedaan – ’t was een macht die buiten mij stond.” P. deelde zeer kalm mede, dat hij zich zelf verwond had.’
Kloos’ reactie op Samsons bemoeienis is veelzeggend. De hospita vertelt dat Kloos zijn kamer niet wil verlaten en dokter Samson niet wil toelaten op zijn kamer. Hij is bang krankzinnig verklaard te worden. Zijn behoefte laat hij in een pot op zijn kamer staan. Als Kloos van de uitgever Versluys op 19 oktober geld ontvangt, is hij een paar dagen spoorloos.28 Volgens Samson zat hij in een hotel, Kloos zelf zegt die dagen ‘een uitstapje’ gemaakt te hebben. Tegenover zijn hospita had Kloos over zijn verwondingen opgemerkt: ‘Over een paar weken dan lachen wij er weer om.’ Vader Kloos vertelt de medische staf dat zijn zoon, die sedert zestien jaar drinkt, maar weinig met zijn ouders omging. Op 13-jarige leeftijd tyfus had, op school goed leerde, in de letteren studeerde en in september 1895 meer begon te drinken dan vroeger. Kloos’ grootvader van moederszijde was een zonderling en een lastig mens, en Kloos’ moeder was nerveus geweest. Zelf had Kloos zijn moeder nooit gekend. Een jaar na zijn geboorte was zij overleden. Tegenover zijn hospita, die hij ook wel moeder noemde, had hij daar wel eens over geklaagd. Zelfmedelijden was hem niet vreemd. Uit een vragenlijstje dat de vader is voorgelegd, valt nog op te maken dat Kloos niet alleen lastig van humeur was, maar ook driftig en opvliegend. Daar kon zoonlief het voorlopig mee doen.
Verpleging
In het kopieboek 45 van de uitgaande brieven van het Wilhelmina Gasthuis – eveneens in het archief29 aanwezig – lezen we over Kloos’ overplaatsing naar Utrecht. Op 7 november schrijft dr. J. Kuiper van het Wilhelmina Gasthuis aan zijn collega H.G. Samson dat Kloos binnenkort naar het gesticht te Utrecht zal
worden overgebracht en daar geplaatst zal worden in de 2e klasse. Zoals we zagen, had Kuiper ook al de stationschef geïnformeerd. Aan dr. Moll, directeur van het gesticht, bericht hij diezelfde dag dat Kloos eraan komt en dat collega Samson het contract zal tekenen en de verpleeggelden storten. Maar waar moet dat geld vandaan komen? Kloos heeft geen cent. Voor de verpleging in de 2e klasse moet ieder kwartaal f 175,- worden neergeteld. Alleenliggen doe je er niet, maar de voeding en verzorging is wel in overeenstemming met die van personen van de deftige burgerstand.30 Samson vraagt Kloos’ vrienden en bekenden eens flink in de bus te blazen. Kloos sr., kleermaker van beroep, brengt de dokter een winterjas en een kostuum. De jas gaat voor f 60, – naar Hein Boeken, Jan Hofker neemt voor hetzelfde bedrag het kostuum over. Gorter doet niet kinderachtig: f 100, -; Van Looy, Verwey en Saar de Swart kunnen ieder f 25, – missen. Het verpleeggeld voor Kloos komt er. Ook wordt Samson soms ‘blij’ verrast, zoals uit zijn boekhouding blijkt, met nota’s uit Utrecht in verband met de gedane ‘verschotten’ aan de heer Kloos. Zo te zien, rookt de dichter er goed van.31
Frederik van Eeden, nog niet zo lang daarvoor in De Nieuwe Gids door Kloos flink uitgescholden, speelt met de gedachte Kloos ten tweede male bij zich in huis te nemen. Met Willem was het destijds, in 1888, in Bussum toch ook heel goed verlopen. In de vriendenkring is Van Eedens voornemen snel bekend. De vrienden zijn verbijsterd. Daar kan niets goeds van komen. Met Henry Samson – niet alleen een vakgenoot maar ook een oude studievriend – krijgt Van Eeden het aan de stok. Aanvankelijk reageert Samson op 18 maart nog gematigd: ‘Amice, Van Dr. Moll te Utrecht ontving ik de tijding dat gij bereid zijt Kloos bij u in Bussum te huisvesten, wanneer hij Utrecht mag verlaten. Ofschoon ik even als allen die Willem liefhebben, met vreugde zijn verlossing uit het somber huis verlang, meen ik toch, juist omdat zij zooveel van hem houden, U attent te moeten maken dat de Directeur mij in zijn brief schrijft dat het schijnt dat de Patiënt geen waandenkbeelden meer heeft. Ik zou ’t ijsselijk en rampzalig vinden, wanneer hij voor de tweede keer na een korten tijd weer naar het gesticht zou moeten gaan.’32
Maar twee maanden later heeft Samson zijn standpunt verscherpt: ‘Beste Wim,’ schrijft hij Witsen, ‘ik deel je mee dat Kloos op de 8sten Mei als genezen verklaard door den Directeur, het Krankzinnigengesticht te Utrecht zal verlaten. Dr. F. van Eeden te Bussum zal hem huisvesten. Deze verandering is eene tegen mijn zin en ik verklaar dan ook dat de Heer Van Eeden en Dr. Moll geheel verantwoordelijk zijn voor de gevolgen van dit ontslag. Na hartelijke groeten, H.G. Samson.’33
Van Eeden, over Samsons visie op de hoogte gebracht door Hein Boeken, schrijft daarop zijn ‘Amice Collega’, op 2 mei, een paar dagen voordat hij Kloos uit het gesticht in Utrecht zou ophalen, ‘Eerst gisteravond vernam ik door Boeken dat mijn voorstel omtrent het bij mij in huis nemen van Kloos niet door U wordt goedgekeurd, en dat gij zelfs voornemens zijt de leiding van Kloos’ zaken op te teven als er tegen uw advies gehandeld wordt.’ Van Eeden schat de situatie goed in. Als Kloos in zijn oude fout verviel, zou alleen hij de schuld krijgen. Hij schijft dan ook verder aan zijn collega: ‘Blijft gij nu tegen adviseren en trekt gij uw hulp terug, dan zou ik bij eventueel recidief, in een zeer onaangename positie komen. Ik schrijf nog heden in
gelijken geest aan Dr. Moll. Ik hoop dat het u gelukken zal een geschikt verblijf voor den patiënt te vinden.’34
Bussum
Wat nu, Samy? Op zo’n korte termijn een andere oplossing vinden, lijkt uitgesloten. Kloos zat al klaar met z’n koffertje en de door hem bestelde taartjes – zeventig stuks maar liefst – waren al rondgegaan.35 Op 8 mei komt Kloos naar Bussum, met of zonder Samsons zegen. ‘Amice, ik zal dan Vrijdag Kloos gaan halen. Ik vreesde evenzeer dat de teleurstelling slechte gevolgen zou hebben en ben dus blij dat de zaak geschikt is. Waarom hebt gij mij toch niet eerder uw opinie zoo stellig geschreven als ik hem door Boeken vernam. Ik vind het ontslag gewaagd, maar zeker geen fout en wel gemotiveerd. Dat gij het een groote fout vindt hadt gij niet aan anderen maar allereerst aan Moll en mij moeten zeggen […] Nu hebt gij tegenover de buitenwereld alle verantwoording op Moll en mij geladen,’ schrijft Van Eeden aan Samson op 3 mei 1896 vanuit de Dennekamp in Bussum.36
Uit Van Eedens dagboek blijkt zijn twijfel over een goede afloop en de angst voor Kloos’ terugval. Op 9 mei schrijft hij: ‘[…] Sinds gister is Kloos hier. Ik ben er zeer bezwaard onder geweest, maar nu gaat het weer. Hij zelf is zeer goed en geschikt, luistert naar allen raad, en behalve een zwakheid van zijn geheugen is zijn geest en zijn gedrag normaal. Maar ik was er onrustig over, bezwaard en sliep slecht. God geve mij sterkte. Het is maar net wat ik houden kan. Het doet hem merkbaar goed.’37
Samsons aanvankelijke bezwaar tegen Kloos’ genezenverklaring blijkt ongegrond. ‘[…] De patiënt is in de weinige dagen dat hij hier is [het is 14 mei] verbazend bijgekomen. Behalve de zwakte van zijn geheugen is er weinig abnormaals meer aan hem te merken, en hij is als huisgenoot even redelijk en aangenaam als in zijn beste dagen[…].’38 Van Eeden klinkt opgewekt. Hij is duidelijk opgelucht, want het verblijf op de Dennekamp heeft op Kloos wonderwel een heilzame uitwerking.
Slechts af en toe vervalt hij in zijn oude fout. Op 30 juni 1896 noteert Van Eeden: ‘Kloos heeft gister gedronken. Ik merkte het dadelijk en hij verraadde zich naïef weg. Toen is hij heel deemoedig geworden, en ik heb nu nog meer prestige. Maar het is ook griezelig.’39 Hij wordt nog eens een keer met drank betrapt, maar dat is dan al een jaar later.40
Tot slot
Op den duur knapt Kloos werkelijk op. Hij neemt zijn intrek in een pension nabij Van Eeden. In de maanden die volgen blijkt dat Willem Kloos inziet dat hij het rustiger aan moet doen. De jaren gaan tellen: hij loopt tegen de veertig. Kloos overwint de alcohol, treedt in het huwelijk met Jeanne Reyneke van Stuwe, verlaat Amsterdam en vestigt zich in Den Haag, aan de Regentesselaan. Daar redigeert hij tot aan zijn dood op 31 maart 1938 De Nieuwe Gids. Zijn weduwe speelt zijn tijdschrift in handen van de fascist Alfred A. Haigton. Lang duurt dat niet. Uiteindelijk sterft het blad in de oorlogsjaren een roemloze dood als orgaan voor antisemieten en fascisten.
Van hen die Kloos in de jaren ’90 met zorg en aandacht omringen, overleeft alleen de beeldhouwster Saar de Swart hem: op hoge leeftijd overlijdt zij in 1951 op
Capri. Van Eeden sterft in 1932, Witsen al in 1923. Zijn weldoener Samson heeft hij heel wat jaren overleefd. Op 24 juni 1921 overlijdt Henry Gilius Samson, op vijfenzestigjarige leeftijd. ‘[…] Een in schilderskringen populaire figuur, arts H.G. Samson, is den 24sten dezer hier overleden.’ De krant roemt zijn ‘offervaardigheid’: hij steunde immers, door aankopen van hun werk, vele jonge schilders.41
De belangrijke rol die hij speelde in een dramatische episode uit het leven van Willem Kloos, de charismatische leider van Tachtig, wordt niet genoemd. De dichter aan de Regentesselaan was een alom gerespecteerd burger geworden.
- +
- Frans Oerlemans, neerlandicus, en Peter Janzen, historicus, schreven eerder in De Parelduiker over de vrienden van Jacques Perk.
- 1
- Gemeentearchief Amsterdam: niet geïnventariseerd archief van het Wilhelmina Gasthuis; statussen van mannelijke patiënten + kopieboek 45.
- 2
- Kees Joosse, ‘Willem Kloos, een lastige patiënt’, in: Bzzlletin 129 De Tachtigers, 14de jrg. okt. 1985, p. 40-52, en Charles Vergeer, Willem Witsen en zijn vriendenkring. De Amsterdamse Bohème van de jaren negentig, Amsterdam/Brussel 1985, p. 148 e.v. Ook bij G.H. ‘s-Gravesande, De Geschiedenis van De Nieuwe Gids, Brieven en Documenten, Arnhem 1955, p. 497 e.v., en Jan Fontijn, Tweespalt, het leven van Frederik van Eeden tot 1901, Amsterdam 1990, p. 384-386.
- 3
- In 1891 legde de jonge prinses Wilhelmina de eerste steen voor het nieuw te bouwen Wilhelmina Gasthuis, dat kwam te staan naast het bestaande Pesthuis of Buitengasthuis. Het terrein bevindt zich aan de Eerste Helmersstraat te Amsterdam.
- 4
- Zie noot 1.
- 5
- Samson-archief, Universiteitsbibliotheek Amsterdam, sign. Sam 47b. Ook afgedrukt bij: Hubert Michaël, Willem Kloos, zijn jeugd zijn leven, Den Haag 1965, p. 351.
- 6
- Algemeen Handelsblad, 6 februari 1880.
- 7
- G.H. ‘s-Gravesande, p. 187; ook bij K. Joosse, p. 40.
- 8
- Samson-archief, uba, sign. Sam 47b.
- 9
- Samson-archief, uba, sign. Sam gu 11.
- 10
- G.H. ‘s-Gravesande, p. 278.
- 11
- F. van der Goes, Litteraire Herinneringen uit den Nieuwe Gids-Tijd, Santpoort 1921, p. 122.
- 12
- K. Joosse, p. 44; Ch. Vergeer, p. 168.
- 13
- Samson-archief, uba, sign. Sam 47c.
- 14
- Idem, Sam 47d.
- 15
- Idem, Sam gu11.
- 16
- Idem, Sam 47c.
- 17
- K. Joosse, p. 45; Ch. Vergeer, p. 168.
- 18
- Samson-archief, uba, sign. Sam 47d.
- 19
- Idem, Sam 47c.
- 20
- Ising aan Witsen op 8 oktober 1895, in: Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, Witsen-archief, sign. 75 C51 iii.
- 21
- Samson-archief, uba, sign. Sam 47d; ook Ch. Vergeer, p. 170-171.
- 22
- G.H. ‘s-Gravesande, p. 510.
- 23
- Zie noot 20.
- 24
- Samson-archief, uba, sign. Sam 80c.
- 25
- Idem, Sam 47d.
- 26
- Idem, Sam 80c.
- 27
- Zie noot 1.
- 28
- Samson-archief, uba, sign. Sam 54, Van Looy aan Samson, 22 oktober 1895: ‘Ik vernam den slechte toestand van Kloos veroorzaakt door het opnieuw geld geven van Versluys; het is ellendig. Ziet u maar gedaan te krijgen dat hij zich onder behandeling gaat stellen. Ik voorzie anders een al te droevig einde. Ik zou hem noodzaken.’
- 29
- Zie noot 1.
- 30
- Volgens de Voorwaarden tot de opneming en verpleging van lijders in het geneeskundig gesticht voor krankzinnigen te Utrecht, artikel 5. Deze gedrukte Voorwaarden bevinden zich in het Samson-archief, uba, sign. Sam 47.
- 31
- Samson-archief, uba, sign. Sam 47.
- 32
- Van Eeden-archief, Universiteitsbibliotheek Amsterdam, sign. xxiv C 73.
- 33
- Witsen-archief, Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, sign. 75 C 51 V1.
- 34
- Samson-archief, uba, sign. Sam 25.
- 35
- Idem, sign. Sam 47.
- 36
- Idem, sign. Sam 25.
- 37
- Frederik van Eeden, Dagboek 1878-1923, Culemborg 1971, p. 374.
- 38
- Samson-archief, uba, sign. Sam 25.
- 39
- Frederik van Eeden, p. 379.
- 40
- Idem, p. 423.
- 41
- Algemeen Handelsblad, 27 juni 1921.