E.W.A. Henssen
Gossaerts boeltje
De Parelduiker van maart 1997 bevatte een bijdrage van Anthony P. Dekker over de betrekkingen tussen Annie Salomons en Carel Gerretson, de latere dichter Geerten Gossaert. In zijn rubriek ‘Contrapunt’ in De Groene Amsterdammer van 28 mei jl. schonk Martin van Amerongen aandacht aan Dekkers artikel. De voormalig hoofdredacteur van De Groene kwam daarbij met een verhaal uit de oude doos. Hij blijkt nog altijd overtuigd van de echtheid van de in 1983 onder Geerten Gossaerts naam verschenen Priapaeën.
Het colofon van min exemplaar van deze uitgave luidt al volgt: ‘Van de erotische gedichten die F.C. Gerretson (1884-1958) in zijn studententijd heeft geschreven, zijn er slechts acht getraceerd. Deze poëzie werd in het najaar van 1983 met de handgezet en gedrukt op de Thalassa Pers te Groenendaal in een oplage van 100 genummerde exemplaren. Dit is no. 69.’
Wie ook maar iets van Geerten Gossaert wist, kreeg argwaan. Was hier misschien sprake van een hoax? Had Gossaert in zijn bundel Experimenten imemers niet het gedicht ‘Thalatta!’ gepubliceerd, waarvan iedereen die Xenophons Anabasis in het origineel heeft gelezen de titel begrijpt?1 En is in Gossaerts gedicht ‘Madeleine la Posticheuse’ in de zesde strofe niet sprake van ‘’t stille estaminet van Groenendael’?
De pers rook evenwel geen onraad. In nrc Handelsblad schreef Martin van Amerongen jubelend over de aan het licht gekomen Priapaeën. Op 8 juni 1984 besprak J.A. Dautzenberg in de Volkskrant onder de kop ‘Het verborgen onderlijf van de officiële dichtkunst’ twee boeken: het door de Bosbespers uitgegeven Priaap ontknoopt en P. Kaernyls bij Agathon uitgekomen Geschiedenis van de erotische literatuur. Gossaerts erotische poëzie kwam bij Dautzenberg nebenbei ter sprake: ‘Een verantwoording en de naam van de samenstellers ontbreken. Allicht. De nalatenschap van Gossaert berust bij de Shell (hij schreef immers ooit een Geschiedenis der “Koninklijke”) en die schijnt niemand toestemming te geven er in te neuzen2, zeker niet om er die vieze versjes uit te halen. Het is een intrigerende vraag hoe zo’n bundeltje tot stand komt. Lekken bij de Shell? Een oude vriend van Gerretson die kopieën bezat en geld nodig had? Of die fameuze Belg over wie je weleens hoort en die alle Nederlandse erotica in bezit schijnt te hebben? Maar hoe is die er dan aangekomen? Vragen die wel nooit beantwoord zullen worden.’
Zij werden toch beantwoord. In 1996 bezorgde Stichting De Roos te Utrecht onder de naam ‘Geerten Gossaert’ een nieuwe editie van de Priapaeën, ingeleid en geannoteerd door Hans van Straten. De uitgave is voorzien van vijf etsen van de hand van
Toussaint Essers. Het oorspronkelijke voornemen van De Roos Jan Wolkers de etsen te laten vervaardigen, was niet gerealiseerd.3 De oplage van deze editie bedroeg 175 exemplaren.
Van Straten vertelt in zijn inleiding hoe twee jonge neerlandici, nadat diverse geïnteresseerden vergeefs naar Gossaerts priapaeën hadden gezocht en slechts een van hen het in verre van voltooide staat verkerende vers ‘Aan mijn boeltje’ in het Algemeen Rijksarchief had gevonden, begin jar en tachtig de hoofden bij elkaar staken. ‘Zij fabriceerden zeven priapaeën in Gossaerts stijl, voegden het tot twee strofen ingekorte vers “Aan mijn boeltje” uit de dissertatie van De Gier erbij – iets gewijzigd – en maakten er een keurig boekje van, dat onder de naam Priapaeën via het zwarte circuit aan de man werd gebracht.’ Die illegale uitgave was snel uitverkocht.
Merkwaardigerwijs voelde niemand, aldus Van Straten, indertijd nattigheid. Ook, naar eigen zeggen, Van Straten zelf niet: ‘Ik ben er zelf ook volledig ingetuind.’ Van Straten kreeg pas argwaan door de slotregel van de priaap ‘Meretricula’4: ‘En zet uw tempel open in den valen nacht’, die toch wel verdacht veel deed denken aan de slotregel van Marsmans ‘Invocatio’: ‘En vouw uw venster open in den nacht’. En had Marsman zelf niet meegedeeld dat deze regel hem was ingegeven door Karel van de Woestijnes: ‘Weêr staat mijn venster open op de nacht’?
Eén ding onthoudt Van Straten de lezers: de namen der mystificatoren. Het zijn Rody Chamuleau en Arjaan van Nimwegen.
Over de door Van Straten eerder in zijn inleiding genoemde Memorabilia Hopnopsiana valt ten slotte nog iets meer te zeggen. In het vraaggesprek dat G.H.’s-Gravesande in 1928 met hem voerde, zei Gerretson dat hij nog gaarne een gekuisde versie van zijn Memorabilia Hopnopsiana zou bezorgen. Van Straten vermoedt dat Gerretson mogelijk ooit van plan is geweest een boek met deze titel, ‘behelsende de (erotische?) avonturen van een zekere Hopnops, te schrijven’. Begin jaren dertig had hij daarvoor zelfs een contract gesloten met de Nederlandsche Keurboekerij, waarin Gerretson zich verplichtte de kopij van een roman onder deze naam vóór een bepaalde datum in te leveren, aldus Van Straten. Hopnopsiana hoeft niet aan de naam Hopnops te zijn ontleend. Johan Polak, die ook in deze Memorabilia geïnteresseerd was, schreef mij eens dat Gerretson gedacht kan hebben aan het Engelse werkwoord to hobnob, dat men kan vertalen met ‘samen iets drinken’, ‘vertrouwelijke omgang hebben met’, ‘versieren’. Gelet op het feit dat Gerretsons in 1927 in Opwaartsche wegen gepubliceerde biografie vermeldt dat de Memorabilia Hopnopsiana in 1907 ‘buiten den handel’ verschenen zijn maar niemand ze ooit onder ogen heeft gehad, moet hier sprake zijn van een Gerretsoniaanse mystificatie. De in februari 1884 in Kralingen geboren Gerretson had nog niet genoeg meegemaakt om belangwekkende gedenkschriften te kunnen publiceren. Of had zijn reis van 1907 door Mexico en het zuiden en westen van de Verenigde Staten al stof genoeg te bieden?
- 1
- Gerretsons gedicht ‘Thalatta!’ eindigde met de regel ‘Onbewogen, / Onder de koperrode maan, / Aanschouwden onze ontroerde oogen, / Onmetelijk den Oceaan/.’ In zijn Anabasis beschrijft Xenophon de expeditie van Cyrus de Jongere met ongeveer 10.000 Griekse huurlingen en een Perzisch leger tegen diens broer Artaxerxes, de Perzische koning (401-399 v. Chr.). Na de dood van Cyrus bereikten de Grieken veilig de Zwarte Zee. Verheugd zouden zij de beroemde woorden ‘Thalassa, Thalassa’ (‘De zee, de zee’) hebben geroepen. Waren Gerretson deze woorden te binnen geschoten, toen hij in 1907 tijdens zijn reis door Mexico en de Verenigde Staten mogelijkerwijs eens te paard naar zee afdaalde?
- 2
- Tot 1986 berustte Gerretsons archief bij de ‘Koninklijke’, die het toen overdroeg aan het Algemeen Rijksarchief. Op enkele dossiers na, die in 2008 zullen vrijkomen, is het sindsdien voor wetenschappelijk onderzoek toegankelijk.
- 3
- Mededeling van Wim Schouten.
- 4
- Latin voor ‘hoertje’.