Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Entrop

brief van Paul van Ostaijen


18 januari 1921


+
Marco Entrop (1956) publiceerde over Theo van Doesburg o.a. in De Parelduiker 1 (1996).
1
Borgers, G., Paul van Ostaijen. Een documentatie. [Met een nawoord van Geert Buelens en Erik Spinoy], Amsterdam 1996.
2
Boyens, J., De genesis van Bezette stad. Brieven van Oscar Jespers aan Paul van Ostaijen 1920-1921 over het ontstaan van Bezette stad en de Antwerpse groepering van het Sienjaal, Antwerpen 1995.
3
Aanvankelijk zou Boyens deze uitgave verzorgen in samenwerking met Borgers, maar door het overlijden van Borgers in 1987 liep zij blijkbaar vertraging op.
Zie: J. Boyens, ‘“Sienjaal”. De geschiedenis van een nooit verschenen tijdschrift aan de hand van de onuitgegeven brieven van Oscar Jespers aan Paul van Ostaijen’, in: Dietsche Warande & Belfort, jg. 123 (1978), nr. 4, pp. 279-285; ‘Paul van Ostaijen en Theo van Doesburg, twee verwante theoretici die niet nader tot elkaar wensten te komen’, in: De Gids, jg. 142 (1979), nr. 3, pp. 193-201 en nr. 4, pp. 258-268; Oscar Jespers. Zijn beeldhouwwerk met een overzicht van de tekeningen. Met een volledig geïllustreerde kritische en gedocumenteerde catalogus van de beeldhouwwerken, Antwerpen 1982.
4
De tekst van het prospectus is opgenomen in P. van Ostaijen, Verzameld werk iv. Proza ii. Besprekingen en beschouwingen, derde, ongewijzigde druk, Amsterdam 1979, pp. 127-128. Zie ook: Borgers, op. cit. (noot 1), pp. 406-407 en Boyens (1982), op. cit. (noot 3), bijlage bij p. 50.
5
Voor meer details, zie: Boyens (1979) op. cit. (noot 3), p. 266.
6
De brief is onderdeel van de nalatenschap van Theo van Doesburg (Schenking Van Moorsel), Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, ‘s-Gravenhage (inv. nr. 314). In het origineel heeft Van Doesburg enkele passages onderstreept, zoals hij ook eigenhandig zijn dichtersnaam I.K. Bonset toevoegde aan het rijtje Stijl-kunstenaars. Deze aantekeningen zijn vanzelfsprekend niet in de transcriptie opgenomen.
7
Zo was het in de brief genoemde Du ‘cubisme’ et des moyens de le comprendre, van Albert Gleizes en Jean Metzinger (Parijs 1912), een essay dat Van Ostaijen in zijn kritische en theoretische beschouwingen over kunst vaak aanhaalde en zijn schildersvrienden ter lezing aanbeval.