Over dit hoofdstuk/artikel

Paul Snijders

over Louis Couperus

over J.H. Ram


+
Paul Snijders (1954) studeerde boekverzorging en grafiek, en is werkzaam als antiquaar. Hij is actief lid van het Genootschap voor Tegennatuurlijke Letteren.
1
Dit artikel is een bewerking van mijn boekje Jhr. J.H. Ram. Indirect licht op Louis Couperus. Deventer 1983.
2
Marcellus Emants, Aantekeningen. Bezorgd door Nop Maas. Den Haag 1985, p. 143-144.
3
Henri van Booven, Leven en werken van Louis Couperus. Velsen 1933, p. 117. Van Booven is voor de tekening van Rams karakter een van de belangrijkste bronnen. Het is niet onmogelijk dat hij Ram gekend heeft (zie noot 25). In elk geval is hij de enige Couperusbiograaf die de brieven aan Ram heeft gezien, voordat ze (waarschijnlijk) door de weduwe Elisabeth Couperus-Baud zijn vernietigd. Al heeft hij er maar een fractie van geciteerd, toch schreef hij vanuit zijn kennis van die persoonlijke correspondentie.
4
Jeannette E. Koch, De koningsromans van Louis Couperus. Napels 1989, p. 306.
5
Couperus aan Netscher, 8 juli 1890. In H.W. van Tricht, ‘Louis Couperus als briefschrijver’, in Maatstaf 11 (1963) 3/4, p. 159.
6
Het Vaderland, 16 juli 1890.
7
Koch, p. 305-308.
8
Zie hierover Gert Hekma, Honderd jaar homoseksuelen. Amsterdam 1992.
9
Frédéric Bastet: Louis Couperus. Een biografie. Amsterdam 1987, p. 139.
10
Van Booven, p. 117.
11
Van Booven, p. 88, 117.
12
Couperus aan Netscher, 8 juli 1890.
13
Van Booven, p. 117. Couperus heeft Ram duidelijk bij zijn boek gehouden, zie M. Klein: ‘JR in Extaze’, in Iambe nr. 9 (1983). Hierbij is een stukje handschrift van Extaze afgebeeld, waarin Couperus na doorhalen van diverse varianten van J.H., J.R. en J.L. (en andere namen en voorletters) uiteindelijk kiest voor T.H. Quaerts. Vgl. H.W. van Tricht, Louis Couperus, een verkenning. Den Haag 1965, p. 83.
14
Louis Couperus, Extaze. Amsterdam 1892, p. 167.
15
Extaze, p. 31, 76, 97.
16
Aantekeningen, p. 144-157. Argwaan verscheen in Elsevier’s Geillustreerd Maandschrift 1892, nr. 1 en 2, met 20 illustraties van Joan Berg. Onder andere herdrukt in de bundel Afgestorven (1916).
17
Bataviaasch Nieuwsblad, 18, 21 en 22 oktober 1892.
18
Van ziekte was dus geen sprake, anders dan ik in 1983 dacht.
19
Van Booven, p. 117.
20
F.L. Bastet, Een zuil in de mist. Amsterdam 1980,. 79.
21
Koch,. 339-346.
22
Louis Couperus, Metamorfoze. Amsterdam 1897, p. 322-323.
23
Haarlem, F. Bohn, 1897. De tweede druk, Maria Magdalena’s loutere liefde (Amsterdam 192 5), heeft een opdracht van ruim een pagina aan Elisabeth Couperus-Baud, en is sterk gewijzigd.
24
Maurits Wagenvoort, De vrijheidzoeker. Amsterdam 1930, p. 238. Het brieffragment heeft hier een foutieve datering, 16 oktober 1897. Van Boovens 16 december 1897 overtuigt meer.
25
TH[omson]:‘Jhr. J.H. Ram †’, in Buiten 18 oktober 1913. Dat juist in dit blad Ram zo uitvoerig herdacht wordt is opmerkelijk. Buiten werd opgericht in 1907; Henri van Booven was er de eerste redacteur van, tot 1910.
26
Details over het verblijf in Zuid-Afrika in de collectie-Asselbergs, Algemeen Rijksarchief, Den Haag.
27
W.H. de Beaufort, Dagboeken en aantekeningen. Den Haag, 1993, p. 90-97. De Bepaufort was minister van Buitenlandse Zaken.
28
Waarde heer Veen. Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgever. Bezorgd door F.L. Bastet. Den Haag 1977, p. 230, 232.
29
Snijders, p. 8. Bastet 1987, p. 275.
30
W.N. Bakker: ‘Jhr J.H. Ram †, in Avia, 10 oktober 1913.
31
Collectie-Asselbergs.
32
Zie Jeannette Koch, Met Couperus in Rome. Werkendam 1993.
33
Bakker 1913.
34
Jhr.dr. J.A. Schorer aan Jaap van Leeuwen, ongedateerd (wrs. 1934). In Homodok, Amsterdam.
35
Bakker 1913.
36
De Amsterdammer, 9 juni 1917.
37
De krantenartikelen van Jan Fabius zijn opgenomen in zijn boek Met Bulgaren en Montenegrijnen. Utrecht 1913.
38
J.H. Ram, ‘Brieven van het oorlogsterrein xii’, in NRC, 24 november 1912.
39
Jhr. Schorer aan Jaap van Leeuwen, 3 maart 1932. Zie ook 23 april 1934 en ongedateerd (wrs. 1934).