Wieneke ’t Hoen+
‘Prachtige verzen, maar hoe uit te geven?’
Over Verzen van vroeger van Willem Elsschot
Dat er pas begin jaren dertig enkele verzen van Willem Elsschot werden gepubliceerd, in Forum, is opvallend; de gedichten waren immers al zo’n vijfentwintig jaar daarvoor geschreven. De totstandkoming van de bundel Verzen van vroeger (1934), zo blijkt nu uit ongepubliceerde brieven van Elsschots vrienden, is echter nog veel opmerkelijker. Voor Elsschot hoefde zo’n bundel namelijk niet: tien verzen in een boekje vond hij wel erg weinig. Maar Greshoff en consorten dachten daar anders over, en geheel buiten Elsschot om bereidden zij een uitgave voor bij Joh. Enschedé. Het was al bekend dat Elsschots vrienden grote invloed hadden op zijn werk, maar niet dat hun bemoeienissen zó ver gingen. Uit de correspondentie van Jan Greshoff, Ary Delen, Jan van Krimpen en Jan van Nijlen blijkt hoeveel moeite zij hebben gedaan om de inmiddels zo beroemde verzen van Elsschot te laten verschijnen.
De gedichten kennen een lange geschiedenis. Elsschot – toen nog bekend onder zijn eigen naam, Alfons de Ridder – schreef ze tussen 1907 en 1910 en nam ze netjes over in een schrift, dat hij opdroeg aan René Leclercq, zijn goede vriend en getuige bij zijn huwelijk.1 Pogingen om de gedichten geplaatst te krijgen liepen op niets uit. Elsschot beloofde enkele verzen aan Pol de Mont, letterkundige en tevens zijn leraar Nederlands op het Atheneum, voor publicatie in de Vlaamsche Gids, maar om onbekende redenen is het er niet van gekomen.2 Na nog enkele vruchteloze pogingen bleven de gedichten in de la liggen.
Elsschots oude schoolvriend Ary Delen was in het bezit van een afschrift, dat hij in de jaren dertig ter lezing gaf aan Jan van Nijlen en Jan Greshoff. Elsschot had toen al Villa des Roses, De verlossing, Een ontgoocheling en Lijmen op zijn naam staan, maar had lange tijd niets meer gepubliceerd. Wel had hij in Lijmen (1923) een van zijn moedergedichten gebruikt als zijnde een van Laarmans’ oude gedichten.3
Delen, Van Nijlen en Greshoff waren opgetogen over de gedichten en hoopten ze in Forum te kunnen plaatsen. Elsschot zelf twijfelde aan de kwaliteit van de verzen die hij meer dan twintig jaar geleden schreef en vroeg Van Nijlen om een afschrift, want hijzelf bezat de gedichten niet meer (zei hij). Ary Delen sprak met Elsschot af dat zeven gedichten in Forum zouden komen: Geen drank noch lekker eten, ‘De baggerman’, ‘Tot den arme’, ‘De bedelaar’, ‘Bij het doodsbed van een kind’ en twee moedergedichten: Als vader slaapt gelijk een rustig beest en Mijn moederken, ik kan het niet verkroppen.4 Toch moest Elsschot nog worden overgehaald. Delen: ‘Ik zal nu voorzichtig probeeren hem te overtuigen dat hij het moet laten verschijnen.’5
Uiteindelijk stemde Elsschot toe en zes gedichten verschenen onder de titel ‘Verzen van vroeger’ in het novembernummer 1932 van Forum. Het gedicht Geen drank noch lekker eten was afgevallen en zou, helaas, tijdens Elsschots leven ongepubliceerd blijven.6 Het cahier uit 1910 waar Elsschot zijn gedichten in had geschreven opende met dit gedicht en het vormt samen met de opdracht die Elsschot op het eerste blad schreef, ‘Aan mijnen vriend René Leclercq draag ik deze gedichten op als een blijk van erkentelijkheid en diepe vereering’, een ode aan hun vriendschap.
En Elsschot bleek nog meer verzen in huis te hebben, hetgeen Delen zeer enthousiast maakte: ‘Elsschot heeft me ook stellig beloofd mij zijn andere nog ongepubliceerde gedichten over te maken. Misschien brengt hij ze Zaterdag wel mee! Ik heb heel veel hoop – ben bijna zeker – dat Forum ze krijgen zal.’7 Na het lezen van de gedichten bond Greshoff ze direct aan Everard Bouws aan, de secretaris van Forum: ‘Ik heb weer eenige prima dichtwerkjes van Elsschot in handen. 2 ervan zijn m.i. nog véél beter dan de vorige.’8 Ook redacteur Menno ter Braak was tevreden en schreef aan Du Perron: ‘Van Greshoff eenige verzen van Elsschot gekregen, die ook weer heel goed zijn (je hebt ze al gelezen, schrijft hij). Vooral Het huwelijk vind ik bijzonder sterk van toon. Trouwens, die bult is ook best.’9
In het januarinummer 1933 verschenen ‘Tot den arme’, ‘De bult spreekt’, ‘De klacht van den oude’ en het befaamde ‘Het huwelijk’.
Het tiental gedichten liet een enorme indruk achter. Terugkijkend merkte Simon Vestdijk op dat ze ‘voor de toenmalige redacteuren een verrassing [waren], die hun streven óók voor de poëzie historische ruggegraat schonk, het abstracte probleem plotseling verlevendigen tot een concreet geval, dat toch met het “abstracte” nog voldoende voeling blijft houden door de algemeengeldigheid, waartoe een wachtperiode van meer dan twintig jaar het recht geeft’.10
In oktober 1933 vroeg de Antwerpse uitgeverij De Sikkel of Elsschot belangstelling had voor bundeling van de ‘Verzen van vroeger’, maar de dichter vond dat hij onmogelijk van die tien gedichten een bundel kon samenstellen. Misschien was hij ook bang dat als hij zijn gedichten in België zou uitgeven, hun hetzelfde lot te wachten zou staan als Lijmen. Dat boek was door L.J. Janssens in Antwerpen uitgegeven en bleef door een geringe verspreiding in Nederland vrijwel onopgemerkt.11
Maar Jan Greshoff zag wel mogelijkheden en wel bij de prestigieuze uitgeverij Joh. Enschedé en Zonen in Haarlem. Hij vroeg Jan van Krimpen, typograaf bij Enschedé, direct na de publicatie in Forum of hij geen interesse had. Van Krimpen kon niet direct ja zeggen, omdat hij de verzen niet kende, maar hij hield zich aanbevolen zolang er ‘geen dingen instaan die voor Holland een werkelijk bezwaar zouden zijn. – Versta mij niet verkeerd: er is hier in huis niemand die zich aan wat dan ook stooten zou maar een zaak als deze kan niet alles doen dat elke andere wel zou
kunnen.’12 In juli 1933 had Van Krimpen de verzen nog steeds niet in zijn bezit en omdat hij niet wist of Greshoff thuis in Brussel danwel in het buitenland verbleef, schreef hij Jan van Nijlen of hij er iets van wist. Van Nijlen stuurde hem afschriften en overwoog een andere titel: ‘In “Forum” heetten de gedichten “Verzen van vroeger”. Voor een uitgave lijkt me dat een beetje vreemd. Ik zal er eens met Jan Gr. over praten; ik denk wel dat hij vandaag of morgen terug te Brussel is.’13 Als commentaar schreef Van Krimpen onder deze brief: ‘Prachtige verzen, maar hoe uit te geven?’ Hij hoopte de bundel voor het einde van het jaar te kunnen laten zetten en misschien zelfs ook te laten drukken. Over de titel was nog geen beslissing genomen en in de tekst stond naar zijn idee een vrij groot aantal ‘klaarblijkelijke, en klaarblijkelijk niet bedoelde, fouten’. Die wilde hij wel verbeteren als hij er dan achteraf maar geen gezeur over kreeg.14
Uiteindelijk bleef de titel ‘Verzen van vroeger’ gehandhaafd en Van Nijlen zegde toe de eventuele fouten samen met Greshoff in overleg met Elsschot te verbeteren. Tenminste, als Elsschot met de publicatie zou instemmen: ‘Maar wacht nog even om den bundel te laten zetten. Jan Gr. vertelde me vrijdag dat hij aan Elsschot had geschreven om zijn toestemming tot het publiceeren te bekomen. Dit zal natuurlijk wel in orde komen.’15
Alles werd dus al geregeld en besproken voordat Elsschot ook maar iets wist van de uitgave in boekvorm. In de tijd dat verregaande besprekingen bij Enschedé gaande waren, wees hij zelf het aanbod van De Sikkel af.16 Maar aan Greshoff gaf hij wel min fiat.
Begin 1934 werd de bundel Verzen van vroeger gezet uit de door Van Krimpen ontworpen letter Romanée. Bij nader inzien bleek het aantal ‘fouten’ Van Krimpen wel mee te vallen. In ‘Moeder’ (Mijn moederken) werd ‘een voet te veel’7 vervangen door een kortere variant: ‘de schemering’ werd ‘den mist’ in de regel ‘Gij kunt de schemering niet uit uw hersens jagen’. En in ‘De bedelaar’ werd ‘Toch kan ‘k mijzelf niet lang en mager rekken’ veranderd in ‘Toch kan ‘k mijzelf niet tot een brandhout rekken’.
Op 10 januari stuurde Van Krimpen de proeven aan Van Nijlen, Greshoff en Elsschot. Na correctie stuurde Elsschot ze terug aan Greshoff, omdat eerdere correspondentie met de uitgeverij al via hem was gelopen. Elsschots vertrouwen in Greshoff was groot, ook wat betreft de drukproeven en het honorarium, dat afhankelijk was van de grootte van de oplage: ‘Mocht je nog iets vinden, ga je gang.
Je eigen gedichten zijn voor mij de beste garantie voor een oordeelkundige manipulatie. Als Enschedé maar niet vergeet in “Het Huwelijk” die “grootste” zonde te veranderen in “grootsche”. Grootste zou idioot zijn.18
Wat de oplage betreft, arrange cela au mieux. Mij kan het weinig schelen. Maar vijf gulden vind ik verschrikkelijk duur. Dat is 75 frank. En daar er slechts 10 gedichten in staan, komt ieder gedicht op fr.7,50 te staan. Par les temps qui courrent… Tegen f 1,50 kost ieder gedicht nog fr.2,20 en dat is meer dan genoeg. Maar hij raakt die 500 ex. natuurlijk nooit kwijt.’19
De oplage werd uiteindelijk vierhonderd exemplaren plus twaalf op Japans papier.20 Ingenaaid kostte het f 1,50, gebonden f 2,40 en een luxe exemplaar f 7,50.21 Begin maart 1934 ontving Elsschot ‘vier keurige boekjes’,22 de ingenaaide exemplaren. Later kreeg hij nog een paar gebonden exemplaren en één op Japans papier, dat hij aan Greshoff cadeau deed. En ook Jan van Krimpen gaf Greshoff een luxe uitgave als dank voor zijn bemiddeling.23
Niet alleen Elsschot vond het maar een dun boekje, maar J.C. Bloem eveneens: ‘Dit zeer dunne boekje stelt te leur, maar in een opzicht waarin haast nooit een dichtbundel te leur stelt, n.l. dat er te weinig in staat.’24
Toen in 1942 een geïnteresseerde lezer Elsschot vroeg waar hij de Verzen van vroeger kon kopen, antwoordde die: ‘Al is het een zeer smaakvol uitgegeven boekje, toch vind ik het duur, omdat het slechts een tiental gedichten bevat. U zoudt die gemakkelijk in de Stadsbibliotheek kunnen overschrijven.’25
- +
- Wieneke ’t Hoen (1967) is werkzaam bij het Constantijn Huygens Instituut. Zij werkt aan een kritische leeseditie van Elsschots Volledig Werk.
- 1
- Elsschot droeg De verlossing in Groot Nederland (1916) aan hem op.
- 2
- De Mont aan A. de Ridder, december 1913. Brieven. Amsterdam, 1993. Ed. V. van de Reijt, L. Paris, p. 46.
- 3
- Het gedicht ‘Aan mijn moeder’ (Ik heb gedroomd, o moeder) werd pas in het Verzameld Werk uit 1957 voor het eerst opgenomen. Jan C. Villerius merkte hierover op: ‘Velen zullen hebben vermoed dat dit jeugdvers van Laarmans een jeugdvers van Elsschot was, een vermoeden dat werd versterkt toen bleek dat Elsschot zich et niet tegen verzette, wanneer men hem vereenzelvigde met de in bijna al zijn novellen optredende Laarmansfiguur. […] Het Verzameld Werk heeft echter het vermoeden bewaarheid: op p.727 staat het gedicht nu afgedrukt onder de titel “Aan mijn moeder”; zodat de verzameluitgave tweemaal eenzelfde gedicht behelst, overigens met kleine onderlinge verschillen.’ Jan C. Villerius. ‘Een kanttekening bij Willem Elsschots Verzameld Werk.’ In: De Nieuwe Taalgids 52.4 (1959), p. 217-222.
- 4
- Delen aan Van Nijlen, 7 september 1932, amvc.
- 5
- Delen aan Greshoff, 17 oktober 1932, nlmd. Jan Greshoff nam ‘De bedelaar’ op in zijn poëtisch stalenboek Kent uw dichters! Honderd gedichten van honderd dichters. Amsterdam [z.j]. Zijn inleiding is gedateerd september 1932, dus nog voor dat het gedicht aan Forum verstuurd werd.
- 6
- Het werd voor het eerst gepubliceerd in Zwijgen kan met verbeterd worden. Amsterdam/Borsbeek, 1979. Ed. A. Kets-Vree.
- 7
- Delen aan Greshoff, 15 november 1932, nlmd.
- 8
- Greshoff aan Forum, 18 november 1932, nlmd.
- 9
- Ter Braak aan Du Perron, 20 november 1932. Briefwisseling. Amsterdam, 1962. deel 1, p. 356.
- 10
- Simon Vestdijk. ‘De wortelstok der Forumpoëzie’. In: Groot Nederland 35.7 (juli 1937), p. 32-39.
- 11
- Greshoff heeft in 1923 geprobeerd Lijmen bij Stols te laten verschijnen, maar dat liep op niets uit. Delen had hiertoe bemiddeld maar kreeg een vat op Elsschot omdat ‘die man […] zoo slordig [is], dat er een bepaald antwoord van hem te krijgen is’. Beste Sander, do it now! Briefwisseling Greshoff/Stols. Den Haag, 1990. Ed. S. van Faassen, S. Chen. Deel 1, p. 498 en 500.
- 12
- Van Krimpen aan Greshoff, ongedateerd, nlmd.
- 13
- Van Nijlen aan Van Krimpen, 30 juli 1933, nlmd.
- 14
- Van Krim en aan Van Nijlen, 21 november 1933, nlmd.
- 15
- Van Nijlen aan Van Krimpen, 28 november 1933, nlmd.
- 16
- De Sikkel aan Elsschot, 9 oktober 1933. Brieven. Amsterdam, 1993. Ed. V. van de Reijt, L. Paris, p. 130.
- 7
- Van Krimpen aan Greshoff, 10 januari 1934, nlmd.
- 18
- Elsschot doelt hier op de regel ‘hij zag de grootsche zonde in duivelsplicht verkeeren’. Bij het zetten van het gedicht voor Forum was de fout grootsche/grootste ook ingeslopen, maar Elsschot had hem in de proeven nog kunnen corrigeren.
- 19
- Elsschot aan Greshoff, 12 januari 1934. Brieven. Amsterdam, 1993. Ed. V. van de Reijt, L. Paris, p. 146.
- 20
- Van Krimpen aan Greshoff, 30 januari 1934, nlmd. Meestal was de oplage van Enschedé-uitgaven zo’n 150 exemplaren.
- 21
- Ter vergelijking: de eerste druk van Kaas (1933) met illustraties kostte f 1,75 en gebonden f 2,50.
- 22
- Elsschot aan Greshoff, 7 maart 1934. Brieven. Amsterdam, 1993. Ed. V. van de Reijt, L. Paris, p. 172.
- 23
- Van Krimpen aan Greshoff, 26 maart 1934, nlmd.
- 24
- In Den Gulden Winckel 34 (januari-februari 1935), p. 6-7.
- 25
- Elsschot aan anonymus, 1 april 1942. Brieven. Amsterdam, 1993. Ed. V. van de Reijt, L. Paris, p. 439.