Sein post
Marco Daane
Het laatste paard
orkney – De Britse eilandengroep Orkney, tussen Schotland en Shetland, is voor liefhebbers van de letteren een uitgelezen jachtgebied. De archipel telt slechts zo’n twintigduizend inwoners, maar heeft het nodige te bieden in literair opzicht.
Een van de befaamde oud-IJslandse saga’s, de Orkneyinga Saga, beschrijft de geschiedenis van Orkney van 900 tot 1200. Het vormde toen het middelpunt van een strategisch belangrijke voorpost van Noorwegen, die zich uitstrekte tot Ierland, de Hebriden en het eiland Man. De Orkneyinga Saga is nog steeds als Penguin verkrijgbaar.
In de twintigste eeuw bracht Orkney drie belangrijke schrijvers voort: Edwin Muir (1887-1959), essayist, Kafka-vertaler en een van Schotlands markantste dichters; Eric Linklater (1889-1974), prozaïst (de enige in het Nederlands vertaalde Orcadian; bijvoorbeeld zijn Juan in Amerika, Van Holkema & Warendorf 1932); en George Mackay Brown (1921-1996), de ‘bard van Orkney’. Diens immense, in Orkney gewortelde oeuvre verwierf internationale faam. Brown werd in 1994 zelf genomineerd voor de Booker Prize. Bij de prijsuitreiking in Londen ontbrak hij. ‘gmb’ reisde niet graag en bleef het liefst in zijn woonplaats Stromness. Daar, op de zijgevel van zijn appartement aan Mayburn Court, hangt tegenwoordig een kleine gedenkplaat.
Op diezelfde bescheiden maar respectvolle wijze onderhouden de eilanders ook hun overige literaire erfgoed. Buiten het gehucht Birsay, in het noordwesten van het hoofdeiland Mainland, prijkt boven de baai een houten huisje. Het staat er wat verloren. Bezoekers van de plaatselijke oudheden parkeren hun auto’s er onbekommerd omheen. In Nederland zou men die praktijk ongetwijfeld legaliseren en het nietige bouwwerk vervangen door een parkeerterrein. Maar hier blijft dit voormalige schrijfhuisje van de dichter en schelpenxexpert Robert Rendall (1898-1967) onverstoorbaar op zijn plaats. Het is zelfs vers geverfd en bewoond.
Dat kan niet worden gezegd van Quholme, een bouwvallige cottage in het noorden van het eiland Shapinsay. De beheerster van Shapinsay’s bezoekerscentrum weet echter te vertellen dat er plannen zijn om het te restaureren. Tegelijkertijd zal haar nering dan misschien The Washington Irving Visitor Centre gaan heten. En dat alles omdat, let wel, de vader van de Amerikaanse schrijver Washington Irving (1783-1859) in Quholme werd geboren. Irving zelf is hier nooit ge-
weest. Hij gebruikte slechts stof uit Orcadiaanse volksverhalen, voor zijn Rip Van Winkle en wellicht voor zijn recent verfilmde Sleepy Hollow. Maar met al die Amerikaanse toeristen tegenwoordig is het idee té verleidelijk. ‘Simply to cash in on it,’ verklaart de beheerster met fijnzinnige ironie, de meest spectaculaire afwijking van de Orcadiaanse ingetogenheid.
Als het ervan komt, wordt dit de derde literaire exhibitie van Orkney. De twee andere werden recent geopend; het zijn de noordelijkste van het Verenigd Koninkrijk. Bij Orphir (Mainland) staat sinds 1999 het Orkneyinga Saga Centre. Een film en enkele informatiepanelen maken er Orkney’s Scandinavische literaire geschiedenis aanschouwelijk. Het kleine centrum staat in the middle of nowhere, aan een landweggetje met slechts wat boerderijen in de nabijheid, en is onbemand. De deur is open en bezoekers kunnen met een drukknop zelf de filminstallatie bedienen. Op diefstal of vandalisme rekent men hier niet.
Vanuit Tingwall in noordoostelijk Mainland gaan veerboten naar de eilanden Rousay, Egilsay en Wyre. Wyre (3,5 bij 1,5 km) telt enkele tientallen inwoners. Op de grootste boerderij van het eiland, The Bu, groeide aan het eind van de negentiende eeuw Edwin Muir op. Muirs familie woonde zes jaar op Wyre, maar was later gedwongen te verhuizen naar Glasgow. Daar viel het gezin ten prooi aan de man met de zeis. Binnen twee jaar stierven Edwins ouders en twee broers; hijzelf overleefde de dramatische overgang van het landelijke Orkney naar de rauwe industriestad ternauwernood. De tragedie dreef hem in een soort onderdrukt trauma, waaruit hij pas later via psychotherapie zou ‘ontwaken’. Daarbij kwamen ook zijn verdrongen jeugdherinneringen opnieuw tot leven. We danken er zijn poëzie aan. Muir schreef toen al proza en kritieken, maar vanaf 1922 ook gedichten. Pas uit zijn autobiografie (The story and the fable, 1940; in 1954 uitgebreid tot An autobiography) werd een volle duidelijk hoezeer zijn teruggevonden jeugd op Wyre de bron van die poëzie vormde. Vaan de bijna driehonderd pagina’s zijn er in An autobiography bijna zestig gewijd aan Wyre. Een bezoek aan Wyre met het boek in de hand verheldert het belang van die periode voor Muir des te meer. Niet alleen besteedde hij veel aandacht aan belangrijke ervaringen uit zijn jeugd, ook zijn omgeving beschreef hij met een intense drang naar herleving van het detail.
Bij de steiger begint het enige weggetje van Wyre, dat al snel uitzicht biedt op The Bu. De oorspronkelijke natuurstenen boerderijwoning is nog steeds het middelpunt van het complex. The Bu ligt op een hoogte. Links daarvan verheft zich een tweede heuvel, in Muirs boek ‘een kleine groene terp die het Kasteel werd genoemd’. Vroeger zou de Viking-boekanier Kolbein Hruga daar een burcht hebben gehad. Het aanzicht is na ruim een eeuw onveranderd: ‘Tussen het huis en de terp lag een vochtig groen weiland waar ’s zomers de wilde katoen wuifde. Dan kwam de droge, geleidelijke helling van het Kasteel…’
Vanaf de weg kun je erheen lopen – dwars door die wilde katoen en andere hoog opgeschoten gewassen heen, want paden kent Orkney nauwelijks. In 1929 werd de terp opengelegd en kwamen inderdaad fundamenten en muren te voorschijn, toebehorend aan Schotlands vroegstgedateerde kasteel. Edwin Muir herinnerde het zich als zijn speelterrein, nu is het een afgerasterd
monument. Het uitzicht is echter nog steeds onbelemmerd. Direct naast Wyre rijzen de donkere heideheuvels van Rousay op. Veel hogger dan 260 meter is Rousay niet, maar dat het voor Muir als kleine jongen een ‘towering black mountain’ was, is volstrekt begrijpelijk. Omkijkend zie je aan de andere kant van het weggetje het schooltje van Wyre, op dezelfde locatie als in Muirs dagen. En: ‘Tussen onze boerderij en de school stond een klein, dakloos kapelletje,’ aldus Muir, ‘ooit de kapel van het Kasteel.’ Of dat laatste waar is, is onzeker – maar ook deze St. Mary’s Chapel staat er nog precies zo.
Je staat hier in Edwin Muirs boek; en het wordt steeds moeilijker je daaruit los te rukken. Helemaal sinds 29 juli 2000, toen deze microkosmos van 250 bij 250 meter een attractie erbij kreeg. Langs de weg, halverwege het kapelletje en de school, staat een onopvallend huisje. Het is er doodstil en niets wijst er op de functie van het gebouwtje. Je zou eraan voorbijlopen, ook als literair geïnteresseerde. Gelukkig vermeldt de onmisbare brochure The islands of Orkney dat dit het Wyre Heritage Centre is, met speciale panelen over Edwin Muir.
Ook hier is de deur open en is er binnen niemand. Op een tafel liggen boekjes en souvenirs; men vertrouwt erop dat de bezoeker de vergoeding in een bakje deponeert. Aan de muren wordt met foto’s een beeld van de geschiedenis van wyre gegeven: onderwijs, transport, landbouw, gemeenschapsleven. De Muir-afdeling beslaat twee panelen. En jeugdfoto van de dichter ontbreekt helaas. Wel is er een oude foto van The Bu. En een nadere oriëntatie leert dat de ware schatten hier wat meer verborgen zijn.
Op tafels langs de muren liggen documentatiemappen. Daaronder is ook een map‘Edwin Muir’. Hij zit vol knipsels uit de jaren vijftig, met necrologieën en herinneringen van Muirs vrienden. Bijvoorbeeld over diens emotionele verlangen naar zijn geboortegrond en de keren dat hij er op bezoek ging, te weinig in zijn eigen ogen. Muir woonde laatstelijk nabij Cambridge, maar Orkney bleef trekken. ‘Ik zou het ten minste nog één keer willen terugzien,’ schreef hij op 15 oktober 1958 weemoedig aan een vriend. Tweeëneenhalve maand later stierf hij.
Het is een bijzondere ervaring dergelijk materiaal te kunnen raadplegen op deze eenzame plek. De uren verglijden er in stilte. Niemand vertoont zich, binnen noch buiten. De enige geluiden zijn die van de overvliegende wulpen, kieviten en leeuweriken.
De documentatiemap ‘Ferry’ onthult nog een foto van een paard aan boord van een kleine vlet. Het blijkt een veelzeggend beeld te zijn. Edwin Muir schreef verschillende gedichten waren in zijn jeugd alom aanwezig op Wyre, als dienaren van de landbouw. De gedichten zijn odes aan dat verleden, aan de verloren tijd van voor de mechanisering van de wereld. Mythe én werkelijkheid van Edwin Muirs jeugd zitten dan ook opgesloten in deze foto, van ‘the last horse leaving Wyre’. En hij herinnert de bezoeker er meteen aan dat straks de laatste veerboot van vandaag vertrekt…