Lieneke Frerichs
Karel van het Reve op bezoek bij Gide
In de oorlogsjaren oefent de jonge Karel van het Reve zich in het schrijverschap door het noteren van ‘memoiren’, herinneringen aan wat hij in zijn jeugdjaren heeft beleefd. Een van de voltooide stukken is getiteld ‘Femke’. Van het Reve – dan 23 jaar – kijkt daarin terug op zijn omgang met de familie Last en zijn vriendschap met dochter Femke Last, die hij had leren kennen in de toneelgroep ‘De Vrolijke Brigade’ van Ida Last. Hij vertelt onder meer hoe hij als 16-jarige jongen een week in Parijs doorbrengt samen met de 13-jarige Femke. De latere schilder Hans van Norden, die toen een 18-jarige student aan de Rijksakademie was en decors voor ‘De Vrolijke Brigade’ maakte, gaat mee als begeleider.
De hierna volgende twee fragmenten uit het manuscript ‘Femke’, geschreven in 1944, zijn afkomstig uit het hoofdstuk ‘Parijs’. Veel van deze vroege stukken zullen worden opgenomen in het Verzameld werk van Karel van het Reve. De voorbereidingen daarvan zijn onlangs begonnen. Er is een Stichting Karel van het Reve opgericht, er is een redactie gevormd met daarin Elma Drayer, Lieneke Frerichs als hoofdredacteur en Nop Maas, er is een uitgever, Van Oorschot, en er is een groep enthousiaste vrijwilligers. De bedoeling is om alle boeken op te nemen plus een ruime keuze uit de gepubliceerde maar niet gebundelde stukken en uit de manuscripten. Dat is veel, en het zal dus nog enige tijd duren voor het eerste deel kan verschijnen.
Karel van het Reve heeft enkele van deze herinneringen aan Gide gepubliceerd in het Hollands Maandblad van 1966 (gebundeld in Ik heb nooit iets gelezen). Daarin schrijft hij de beschuldiging aan Gide over het opstrijken van geld van de Gestapo niet aan Marcel Cachin toe, maar aan Maurice Thorez. En hij laat Gide bovendien (‘Et puis – ça’) het bekende handgebaar maken om aan te geven dat ook zijn homoseksualiteit tegen hem werd uitgespeeld. Ongeveer hetzelfde staat in Hollands Maandblad 1989 (opgenomen in De ondergang van het morgenland).