Henk Meijer
Groeten uit New Haven
Brief aan Koos Zwart1
[24 november 1962]
175 Winchester Ave., New Haven, Conn., U.S.A.
24 november 1962
Beste Koos,
Het wordt hoog tijd dat ik eens iets van mij laat horen. We zijn hier nu twee maanden en wonen in een eigen flatje dat ons warm houdt en groot genoeg is voor ons tweeën en de hond van de buren. Om verschillende redenen hadden we de tweede term naar een andere universiteit willen gaan, maar we hebben nu besloten om hier te blijven. We kennen hier nu een paar mensen, we zitten dicht bij New York en de gedachte aan een nieuwe verhuizing schrikt ons af.
Ik moet bekennen dat ik schrok toen we, na drie dagen New York, New Haven binnen reden. Het idee dat we een jaar of hoe lang dan ook in deze lelijke dooie stad zouden moeten wonen gaf ons geen enkele aanleiding tot vrolijkheid. We werden bij een ‘host family’ ingekwartierd en hun volstrekte gebrek aan nieuwsgierigheid deed ons denken dat we terug in Australië waren. De ‘suburban scene’ droeg daar nog toe bij. Maar we zagen de verschillen natuurlijk al gauw: de auto’s waarvan er bij elk huis twee met hun achterlijven uit de garage puilen zijn hier toch nog wat langer dan in Australië, en bovendien proberen de mensen je hier mee naar de kerk te krijgen, want dit is een fijnverdeeld godvrezend volkje.
Zodra je uit de stad bent wordt het mooi, maar het is niet eenvoudig om de stad uit te komen: de bussen leiden een eigen leven waar moeilijk in te komen is, en wanneer je een short line bus ergens naar toe neemt kun je rekenen op (a) verkeerde, tot groot tijdverlies leidende informaties van bevoegde zijde en (b) een onbeschofte chauffeur die je als psychopaat behandelt, omdat zijn ervaring hem heeft geleerd dat alleen psychopaten per bus reizen. Verder weet deze man wel waar hij heen gaat, maar niet welke straten hij op zijn weg passeert en waar hij eventueel kan stoppen; hij is evenwel bereid om je uit te schelden wanneer je te lang en te veel vraagt.
Er studeert in Yale nog iemand op een acls beurs, een franse dame die ergens verweg woont en een belangstelling heeft voor Jonathan Edwards die ik haar niet benijd.
Ik loop een paar colleges en zit de rest van de dag in de bibliotheek, die ongelooflijk goed is. De colleges van Cleanth Brooks over Faulkner zijn teleurstellend. Hij kent het werk van achter naar voren, maar blijft erg aan de oppervlakte en slooft zich waarschijnlijk niet echt meer uit in de collegezaal. Hij heeft pas een boek over Faulkner geschreven en als antwoord op vragen van studenten leest hij daar hele lappen uit voor in een tempo dat aantekeningen maken onmogelijk maakt. Ik verdacht hem er eerst van dat deze haast opzet was – het boek is tenslotte nog niet gepubliceerd – maar ik geloof nu dat hij gewoon niet weet dat het ook langzamer kan. Ik heb het voorlezen van meer dan een alinea of zo altijd een belediging voor de studenten gevonden, en dat vind ik nu nog.
Daar staat tegenover dat sommige mensen die ik niet kende uitstekend zijn. Ik loop college over 19de -eeuwse amerikaanse literatuur bij Charles Feidelson. Hij heeft een werkelijk voortreffelijk boek geschreven: Symbolism and American Literature, een soort boek waarvoor ik eigenlijk meer respect heb dan voor het werk van Brooks. (Brooks benadert alles op dezelfde, wat onpersoonlijke manier; geen gebied is veilig voor zijn methode, zou je, wat onvriendelijk, kunnen zeggen, maar daar staat tegenover dat hij contact gehouden heeft met moderne literatuur, en dat is iets waarvan niemand de engelse critici een verwijt kan maken.) Dan is er een associate professor Harry Berger jr. (vrijwel iedereen is hier jr.) die zich gespecialiseerd heeft in Spencer. Dat heeft met mij niet veel te maken, maar hij is zo levendig dat ik voor mijn plezier ga luisteren. Heb je van hem gehoord? Hij heeft een boek over Spencer geschreven: The Allegorical Temper. Deze Berger speelt verder klarinet in de jazzband waar ik in ben gaan spelen.
Voor moderne poëzie loop ik Pearson. Dat is een erg aardige man, maar zijn colleges zijn niet meer dan middelmatig. We zijn begonnen met Pound en hebben wat in de Cantos gelezen. Weet je dat er een Index op de Cantos bestaat? Tot mijn genoegen zag ik dat mijn geboorteplaats Zwolle in een van de latere Cantos staat vermeld – hoe kan het ook anders – temidden van een aantal nederlandse steden en provincies die bijna allemaal fout gespeld zijn. Verder gaan we Crane, Cummings, Stevens, Ransom en nog zo’n paar mensen doen. Er is in Yale niemand die zo goed over poëzie kan praten als Howard Nemerov, die we volgende week in New York zullen ontmoeten.
Robert Penn Warren geeft les in ‘creative writing’ en ik ben nog steeds van plan om hem te vragen of ik een paar keer kan komen luisteren. Men zegt dat hij niet van toehoorders houdt en dat kan ik me levendig voorstellen, maar ik wil toch wel eens weten wat voor huiswerk dit soort studenten op krijgt.
Studenten praten hier inderdaad veel vrijer dan bij ons, en bovendien vind ik het opvallend hoe netjes de meesten hun vragen onder woorden brengen. Hetzelf-
de viel ons op in een school die wij hebben bezocht, een Junior High School in Branford: het was een soort ouderdag waarbij ook een aantal buitenlandse Yalestudenten uitgenodigd was.
De boekwinkel in New Haven, de Yale Coop, heeft de naam een van de beste in Amerika te zijn, en ik kan me best voorstellen dat hij deze faam verdient. Ze hebben daar vrijwel alles wat er op het ogenblik te krijgen is. Doordat de meeste boeken die ik hebben wil in paperback zijn uitgekomen is mijn toelage van $ 300, – voldoende voor een kleine bibliotheek. De nieuwste paperback is een uitgave van Pound’s brieven, die zeer de moeite waard zijn.
Er zijn hier voortreffelijke lezingen te beluisteren. Isaiah Berlin heeft er pas drie gehouden over The Birth of Individualism in Western Thought. Ze waren indrukwekkend: glashelder, hij hield ze in een enorm tempo en maakte alleen een enkele keer van zijn aantekeningen gebruik om een citaat voor te lezen. Het is een fabuleus intelligente man, wat de dag volgend op die van de laatste lezing misschien nog meer bleek, toen hij vragen beantwoordde en kritiek op zijn theorieën vroeg. (Hij praatte bij die gelegenheid Wellek, die hier ook prof. is, in een paar minuten zonder moeite vast.)
Ik hoop dat de zaken in Amsterdam zich gunstig ontwikkelen en zou graag bij gelegenheid eens wat horen. We hebben in New York veel oude jazz gehoord. Ik zal Andries2 er wel eens over schrijven.
Hartelijke groet, ook van Elizabeth, ook aan je vrouw en de stamgasten van het seminarie,
Henk
- 1
- Prof.dr. C. Zwart, Henks baas op het Engels Seminarium (Universiteit van Amsterdam).
- 2
- Prof.dr. Andries Vos, hoogleraar Engelse taalkunde, ook een verwoed jazzliefhebber. ‘Hij had een fabelachtig geheugen en won eens een heel moeilijke Belgische klassiekemuziekquiz. Nachtbraker, als je hem uitnodigde had je hem tot 3 uur ’s morgens en dan moest Henk hem naar huis rijden (bij het Vondelpark) en dan in de auto luisteren naar de hele Ollie B. Bommel-aflevering’ (informatie Molly Meijer).