Over dit hoofdstuk/artikel

Gretha Donker

over J.C. Bloem


+
Gretha Donker (1943) studeerde Nederlands recht en Nederlandse taal- en letterkunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Momenteel is zij als historisch onderzoeker werkzaam bij het ministerie van Justitie in Den Haag.
1
A.L. Sötemann, Een dichter en zijn wereld. Over J.C. Bloem (Utrecht 1994), p. 38. Sötemann meent dat dit antwoord typerend was voor de houding van de promovendus tegenover zijn vak.
2
Zie voor een uitgebreid verslag van Bloems juridische carrière mijn artikel ‘Geheime Bloem-stukken’, in: Pro Memorie 3, nr. 2 (Uitgeverij Verloren, 2001), p. 267-312. Voor de beschrijving van Bloems loopbaan zijn door mij nieuwe bronnen aangeboord. Het betreft stukken die zich in geheime archieven van het ministerie van Justitie en in gerechtelijke archieven bevinden. Het was niet altijd even eenvoudig deze op te sporen, maar eenmaal ontdekt gaven ze een schat aan informatie prijs.
3
A.P. Dekker publiceerde als eerste over dit proces. Zie zijn artikel ‘Een lastig parket’, in: De Parelduiker 1 (1996), nr. 3, p. 67-72. Nieuw verworven informatie werpt echter een ander licht op deze zaak, zoals ik in mijn bijdrage in Pro Memorie (zie noot 2) heb laten zien.
4
De brieven van J.C Bloem aan Aart van der Leeuw (uitgeg., ingel. en van aant. voorz. door A. Kets-Vree, Den Haag 1979), p. 171.
5
Donker, ‘Geheime Bloem-stukken’, p. 269.
6
Deze keuzemogelijkheid in de juridische faculteit bestond tussen 1840 en 1877 en in de jaren 1895-1921. Zie de academisch statuten van 27 april 1877 (S. 87) en van 26 april 1895 (S. 77), en T.J. Veen, ‘Inleiding’, in: Zestig juristen. Bijdragen tot een beeld van de geschiedenis der Nederlandse rechtswetenschap (onder red. van T.J. Veen en P.C. Kop, Zwolle 1987), p. 8.
7
De meestertitel, die sinds mensenheugenis door Nederlandse doctores in de rechtswetenschap als variant gebruikt werd, zou zo eindelijk een wettelijke grondslag krijgen (Veen, Zestig juristen, p. 8).
8
D. van Embden in: Handelingen der Staren-Generaal 1919-1920, Eerste Kamer, p. 555 (zitting 27 februari 1920). Voorzover niet anders wordt aangegeven, geldt voor citaten en informatie in het vervolg van deze paragraaf eveneens deze bronvermelding.
9
J. Huizinga, Verzamelde werken, dl. viii (Haarlem 1951), p. 421, en WNT (digitale versie), s.v. noga.
10
Academisch statuut van 15 juni 1921 (S. 800); Veen, Zestig juristen, p. 8.
11
De briefwisseling tussen P.N. van Ecyk en A. Verwey, dl. i (bezorgd door H.A. Wage, Den Haag 1988), nr. 17 (19 mei 1908).
12
Zie H.A. Wage, Dagend dichterschap. Een onderzoek naar de ontwikkeling van de dichter P.N. van Eyck tot en met de Italiaanse periode (proefschrift, Leiden 1967), p. 237.
13
Privaatrecht regelt de rechtsverhoudingen tussen burgers onderling, zoals naamgeving van kinderen, huwelijk en echtscheiding, eigendom, recht van overpad, koop, huur, aansprakelijkheid, erfenis en faillissement.
14
De briefwisseling tussen P.N. van Ecyk en A. Verwey, dl. i, nr. 170 (10 januari 1914), nr. 183 (16 februari 1914) en nr. 193 (25 maart 1914); De briefwisseling tussen F.C. Gerretson en P.N. van Eyck (verzorgd door P. van Hees en G. Puchinger, Baarn 1984), nr. 20 (3 maart 1914).
15
Academisch statuut van 26 april 1895 (S. 77), artikel 1 sub 2e a.
16
De briefwisseling tussen P.N. van Ecyk en A. Verwey, dl. i, nr. 195 (12 april 1914).
17
Of Bloem de plechtigheid ook bijwoonde, is mij niet bekend.
18
De briefwisseling tussen F.C. Gerretson en P.N. van Eyck, nr. 23 en 23A (22 april 1914).
19
Idem, nr. 23 (22 april 1914).
20
Wage, Dagend dichterschap, p. 278.
21
C. Eggink, Leven met J.C Bloem (Amsterdam 1977), p. 23.
22
E. Sanders in: nrc Handelsblad, 22 juli 2002.
23
De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en A. Verwey, dl. ii, nr. 227, 243-245, 268 en 277. Van Eyck woonde weer in Den Haag, als ambteloos burger. Zijn Romeinse avontuur was van korte duur geweest wegens een conflict over het honotarium.
24
J.C. Bloem, Brieven aan P.N. van Eyck (uitgeg., ingel. en van aant. voorz. door G.J. Dorleijn, A.L. Sötemann en H.T.M, van Vliet, Den Haag 1980, dl. i), p. 86.
25
Album promotorum, Utrecht 1815-1936 (Leiden 1963), p. 218-221.
26
Bloem, Brieven aan P.N. van Eyck, p. 211.