Over dit hoofdstuk/artikel

Ileen Montijn

over Frank Gericke


+
Ileen Montijn (1952) is historica en publiciste. Naast haar (dit jaar beëindigde) column in NRC Handelsblad schreef zij onder meer Leven op stand 1850-1940 (1998), De smaak van liefde (2000) en Naar buiten! Het verlangen naar landelijkheid in de negentiende en twintigste eeuw (2002).
1
‘Grootouderpaar’, uit: Ileen Montijn, De smaak van liefde (Amsterdam 2000), p. 174-177.
2
Gepubliceerd in Wending. Maandblad voor evangelie en cultuur, jrg. 8, nr. 7 (sept. 1953), z.p.
3
Volgens Clara Eggink kreeg de dichter voor zijn zeventigste verjaardag van zijn vrienden een reis naar Italië aangeboden (C. Eggink, Leven met J.C Bloem, Amsterdam 1976, p. 160-161).
4
Uit: Presentjes’ [vijftig epigrammen] van Frank Gericke, in: Ons Tijdschrift, jrg. 19, afl. 6 (juni 1914), p. 641-646.
5
‘De tuinman’, ‘Het renteniertje’ en ‘Bakliedje’ in: Gerrit Komrij, De Nederlandse poezie van de 19de en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten (Amsterdam 1979), p. 523-525.
6
Gerrit Komrij, e-mail aan de schrijfster, 26 juni 2003.
7
Ons Tijdschrift, jrg. 13 (1908), p. 27-33. (Jehu is een figuur uit het Oude Testament, die geroepen wordt om koning te worden over Israël. Zie 2 Kon. 9:1-15 en 30-37.)
8
‘Curriculum vitae van Derk Hoek (Frank Gericke) geschreven voor een fotoalbum Hoek-van Oosterzee’ (ong., z.j. [1967]).
9
Geerten Gossaert, Essays (Helmond z.j. [1947 en 1953]). Zie ook het ‘Levensbericht F.C. Gerretson’ door Frank Gericke, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1959-’60.
10
Van Eyck zinspeelt daar jaren later op in een briefkaart: ‘Een hoek? Een hoek maar uit zóóveel? Slechts één? Neen, méér begeer ik. In ’t leven Hoek dan, recht en slecht. Maar in de dichtkunst… Geere ik.
Amicissime, word niet woedend zoals Goethe op Herder toen deze hem de brieven van Cicero gevraagd had met deze verzen: Der von Gullern da stammt, von Gothen oder vom Kote, Goethe, sende sie mir…(etc)’. Briefkaart P.N. van Eyck aan Hoek, 4 november 1923, in Letterkundig Museum.
11
‘Meiliedje’, ‘Veldmuis’ en ‘De Dageraad’, in: De Tijdspiegel, 70ste jrg. (1913, derde deel), p. 240-243.
12
‘Boutens en Van de Woestijne als overgangsdichters’, in: Ons Tijdschrift (1913), p. 855-872.
13
Brief dd 4 maart 1976, lm. De ontmoeting met Verwey vond mogelijk plaats bij de inauguratie van P.N. van Eyck als diens opvolger als hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde in Leiden in 1935.
14
De Gids 12 (1914), p. 1-8. Zeven van de gedichten zijn later in Gerickes bundel opgenomen.
15
De Gids 9 (1923), p. 397-404. Twee van de vier gedichten zijn in Conservatieve gedichten opgenomen: ‘De slendang’ en ‘De jonge sultan’, in 1923 ‘Om éénen blik’ geheten.
16
Zie de Briefwisseling Gerretson – Van Eyck, verzorgd en toegelicht door P. van Hees en G. Puchinger (Baarn 1984).
17
Veel eerder, in 1913, had hij ook al eens via Gerretson Van Eycks mening gevraagd over een gedicht, ‘Samson en Dalila’, dat hij wilde inzenden naar Verweys De Beweging. Van Eyck had in een vertrouwelijke brief aan Gerretson sceptisch commentaar gegeven: ‘De heele geest en behandeling is mij niet sympathiek.’ Zie de Briefwisseling Gerretson – Van Eyck, p. 31-32. Dit is vermoedelijk het gedicht dat Verwey in hetzelfde jaar afwees.
18
Dit is een bewerking van het bijbelverhaal 2 Samuel 13-19: Amnon, koning Davids zoon, verkracht zijn zuster Tamar en wordt vervolgens gedood door hun jongere broer Absalom.
19
De meeste zijn bewaard in het ongeïnventariseerde deel van Gerickes nalatenschap in het Letterkundig Museum.
20
Dit doet denken aan Hoeks niet gehouden tafelrede ter gelegenheid van Gerretsons zeventigste verjaardag, waarin hij sprak over het feit dat Gerretson altijd conflicten had omdat hij ‘nooit het leven lust zoals het is’; hij eindigt met de paradox dat Gerretson een revolutionaire conservatief is, die strijdt tegen conservatieve revolutionairen.
21
Over deze bespreking schreef Gerretson op 8 mei 1928 aan Hoek dat ‘Ritters recensie voortreffelijk’ is: ‘Wat een intelligentie wordt er in zo’n courant weggegooid. Ik belde hem erover op.’
22
Conservatieve gedichten, p. 2-3.
23
Ze zijn bewaard, samen met de afwijzingsbrief van redacteur Jaap Romijn dd 12 maart 1950, in het lm.
24
In een brief aan Gerretson schrijft hij in september 1913: ‘Ik maakte van’t zomer een verrukkelijken voettocht met Eekman, den schilder. We spraken onderweg enkel over het landschap of – over Socialisme. Dit alleen als de weg eens wat droog werd. Dan praatten we zoo heftig dat we, in versnelden draf en voor we’t wisten, mijlen hadden afgelegd!’
25
Mededeling Tom Eekman (Laren), een neef van de schilder.
26
In Elsevier’s Geillustreerd Maandschrift (juli 1934), p. 368-378.
27
Het ging om de correspondentie van Willem Bentinck met Lodewijk van Brunswijk Wolffenbüttel (de dikke hertog). Ook voor Geyl en Cantillon had Tinie Harmsen archiefonderzoek gedaan, en volgens familieleden was zij in Londen ‘zo goed als verloofd’ met Gerretson, toen die onverwachts met Toetie van Daalen trouwde.
28
C.E. Gerretson-Harmsen bleef tot haar dood in 1973 op de Koekenberg wonen.
29
Uitvoerige correspondentie in Doos 837, archief-Hoek, lm.
30
De andere uitgave is W.A.-man van M. Swartreger (ps. van Theun de Vries), met als uitgever De Doezende Dar. Zie: R. Roegholt, De geschiedenis van De Bezige Bij 1942-1972 (Amsterdam 1972).
31
‘Er zijn twee niet zo algemeen bekende dichters, die bizonder aantrekkelijke verzen hebben gemaakt, nl. Frank Gericke (Dr. D. Hoek) die mals en zuidelijk een “Tuinman”, J.D. Lodeesen, de Amsterdamse makelaar, die reeel en overdrachtelijk een “Kuiper” bezong’ (De Groene Amsterdammer, 5 maart 1949, p. 8.)
32
Door Komrij destijds opgenomen in zijn bloemlezing, zie noot 5.
33
Het belangrijkste was Dr. D. Hoek, Haags leven bij de inzet van de gouden eeuw Rondom mr. Jacob van Dijck (1564-1631) (Van Gorcum’s historische bibliotheek nr. 76, Assen 1966)
34
Dr D. Hoek, Casanova in Holland Magie baart er hem goud. Met een voorwoord van Mr. H. Hardenberg (Europese Bibliotheek Zaltbommel 1977) (post.)