Over dit hoofdstuk/artikel

Wieneke ’t Hoen

over Willem Elsschot


+
Wieneke ’t Hoen (1967) is werkzaam bij het Constantijn Huygens Instituut. Zij werkt aan een kritische leeseditie van Elsschots Volledig Werk.
1
Elsschot droeg De verlossing in Groot Nederland (1916) aan hem op.
2
De Mont aan A. de Ridder, december 1913. Brieven. Amsterdam, 1993. Ed. V. van de Reijt, L. Paris, p. 46.
3
Het gedicht ‘Aan mijn moeder’ (Ik heb gedroomd, o moeder) werd pas in het Verzameld Werk uit 1957 voor het eerst opgenomen. Jan C. Villerius merkte hierover op: ‘Velen zullen hebben vermoed dat dit jeugdvers van Laarmans een jeugdvers van Elsschot was, een vermoeden dat werd versterkt toen bleek dat Elsschot zich et niet tegen verzette, wanneer men hem vereenzelvigde met de in bijna al zijn novellen optredende Laarmansfiguur. […] Het Verzameld Werk heeft echter het vermoeden bewaarheid: op p.727 staat het gedicht nu afgedrukt onder de titel “Aan mijn moeder”; zodat de verzameluitgave tweemaal eenzelfde gedicht behelst, overigens met kleine onderlinge verschillen.’ Jan C. Villerius. ‘Een kanttekening bij Willem Elsschots Verzameld Werk.’ In: De Nieuwe Taalgids 52.4 (1959), p. 217-222.
4
Delen aan Van Nijlen, 7 september 1932, amvc.
5
Delen aan Greshoff, 17 oktober 1932, nlmd. Jan Greshoff nam ‘De bedelaar’ op in zijn poëtisch stalenboek Kent uw dichters! Honderd gedichten van honderd dichters. Amsterdam [z.j]. Zijn inleiding is gedateerd september 1932, dus nog voor dat het gedicht aan Forum verstuurd werd.
6
Het werd voor het eerst gepubliceerd in Zwijgen kan met verbeterd worden. Amsterdam/Borsbeek, 1979. Ed. A. Kets-Vree.
7
Delen aan Greshoff, 15 november 1932, nlmd.
8
Greshoff aan Forum, 18 november 1932, nlmd.
9
Ter Braak aan Du Perron, 20 november 1932. Briefwisseling. Amsterdam, 1962. deel 1, p. 356.
10
Simon Vestdijk. ‘De wortelstok der Forumpoëzie’. In: Groot Nederland 35.7 (juli 1937), p. 32-39.
11
Greshoff heeft in 1923 geprobeerd Lijmen bij Stols te laten verschijnen, maar dat liep op niets uit. Delen had hiertoe bemiddeld maar kreeg een vat op Elsschot omdat ‘die man […] zoo slordig [is], dat er een bepaald antwoord van hem te krijgen is’. Beste Sander, do it now! Briefwisseling Greshoff/Stols. Den Haag, 1990. Ed. S. van Faassen, S. Chen. Deel 1, p. 498 en 500.
12
Van Krimpen aan Greshoff, ongedateerd, nlmd.
13
Van Nijlen aan Van Krimpen, 30 juli 1933, nlmd.
14
Van Krim en aan Van Nijlen, 21 november 1933, nlmd.
15
Van Nijlen aan Van Krimpen, 28 november 1933, nlmd.
16
De Sikkel aan Elsschot, 9 oktober 1933. Brieven. Amsterdam, 1993. Ed. V. van de Reijt, L. Paris, p. 130.
7
Van Krimpen aan Greshoff, 10 januari 1934, nlmd.
18
Elsschot doelt hier op de regel ‘hij zag de grootsche zonde in duivelsplicht verkeeren’. Bij het zetten van het gedicht voor Forum was de fout grootsche/grootste ook ingeslopen, maar Elsschot had hem in de proeven nog kunnen corrigeren.
19
Elsschot aan Greshoff, 12 januari 1934. Brieven. Amsterdam, 1993. Ed. V. van de Reijt, L. Paris, p. 146.
20
Van Krimpen aan Greshoff, 30 januari 1934, nlmd. Meestal was de oplage van Enschedé-uitgaven zo’n 150 exemplaren.
21
Ter vergelijking: de eerste druk van Kaas (1933) met illustraties kostte f 1,75 en gebonden f 2,50.
22
Elsschot aan Greshoff, 7 maart 1934. Brieven. Amsterdam, 1993. Ed. V. van de Reijt, L. Paris, p. 172.
23
Van Krimpen aan Greshoff, 26 maart 1934, nlmd.
24
In Den Gulden Winckel 34 (januari-februari 1935), p. 6-7.
25
Elsschot aan anonymus, 1 april 1942. Brieven. Amsterdam, 1993. Ed. V. van de Reijt, L. Paris, p. 439.